Direct naar artikelinhoud

Een wereld in de wolken

Tot vorig jaar was de Brusilia in Brussel de hoogste woontoren van het land. Ooit werd deze manier van wonen geassocieerd met armoede, eenzaamheid en tristesse. Maar daar denken de Brusilianen anders over.

Als klein meisje lag ik in het logeerbed bij mijn opa in Anderlecht. Ik vroeg hem steeds om de gordijnen níét dicht te trekken. Uren kon ik dan turen naar het appartementsblok aan de overkant. Lichten die aan- en uitknipperden, iemand die op het terras een sigaret rookte, gordijnen die dicht gingen, tv-schermen die groen oplichtten, want het was voetbal die avond. Ik fantaseerde over de vele verschillende levens die zich onder datzelfde dak afspeelden. Mijn fascinatie voor de in het algemeen gevreesde, grijze, anonieme, kolossale woontorens was geboren.

Vanavond zit ik op een bank in het grasveld voor de Brusiliatoren in Schaarbeek. De Rode Duivels spelen en als een vuurtoren straalt de wolkenkrabber groen licht uit. Het kind in mij dwaalt nog steeds af naar de verschillende levens in dit immense poppenhuis dat als een monoliet de skyline van Brussel domineert.

Tot voor de bouw van de UP-site langs het kanaal in Brussel was de Brusilia de hoogste woontoren van België. Daarvoor bood de plek plaats aan het Schaarbeekse Sportpaleis, waar in 1966 The Rolling Stones nog op het podium stonden.

Er werden bij de aanvang van de bouw moderne dromen op papier verkocht: grote glaspartijen, vergezichten en terrassen met geraniums, hoogpolig tapijt, centrale verwarming, parlofoons, ingerichte keukens en badkamers met stortbaden. Het moderne gezin kon met de wagen de ondergrondse parkeergarage in en consumeren in de hypermarkt achter het gebouw. Kinderen konden ravotten in het Josaphatpark of gaan zwemmen in het Neptunium.

Plannen om verschillende torens te bouwen zijn nooit verder dan de schetstafel geraakt. Men spreekt nog steeds van Fase I en Fase II. De oliecrisis joeg de constructiekosten de hoogte in en de gewenste stormloop op de appartementen bleef uit. Het werd niet beter toen in 1974, het jaar van de oplevering, de rampenfilm The Towering Inferno verscheen, over een verwoestende brand in een wolkenkrabber.

Veertig jaar lang bleven de betonnen fundamenten voor de tweede fase als een gapend gat een zichtbare getuigenis van die beslissing. In 2012 ten slotte werd een vleugel, in een compleet andere bouwstijl, van amper negen bouwlagen tegen de toren aangeplakt.

De architect

Jacques Cuisinier zou zich omkeren in zijn graf als hij dit zou moeten aanschouwen. Deze modernistische architect was een flamboyante persoonlijkheid die zich het liefst verplaatste met een Ferrrari. Hij is ook de man achter het Muntcentrum op het De Brouckèreplein, de Martinitoren op het Rogierplein, het Crown Plaza hotel, appartementengebouwen én dus ook de Brusiliatoren in Schaarbeek.

In de jaren 60 was Cuisinier een veelgevraagde architect in Brussel. Zijn voorbeelden waren de grondleggers van het modernisme: Le Corbusier, Mies van der Rohe, Walter Gropius. Hij ontwierp appartementencomplexen waar wonen, winkelen en ontspanning elkaar aanvulden. De vormgeving was sober, strak en functioneel.

Tegen het einde van zijn leven ging het bergaf met hem. Zijn opdrachten werden steeds schaarser en hij geraakte in financiële moeilijkheden. In 1985 werd hij beticht van fraude. Zijn bezittingen werden openbaar verkocht en er werd tot zijn grote schrik ontdekt dat zijn kunstverzameling - met doeken van onder meer Monet, Degas en Picasso - uit vervalsingen bestond.

Na zijn veroordeling kreeg Cuisinier hulp van oude kameraad en betonbaron Adolphe Blaton, die voor hem een suite reserveerde in hotel Amigo, een gebouw dat Cuisinier in de jaren 50 nota bene zelf had ontworpen. Hij stierf in het jaar 2000.

Vloek of zegen?

Het heroïsche imago van woontorens is gedurende lange tijd getroffen door stigmatisering. Door hun verleden - in de jaren 60 werden woontorens ingeschakeld om de arbeidersklasse in de steden te voorzien van comfortabele woningen - worden torens nog vaak geassocieerd met sociale woningen voor kansarmen. Bovendien heerst het idee dat men opgesloten zit in een beklijvende ruimte zonder groen. Maar nieuwe torens combineren bewoning, hotels, kantoren, winkels. En platte daken kunnen tot prachtige gemeenschappelijke tuinen getransformeerd worden.

Ingenieur-architect Leo Van Broeck, van het Brusselse bureau Bogdan & Van Broeck, heeft veel gepubliceerd over hoogbouw. Hij beaamt dat die negatieve stempel er nog steeds is: "Toeristen betalen om op een toren te klimmen en te genieten van het uitzicht. Maar zelf in de hoogte wonen is nog vaak een stap te ver. Mensen houden van hoogtes en laagtes in een stad. Kerken waren de poorten naar de hemel. Hoog is niet altijd triestig, het is ook feest. Een woontoren vormt een heerlijke combinatie van interactie wanneer je dat wilt, en privacy als je dat verkiest. Het feit dat delen niet ten koste gaat van het individu, en dat het collectieve en het individuele tegelijk in balans zijn.

"Dit betekent echter dat de architectuur en kwaliteit van zo'n toren van hoogstaand niveau moeten zijn, en daar gaat het vaak mis. Het voornaamste is om de focus van de discussie te verleggen, weg van de hoogte. Stedelijkheid is veel belangrijker, nabijheid. Zorgen dat je de auto niet nodig hebt om naar de crèche, school of winkel te gaan. Zorgen dat je mensen tegenkomt als je 's avonds nog iets gaat drinken. Zondag op je pantoffels ontbijt kunnen gaan halen, dat zijn dingen die je in een verkaveling niet kunt. In verkavelingen gebeurt niets, dat zijn cultuurwoestijnen.

"Het komt erop neer om de woonwensen van de fermettebewoner serieus te nemen, maar ze te realiseren in een verdichte versie op een goed ontsloten plek. Je mag de mensen geen woonkwaliteit afnemen.

"Er moet getoond worden hoeveel plezanter en kindvriendelijker het alternatief kan zijn. Het is gewoon veel leuker voor gezinnen om dichter bij elkaar te wonen, te kunnen delen en terug een beetje natuur te zien. Meer stad, meer dorp, én meer natuur. Op 'den buiten' wonen zou dan echt op den buiten zijn en de mensen in de stad zouden in het weekend dan kunnen zeggen; we gaan nog eens kijken waar de vossen of de wolven leven. Alles is weg nu, alle fauna en flora zijn dood door die verkavelingen."

Zijn woontorens, in een samenleving die tegen hoge snelheid aan het groeien en aan het globaliseren is, dan dé oplossing? Van Broeck: "Ik zie de toekomst niet alleen in hoogbouw, je moet die mengen met laagbouw. Er is niets zo erg als een wijk enkel met torens. Linkeroever is daar een voorbeeld van, dat leeft niet. Brussel kan misschien wat meer naar Barcelona en Rotterdam kijken waar hoog- en laagbouw elkaar afwisselen.

"Je kunt microstedelijkheid ook toepassen op de dorpen in het buitengebied. Nu is een dorp een leeg dorpsplein met een failliete bakker en een bijna failliete beenhouwer, een klein OCMW en links en rechts 5 kilometer verkaveling. Als je dat nu bij elkaar zou brengen tot een ministadje, waar de kerk is veranderd in een restaurant, en er staan wat appartementengebouwen en woontorens rond het dorpsplein met daarrond heel veel rijwoningen met tuin... Zo veel dat het dorp heel compact is geworden. Dan krijg je het silhouet van een soort Mont Saint-Michel in het groen.

"En dat kan - als het genoeg inwoners heeft - een rendabel trein- of busstation krijgen. Iedereen woont dan vlak bij het station. Als je vandaag op het dorpsplein staat en je wilt nog een stuk natuur zien, dan moet je eerst nog 5 kilometer verkavelingen door. Als je al het gruis bij elkaar kunt vegen tot een ministadje, dan begint de natuur op 300 meter van het dorpsplein."

Brusilia-punch

De levens van de om en bij 600 Brusilianen, zoals ze zichzelf noemen, kruisen elkaar vluchtig in de lift. Ze leven er in verschillende snelheden boven, onder en naast elkaar samen.

De statige inkomhal heeft hoge glaspartijen, draaideuren, marmeren wanden en twee liftkokers. Je waant je er in een hotellobby uit de jaren 70. Een baasje met hond op weg naar het park, een oud vrouwtje sloffend met caddie, een tiener met koptelefoon. Een beleefde knik, soms een praatje, als je daar zin in hebt. Bewoners worden opgeslokt en weer uitgespuwd door de lift om dan achter gesloten deur hun eigen leven te leiden.

Twee keer per jaar is de hal het decor van een receptie voor alle bewoners. Met een speciale Brusilia-punch op basis van rum en aardbeisiroop klinken ze bijvoorbeeld op het nieuwe jaar.

Bewoners nemen daarvoor zelf het initiatief, waardoor het isolement stilaan afbrokkelt: yogaworkshops worden georganiseerd, er wordt samen veganistisch gekookt, bewoners nodigen de gemeenschap uit voor een filmavond. Een woontoren wordt zo een verticaal microdorp met zijn eigen bewoners, regels, tradities en geheimen.

De bewoners vormen een diverse groep qua taal en origine, een beetje zoals Brussel zelf. Je hebt een plekje voor jezelf, maar toch ben je nooit alleen. Nieuwe bewoners zijn vooral jonge Nederlandstalige koppels. Ze zien, meer dan de oude generatie, vooral het ecologische voordeel van hoogbouw in.

De bewoners vereenzelvigen zich ook met hun toren, die al eens durft te verschijnen op het geboortekaartje van een nieuwe Brusiliaan. Om gemakkelijker te communiceren met elkaar, is er een gesloten Facebook-groep in het leven geroepen waarop vragen als 'Kent iemand een goeie kuisvrouw?', 'Wie heeft er interesse in een fauteuil' en 'Hadden jullie gisteren ook last van lawaai?' Het is het digitale equivalent van een babbel met de buur over de haag.

Ondanks alle negatieve opmerkingen en vooroordelen over woontorens, zijn de bewoners niet snel van plan om te verhuizen. Integendeel, er zijn maar weinig huizen die kunnen tippen aan hun toren. Niet alleen vanwege het prachtig staaltje modernistische architectuur, het nostalgisch karakter en het spectaculair uitzicht over Brussel. Want hoeveel mensen kunnen zeggen dat ze met een winkelkarretje vanuit de supermarkt tot aan hun koelkast rijden, of op consultatie gaan bij de dokter in hun pyjama?

De inkomhal van de Brusilia lijkt met zijn hoge glaspartijen, marmeren wanden en liftkokers op een hotellobby uit de jaren 70.

Zo'n 600 mensen wonen in de toren, die je kunt omschrijven als een verticaal minidorp.

'Van de oorspronkelijke jarenzeventigdoolhofindeling met hal, nachthal en ontelbare binnendeuren is niets meer overgebleven', zegt Liesbeth. 'We hebben het hele appartement gestript en een hoop muren eruit gesloopt.'

'Als het erg waait, is er een fluittoon te horen door het appartement en dan kan de toren heel licht heen en weer gaan', zegt 9-jarige Louis. 'Maar bang ben ik niet. Enkel wanneer er mist hangt, is het wel wat eng.'

'Nog hoger dan de 19de verdieping hoefde voor ons niet," zegt Martine, 'want we wilden vanuit onze zetel de bomen kunnen zien en het contact met de stad nog wat ervaren.'

Brusilia

* Architect: Jacques Cuisinier

* Verdiepingen: 34 woonverdiepingen, 36 in totaal, plus 3 ondergrondse verdiepingen

* Hoogte: 100 meter

* Bouw: begonnen in 1970, gereed in 1974

* Inwoners: 600

* Tot 2014 de hoogste woontoren van België

* De naam verwijst naar Brasilia, de modernistische Braziliaanse hoofdstad van architect Oscar Niemeyer

* Vroeger stond hier het Sportpaleis van Schaarbeek

'Obama zien opstijgen met Air Force One'

Paul-Alexander Crop en Liesbeth Pieters 32ste verdieping

Ruim een minuut duurt de rit naar de 32ste verdieping. Wanneer je het appartement van Paul-Alexander en Liesbeth binnenstapt, word je meteen naar het raam met het bijhorende imposante uitzicht over Brussel gezogen.

"Het went niet, dit uitzicht", beaamt Paul-Alexander. Langs de drie gevels krijg je een bijna volledig panoramisch uitzicht over de hoofdstad. Je ziet het Josaphatpark, het Jubelpark, de VRT-toren, het uitgestrekte Zoniënwoud in het noordoosten. In het noordwesten heb je zicht op Schaarbeek, de spoorlijn, het Koninklijk Paleis in Laken, de Basiliek van Koekelberg, het Atomium... Op uitzonderlijk heldere dagen kun je zelfs de Sint-Romboutstoren van Mechelen, de Boerentoren in Antwerpen en de kerncentrale van Doel zien.

Paul-Alexander en Liesbeth zijn bijna klaar met de verbouwing van hun tweeslaapkamerappartement. Net op tijd voor de komst van de baby. Hiervoor woonde Paul-Alexander tien jaar lang in een studio op de derde verdieping.

Voor Paul-Alexander, die zijn thesis maakte over de Brusilia, is het een droom om hier te wonen. Het gebouw is ondertussen onder zijn vel gekropen.

Bad met uitzicht

Dit appartement kochten ze twee jaar geleden van een zeeman die het pand flink had laten verkommeren. Liesbeth nam als architecte de verbouwing zelf onder handen en geeft een rondleiding.

"Van de oorspronkelijke, typische jarenzeventigdoolhofindeling met hal, nachthal en ontelbare binnendeuren blijft niets meer over. We hebben het hele appartement gestript, de muren gingen eruit en centraal hebben we een houten eiland gebouwd."

De groene gietvloer, de keuken gemaakt uit donkergroen betonplex en het ruwe betonnen plafond geeft het geheel een sober loftgevoel. Het doorzoneffect creëert een oase van licht en lucht. In de slaapkamer is de sfeer van de seventies nog voelbaar met het vasttapijt dat een stukje de muur op kruipt. Opvallend is het vrijstaand bad aan de achterwand van de keuken met uitzicht op de Noordwijk van Brussel. Dat kan, want op de 32ste verdieping heb je niet meteen last van binnenglurende buren.

Paul-Alexander: "Het Brusilia-gevoel staat voor mij niet los van de buurt hier rond het park. Maar het is ook met een karretje van de Carrefour in de lift staan, feestjes bij de buren. Met de verrekijker de horizon afspeuren en Obama zien opstijgen met de Air Force One. Maar ook: even niemand zien als ik daarvoor kies."

Ze leven er als in een ivoren toren, waar ver onder hen een mierenleger van mensen en auto's in alle hevigheid verder krioelt. En daar is hierboven totaal niets van te merken.

'De eretribune voor onweer, zonsondergang en mist'

Sandra Schreurs, Dominique Poncin, Louis en Marcel 33ste verdieping

"Ik, hoogtevrees? Helemaal niet." Louis (9) is een kind dat letterlijk opgroeit met zijn hoofd in de wolken. Zijn lievelingsplekje in huis is de zetel aan het grote raam waar je hem kunt vinden met een boek of turend naar de overvliegende vliegtuigen. Hij kent de naam van elk model. Hij kan ook het perfecte papieren vliegtuigje maken om het dan vanop het terras op de 33ste verdieping naar beneden te laten vliegen. Wat hij later wil worden, is dan ook een overbodige vraag.

Op oudjaar lopen de jongens met veel "oooh's" en "aaah's" van raam naar raam om maar niets te missen van het vuurwerk.

"Als het erg waait, is er een fluittoon te horen door het appartement en dan kan de toren heel licht heen en weer gaan", zegt Louis. "Maar bang ben ik niet. Enkel wanneer er mist hangt, is het wel wat eng, want dan plakken de wolken tegen de ramen en kunnen we niets meer zien."

Tussen zijn legoblokken staat een telescoop, geen betere plek om naar de hemel te kijken dan vanuit deze observatietoren. "Ik kan enorm genieten van de elementen die hier indrukwekkend aanwezig zijn", vult mama Sandra aan. "Zoals een regenbui die we in de verte al zien aankomen of de zon die op een regenachtige dag door de wolken breekt en haar stralen laat zien. We wonen hier op de eretribune voor onweer, zonsondergangen en mist."

Als gezin biedt wonen in zo'n toren nog meer voordelen, Louis moet geen drukke straat over om naar zijn speelkameraadje te gaan, de babysit hoeft niet naar huis gebracht te worden, kinderen kunnen collectief naar school.

Extra slaapkamer

In de zomer zijn er af en toe wel momenten dat ze een tuin missen. Maar het park voor de deur maakt veel goed. Louis: "Nu ik 9 ben, mag ik er met de buurjongen van het 15de alleen naartoe, om te gaan voetballen of skateboarden."

"Het is vooral de vrijheid en de aanwezigheid van heel veel licht dat deze plek zo aangenaam maakt", vertelt Sandra. "Twee jaar geleden kregen we de kans om via het reeds voorziene tussenstuk naar de tweede toren, ons appartement uit te breiden waardoor de woning van een twee- naar een drieslaapkamerappartement van in totaal 190 vierkante meter is verbouwd. De kinderkamer is groter dan de mijne toen ik jong was. We hebben dan ook nooit overwogen om te verhuizen toen er kinderen kwamen."

In dit appartement is gekozen voor een mix van retro en een Scandinavische stijl. Een witte keuken, houten bamboeparket, Tomado-rekjes tegen de muur, sanseveria's, een oude landkaart, een wand in magneetverf met kindertekeningen en familiefoto's. "De afbraakwerken deden we zelf, met winkelkarren brachten we het puin naar beneden. Enkel de keukentafel, die hebben ze met vier man via de noodtrap 33 verdiepingen naar boven moeten dragen."

'Bioscoopavondjes voor de buren'

Luc Colinet en Martine De Vos 19de verdieping

Martine zit op haar knieën in de woonkamer en bouwt mee aan de blokkentoren van haar kleindochter. "Er is er altijd wel eentje ziek en dan worden de grootouders gebeld", lacht ze.

Luc is een psycholoog op rust, Martine werkt nog halftijds. Dertien jaar geleden kwamen ze aan in de Brusiliatoren. Eerst hebben ze nog wat aarzelend gehuurd op de tiende verdieping, toen hun herenhuis met tuin in Etterbeek te groot geworden was na het vertrek van de kinderen.

"Luc wilde absoluut niet in een 'legbatterij' wonen", vertelt ze. "Maar al snel was hij overtuigd, liet hij zijn vooroordelen tegenover woontorens varen en kochten we dit appartement op het 19de. Nog hoger hoefde niet, want we wilden vanuit onze zetel de bomen kunnen zien en het contact met de stad nog wat ervaren."

Een van hun vier kinderen zit in een rolstoel en daarom gingen ze op zoek naar een woning waar hun zoon makkelijk op bezoek kan komen. "Toen ik op prospectie kwam naar de Brusilia, zag ik een bewoner met een winkelkar de lift in gaan. Toen wist ik: dat gaat ook met een rolstoel lukken."

Ook al heeft het appartement nog de oorspronkelijke indeling, de deuren en gangen zijn breed genoeg voor een rolstoel. Zelf hebben ze geen ingrijpende verbouwingen gedaan. Enkel de keuken en de badkamer kregen een make-over en ook de elektrische leidingen waren aan vervanging toe.

Smurfencollectie

Het interieur bestaat uit een bont allegaartje van houten meubels, spullen en souvenirs die ze door de jaren heen verzamelden en kregen van vrienden en familie.

Door het kleurrijke wandtapijt, bijzettafeltjes uit Vietnam, Afrikaanse beeldjes, een letterbak met een smurfencollectie en oude familiefoto's krijgt dit appartement een zeer persoonlijk karakter en loop je als het ware door het verleden van Luc en Martine.

"Eén keer per maand vormen we onze woonkamer om tot een kleine cinemazaal inclusief projector en groot scherm en nodig ik een tiental bewoners uit voor een bioscoopavond. Gezellig en fijn om zo je buren te leren kennen", zegt Luc die op deze manier zijn filmpassie met de buren kan delen. Daarnaast puilen de kasten uit met een grote collectie strips en cd's.

Een drieslaapkamerappartement voor twee mensen lijkt misschien wat overdreven. Maar wanneer je het poppenhuis, de kinderboeken, de Playmobil, de legoblokken en dergelijke opmerkt, wordt het al snel duidelijk dat hier vaak klein bezoek over de vloer komt.