Direct naar artikelinhoud

'Onze onpartijdigheid is bewezen door bloed van onze vrijwilligers'

De 'leidende hulporganisatie' in Syrië heeft tienduizend vrijwilligers, maar die bereiken nog niet de helft van de mensen die hulp nodig hebben.

Het is een tegenstrijdige boodschap, waarmee Dr. Abdul Rahman Attar de boer op gaat. Enerzijds geeft hij hoog op van de organisatie waarvan hij voorzitter is, de Syrische Rode Halve Maan. Met trots noemt hij het aantal voedselpakketten - 300.000 - dat maandelijks wordt uitgereikt aan burgers, en op de kaart wijst hij aan welke uithoeken van het land worden bereikt. De Rode Halve Maan is de 'leidende hulporganisatie' in het door burgeroorlog getroffen Syrië, zegt hij, met tienduizend vrijwilligers.

80.000 doden

Anderzijds is er wanhoop. De humanitaire toestand in Syrië is dramatisch. Ruim 80.000 doden vielen er tot nu toe. De gewonden zijn niet te tellen. Er zijn 5 miljoen ontheemden. In veel gebieden is de gezondheidszorg ingestort. Attar geeft toe dat de hulp hooguit 20 tot 40 procent bereikt van allen die het nodig hebben.

Onveiligheid is een deel van de verklaring. In de stad Qusair bijvoorbeeld, vorige week op de rebellen veroverd door het leger, heeft de Rode Halve Maan zich nog niet kunnen wagen. "Het leger wil eerst mijnen ruimen", zegt hij.

Een andere factor is de formele status van de Rode Kruis-familie, waarvan Attars organisatie onderdeel is. Het Internatio- nale Rode Kruis (ICRC) en de Syrische Rode Halve Maan (SARC) werken, net als de VN-organisaties, vanuit de hoofdstad Damascus. Alle operaties moeten worden afgestemd met de overheid, al was het maar om de controleposten van het leger te kunnen passeren.

Dat kwam de VN en het Rode Kruis al eerder op kritiek te staan: de internationale hulp zou voornamelijk gaan naar burgers in regeringsgebied.

Attar wijst erop dat het afgelopen half jaar diverse hulpkonvooien van ICRC en SARC de rebellengebieden in het noorden hebben bereikt. Volgens Katrien Coppens, adjunct-directeur van Artsen zonder Grenzen, waren die operaties echter "heel beperkt". Sommigen verwijten de Rode Halve Maan zelfs 'partijdigheid', wat door Attar fel van de hand wordt gewezen. Het is een gevoelig punt. Juist de onpartijdigheid is het kroonjuweel in het zorgvuldig gekoesterde mandaat van de Rode Kruis-familie. "Onze onafhankelijkheid wordt bewezen door het bloed van onze vrijwilligers", zegt de voorzitter. Twintig Syrische medewerkers stierven tot nu toe; de kogels kwamen van beide zijden.

De hulpverleners moeten in de gevechtszones controleposten van beide kampen passeren. Met beide partijen wordt daarom overlegd voor een konvooi op pad kan worden gestuurd. Uit de woorden van Attar valt op te maken dat afspraken maken met de opstandelingen minstens zo moeilijk is als met de regering. "Veel groepen willen de hulpgoederen zelf uitreiken aan de burgers, om een goede indruk te maken. Daar kunnen we niet aan beginnen. Ons mandaat staat het niet toe. Wij moeten de hulp persoonlijk aan burgers overhandigen."

Het werk wordt bemoeilijkt door de veelheid aan rebellengroepen. Attar heeft het over "ongeveer vijftig", een vertegenwoordigster van het ICRC kwam drie weken geleden uit Noord-Syrië terug met de mededeling dat het verzet is versplinterd in "honderden" groepjes, alle met hun eigen territorium.

Geen hoofddoek

Volgens Attar zorgen vooral de radicale groepen, zoals Al Nusra, voor moeilijkheden. De jihadisten hebben geen respect voor de onpartijdigheid van de Rode Halve Maan, zegt hij, en ze hebben zo hun stokpaardjes. "Onder onze vrijwilligers zijn vrouwen die niet op de islamitische manier gekleed gaan. Dat accepteren ze niet."

De SARC-medewerkers op hun beurt mogen geen discussies aangaan over politiek of religie. Het maakt dat tussen de Rode Halve Maan en Al Nusra, de grootste rebellengroep, geen direct contact bestaat. Attar: "Het zou gevolgen hebben voor onze positie in Syrië. Wij werken onder de paraplu van de Syrische regering."

De 73-jarige Attar is, als hoofd van het concern Attar Group, een van de rijkste zakenlieden van Syrië. Hij was 34 jaar bestuurslid van de Kamer van Koophandel in Damascus. Het is op zo'n niveau onbestaanbaar om geen banden te hebben met de machtigsten in het land. Attar wuift het weg. "Onze groep is in 1922 opgericht door mijn vader. Wij waren er eerder dan het systeem." Bovendien, zegt hij, de economie van Syrië ligt plat. "De meeste zakenlieden hebben het land verlaten. Ik ben gebleven om humanitair werk te doen en de meest kwetsbaren te helpen."