Direct naar artikelinhoud

‘Er is een goldrush op landbouwgrond in Afrika bezig’

Olivier De Schutter strijdt op vele fronten: hij vecht voor meer politieke inspraak van kleine boeren, voor kleinschaligere landbouw en meer vrouwenrechten. Maar aan het begin van zijn tweede termijn voor de Verenigde Naties toont hij zich vooral ongerust. ‘China, Zuid-Korea, landen uit de Golfregio, en India kopen grote stukken landbouwgrond in Afrika om hun eigen voedselzekerheid te verzekeren.’

Net op tijd, in kostuum, en licht in het zweet gefietst begroet Olivier De Schutter me aan zijn huis in hartje Elsene. In onberispelijk Nederlands verontschuldigt de Franstalige voedselexpert zich voor de rommel in huis, rolt de placemats van het ontbijt op en veegt de kruimels van tafel. Gisteren had hij nog een tête-à-tête met de Franse minister van Landbouw, vandaag vullen wij het gaatje over de middag net voor zijn lezing in de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers. Het moge duidelijk zijn: de speciale rapporteur over het recht op voedsel van de Verenigde Naties is een man van de wereld.

Verontwaardiging blijkt de grote drijfveer van Olivier De Schutter. Als telg uit een diplomatengezin zag hij grote stukken van Afrika en Zuid-Azië en woonde hij in India en Rwanda. “Ik heb de flagrante ongelijkheid in de wereld altijd een schande gevonden. Lijden er vandaag een miljard mensen wereldwijd honger, dan is dat het gevolg van politieke onwil. Onaanvaardbaar. Daartegen lever ik strijd.” 47 regeringen in de schoot van de Raad voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties mandateerden Olivier De Schutter in 2008 een eerste keer als rapporteur voor het recht op voedsel. De Schutter is professor internationale mensenrechten aan de universiteit van Louvain-la-Neuve. Na een eerste termijn van drie jaar begint hij deze maand aan zijn tweede en laatste driejaarse. Het moment om terug te blikken en vooruit te kijken.

Amper middelen

Blijven we inzetten op klassieke landbouw, dan stevenen we af op een doemscenario van wereldwijde conflicten rond land en water. Olivier De Schutter: “We zien de voorbije jaren een goldrush op landbouwgrond, vooral in Afrika. Daar zijn vele kleine landbouwers niet de eigenaar van de landbouwgrond die ze verbouwen. De staat kan hen verdrijven zonder enige compensatie. Men laat dergelijke praktijken van land grabbing gewoon betijen, terwijl het officiële discours er een is van steun aan de kleine boer. De Wereldbank berekende dat er alleen al tussen oktober 2008 en augustus 2009 56 miljoen hectaren, twee keer de oppervlakte van Italië, is ‘onderhandeld’. Vooral China, Zuid-Korea, landen uit de Golfregio, en India kopen die gigantische stukken landbouwgrond om hun voedselzekerheid te vrijwaren. Bijkomend probleem is dat veel van die ontwikkelingslanden amper middelen hebben om zelf in wegen en irrigatie te investeren. Als de Saoedi’s en de Chinezen dat wél doen, komt hen dat goed uit. Net daarom is het heel moeilijk hen te overtuigen de zaken anders aan te pakken.”

Hoe gaat Olivier De Schutter tewerk? “Ik kom in westerse landen en ontwikkelingslanden en breng verslag uit aan de Verenigde Naties. Ik fungeer als doorgeefluik tussen niet-gouvernementele organisaties, wetenschappers en regeringen. Ngo’s en wetenschappers klagen vaak dat regeringen hun werk niet genoeg kennen. Ik probeer regeringen op hun verantwoordelijkheid te wijzen. Het is trouwens makkelijker om de zaak van ontwikkelingslanden te bepleiten als je niet uit een ontwikkelingsland komt. Ik pleit immers niet voor eigen winkel.” De Schutter pleit voor een compleet andere kijk op landbouw. “We hebben te lang te veel geïnvesteerd in industriële landbouw, vooral gericht op uitvoer. Die heeft zijn waarde, maar daarmee los je het enorme probleem van plattelandsarmoede niet op. 75 procent van de mensen wereldwijd die minder dan 1 dollar per dag verdienen, leven op het platteland. Ze hebben geen geld om voedsel te kopen. Ondersteun je die kleinschalige boer, dan krik je zijn inkomen op. Daardoor verhoog je de koopkracht en gaat de lokale economie er in zijn geheel op vooruit. Landbouw op kleine percelen is zelfs zeer efficiënt, produceert meer per hectare. Bovendien is die milieuvriendelijker dan klassieke landbouw op basis van fossiele brandstoffen zoals olie en gas.”

Toch blijft die klassieke landbouw overheersen. “Eén grote Angst, met hoofdletter A, domineert: dat we niet meer genoeg voedsel hebben in de toekomst. Tegen 2030 zouden we 50 procent meer voedsel moeten produceren. De enige oplossing lijkt nog meer te investeren in grote industriële plantages. Een vergissing. Kleine landbouwers kunnen de wereld voeden. Verenig ze in coöperatieven en geef hen mee inspraak in het landbouwbeleid van hun land. Geef ze het beste technisch advies, geef ze de middelen om hun voedsel beter te stockeren. Vandaag gaat 40 procent van de oogst in ontwikkelingslanden verloren door ontoereikende stockage.” Meer politieke inspraak voor de kleine boer, de doorsnee elite in een ontwikkelingsland hoort De Schutter het niet graag zeggen. “Regeringen beseffen inderdaad dat hun beslissingsmonopolie afbrokkelt eens de boer zich verenigt. Maar ik beschouw het als een van mijn belangrijkste strijdpunten.”

De Schutter blikt fier terug op een aantal wapenfeiten uit zijn eerste termijn. “Ik beschouw het een groot diplomatiek succes dat we ngo’s, regeringen en instellingen als de Wereldbank en de Wereldhandelsorganisatie, met toch uiteenlopende belangen, zover kregen de strijd tegen de honger beter te coördineren. Ten tweede, in heel wat landen zijn er nu wetten over het recht op voedsel. De idee dat het veeleer een kwestie van transparant overleg is tussen de regering en het middenveld en niet zozeer van meer productie, heeft terrein gewonnen in landen als Nicaragua, Mali, Guatemala en Brazilië. De Braziliaanse strategie fome zero (geen honger) bijvoorbeeld, onderhandeld door ngo’s en de regering, bewijst dat een regering die van de strijd tegen honger een prioriteit maakt, resultaten boekt. De Braziliaanse regering heeft een pak sociale programma’s, zoals voedsel op scholen, geldtransfers naar de vrouwen in de allerarmste gezinnen omdat zij dat beter besteden, ondersteuning van kleinschalige landbouwers, enzovoort.”

Toch koestert de politieke elite in heel wat ontwikkelingslanden vooroordelen tegenover kleinschalige landbouw. De Schutter: “In hun ogen is de kleine boer ongeletterd en economisch irrelevant. Van oudsher is die nauwelijks betrokken in het politieke beslissingsproces. Grote plantages wel: ze brengen buitenlands geld binnen via de export en genereren belastingen omdat ze winstgevend zijn.”

De Schutter wijst nog op een belangrijke mentaliteitsverandering. “Lange tijd dachten beleidsmakers: hoe kunnen we meer produceren om aan de stijgende voedselvraag te voldoen? In het internationale discours is er nu ook oog voor de machtsverhoudingen in de productieketen. Hoe rijm je bijvoorbeeld dat producenten niet krijgen waar ze recht op hebben, terwijl de voedselprijzen te hoog oplopen voor de armen?” Olivier De Schutter is er allerminst gerust in. “We moeten dringend naar kortere voedselketens, naar een kleinere afstand tussen producent en consument. Maar wat stel ik vast? De ketens verlengen. Het frustreert me hoe traag we richting duurzame landbouw evolueren, losgekoppeld van fossiele brandstoffen. Terwijl gas, belangrijk in de productie van kunstmest, steeds duurder wordt en we afstevenen op een tekort aan olie. De helft van de olieproducerende landen heeft haar piek bereikt. Ik stel me de vraag: welk land heeft zich al voorbereid op een exit uit olie? Mijn zoon is dertien jaar, in die dertien jaar van zijn leven hebben we 25 procent van de olievoorraden opgesoupeerd. Denk ook aan fosfaat, cruciaal voor de productie van kunstmeststoffen. De komende tien jaar zal daar zwaar om gestreden worden. In China, Marokko en Canada vind je fosfaat, maar dat is het. Ik vrees een wedloop op zo’n grondstoffen.”

Vrouwen

Hoewel Olivier De Schutter al op velerlei fronten strijdt, voegt hij nog een aantal punten toe aan de agenda voor zijn tweede termijn. “De impact van vet-, zout- en suikerrijk voedsel op hart- en vaatziekten, diabetes en kankers in westerse landen en opkomende economieën, zoals India, China of Mexico. Hoe kunnen we dat reguleren, hoe kunnen we de agro-industrie haar verantwoordelijkheid laten opnemen? Een ander gevecht: meer rechten voor vrouwen in ontwikkelingslanden. Op niveau van de familie en het dorp hangt voedselonzekerheid vaak samen met gebrekkige vrouwenrechten. Als een arme familie amper voedsel heeft, eet de man eerst en dan pas de vrouw. Vrouwen trouwen erg jong in arme families en krijgen veel kinderen. Cruciaal in de strijd voor meer voedselzekerheid is dat vrouwen huwelijken op jonge leeftijd kunnen weigeren en zich beter kunnen ontwikkelen. Heel wat vrouwen in dat soort landen erven bovendien de grond niet wanneer hun echtgenoot overlijdt. Een laatste zaak waar ik me wil over buigen, is de overbevissing. Meer dan de helft van de stocks wereldwijd zijn overbevist vandaag.”