Direct naar artikelinhoud

Hoe veilig is die 100.000 euro nu?

Het politieke debat mag niet alleen voor de bühne gespeeld worden

Er is een storm in dit land opgestoken over Europees commissaris Olli Rehns voorstel om grote spaarders mee te laten betalen indien een bank ten onder gaat. De discussie over de depositogarantie legt vooral bloot dat velen de realiteit niet kennen.

Waarover gaat het? Een depositogarantiestelsel beschermt tot op zekere hoogte het spaargeld van de rekeninghouders op het ogenblik dat een financiële instelling de rekening niet kan nakomen. Een van de hoofdredenen van een dergelijke bescherming is dat deposanten weinig geneigd zijn om na te gaan wat de bank met hun spaarcenten doet. Economen spreken van asymmetrische informatie omdat spaarders meestal niet kunnen beoordelen hoe risicovol het beleid van de bankbeheerders is. Feitelijk wordt er dus van uitgegaan dat het een groep is die kwetsbaar is en wordt de controle overgedragen naar de toezichthouder van de financiële sector.

Bovendien wil men verhinderen dat overhaast gedrag van weinig of slecht geïnformeerde deposanten verkeerdelijk tot een massale opvraging leidt en zo indirect het faillissement veroorzaakt van gezonde instellingen. Een belangrijk tegenargument is dat een dergelijke verzekering ertoe leidt dat men minder belang hecht aan de gezondheid van de bank en alleen voor de hoogste rentetarieven gaat. Ook bankiers blijken historisch gezien meer risicovolle investeringen aan te gaan als ze weten dat noch zij, noch de klanten de eventuele verliezen moeten dragen.

Evenwichtsoefening

De oplossing om een depositogarantie van 100.000 euro te handhaven is dus een evenwichtsoefening tussen bovenstaande elementen. Het moet gezegd dat het nooit de bedoeling kan zijn dat klanten in slaap gewiegd worden over de verantwoordelijkheid die hun bank draagt om zorgzaam met hun centen om te springen.

De individuele klant heeft dan misschien geen invloed op het beheer van de bank, hij kan wel van bank veranderen indien de waarden van de bank hem tegen de borst stuiten. Het gaat uiteindelijk om zoveel mogelijk checks-and-balances te introduceren in een systeem dat in het verleden regelmatig grote ontsporingen heeft gekend.

Er moeten steeds voldoende belanghebbenden overblijven die er baat bij hebben om de risicoposities van de bank te beoordelen. In eerste instantie moeten de aandeelhouders van de banken deze rol vervullen maar die bleken in het verleden in slaap gewiegd te zijn door goedgelovige praatjes over 'goedehuisvadersaandelen'. Bruno Tobback heeft alvast de merite dat zijn partij nog steeds voor een structuurwijziging van het bankstelsel ijvert waar spaar- en investeringsbanken opgesplitst worden.

Als politici vandaag uit de lucht komen vallen alsof ze niet allang wisten dat een garantie tot 100.000 euro evident ook betekent dat erboven geen staatswaarborg geldt, dan komt bovendien een andere vraag boven. Hoe komt het dat bij de toezichthouders die onder hun ogen heel het Belgisch banksysteem zagen imploderen met notoire gevallen als Dexia en Fortis, geen verantwoordelijkheden gesteld werden? Wat is de garantie dat ze volgende keer beter bij de les zullen blijven als uit een dergelijk fiasco besloten wordt dat niemand verantwoordelijk is?

Een belangrijk element is dat het garantie- stelsel zijn geloofwaardigheid behoudt. Dit impliceert dat de depositohouders ervan overtuigd te zijn dat het stelsel na een bankfaillissement ook effectief in staat is om uit te betalen. Uiteindelijk kan een overheid ook niet straffeloos virtuele beloftes blijven maken waarvan iedereen weet dat ze nooit gehonoreerd kunnen worden.

Dit werpt wellicht ook een ander licht over de discussie over de schuldgraad van vele Europese staten. Overigens blijken ook heel weinig beleidsmakers op de hoogte dat de Belgische depositobescherming ondernemingen uitsluit met meer dan 100 werknemers (en zelfs vanaf 50 indien andere voorwaarden voldaan zijn).

Virtuele belofte

Uiteraard kan men in België altijd het debat op gang trekken om de depositogarantie te verhogen tot bijvoorbeeld 200.000 euro. De vraag stelt zich wel in hoeverre dit in lijn ligt met de andere ambitie om naar een Europese Bankenunie te gaan met een geharmoniseerd stelsel. Er zijn immers genoeg landen in de eurozone waar een dergelijke belofte enkel virtueel zal zijn. Als de boodschap aan de spaarder is dat hij geen enkele aandacht moet geven aan de kwaliteit van zijn instelling, dan moet men ook niet verrast zijn dat hij finaal bij een IJslandse cowboybank terechtkomt.

Hopelijk is het wel zo dat in het politiek debat niet alleen voor de bühne gespeeld wordt om zich sympathiek in de aandacht te brengen en om achteraf de zwartepiet aan Europa door te schuiven omdat daar misschien een beslissing genomen wordt met meer realiteitszin.

De essentie blijft dat banken solide genoeg gemaakt moeten worden zodat we niet voor de keuze geplaatst worden tussen de pest en de cholera en te moeten kiezen om het vergokte geld te laten ophoesten door spaarders dan wel belastingbetalers. Daarvoor moet echter een strijd gevoerd worden tegen de aan de gang zijnde normvervaging in financiële aangelegenheden.