Direct naar artikelinhoud

Het eigen kleine wereldje van de journalist

In De nieuwe republiek zet Lionel Shriver, schrijfster van onder andere We moeten het even over Kevin hebben, de journalist in zijn hemd.

In het voorwoord legt Shriver uit hoe het komt dat haar in 1998 voltooide boek vijftien jaar lang niet gepubliceerd raakte. Aanvankelijk, schrijft ze, was zij commercieel te weinig succesvol om de interesse van een uitgever te wekken, en toen zij dan toch doorbrak met ander werk, was Amerika beland in het post-9/11-tijdperk en zaten maar weinig lezers te wachten op een satirische, lichtvoetige roman waarin terrorisme een centrale plaats inneemt. Gelukkig is, zoals Shriver het uitdrukt, "het taboe op zijn retour" en kunnen wij eindelijk onbekommerd leesplezier beleven aan dit bijzonder humoristische en soms zelfs hilarische boek, dat niet nalaat scherpe vragen op te werpen omtrent de taak, de macht en het gevaar van de journalistiek.

Het begint ermee dat de 37-jarige Edgar Kellogg zes maanden voordien zijn lucratieve job als bedrijfsjurist heeft opgegeven om journalist te worden. Veel succes in zijn nieuwe loopbaan heeft hij evenwel niet: "Sinds een tijdje verdeelde hij zijn mentale energie evenredig tussen zijn nieuwe roeping (piekeren over geld, wat probleemloos de plaats innam van het daadwerkelijk verdienen) en zijn pogingen om zich niet vol te proppen." Een van de kernfeiten in Edgars bestaan is dat hij vroeger wanstaltig dik is geweest, tot hij tijdens zijn studententijd tientallen kilo's afviel in de hoop iemand te kunnen worden als de door iedereen op handen gedragen Toby Falconer, wiens charisma even vanzelfsprekend als haast bovenmenselijk leek: "Zelfs als hij er niet bij was, stond hij altijd in het middelpunt van de aandacht."

Mythisch figuur

Is nu, zoveel jaren later, Edgars beslissing om zich halsoverkop in de journalistiek te gooien dan ook het rechtstreekse gevolg van het feit dat Falconer ondertussen een gevierd oorlogsverslaggever is? Het heeft er alle schijn van, en in elk geval is het Falconer zelf die for old times' sake de hoofdredacteur van zijn krant ervan overtuigt Edgar een kans te geven. Edgar wordt naar het Portugese schiereiland Barba gestuurd, waar sterreporter Barrington Saddler sedert drie maanden spoorloos is. Edgars taak is het om uit te zoeken wat de man is overkomen. Waarop de geschiedenis zich genadeloos herhaalt: net als Falconer vroeger, blijkt Saddler ook nu hij afwezig is nog steeds een bijna mythische figuur te zijn. Het spreekt voor zich dat Edgar zo sterk onder de indruk komt van Saddler dat doorgedreven afgunst en identificatiedrang met elkaar wedijveren in zijn hart.

Tot zover de psychologische kant van het verhaal, die tevens als basis dient voor Shriver om enkele kritische en zelfs vileine vragen te stellen bij de grote verantwoordelijkheid die journalisten op de schouders rust. De kwestie die Shriver aankaart, is of de journalistiek niet per definitie een problematische sector is. Want zoals Edgars ego en persoonlijkheid afhankelijk zijn van zijn rolmodellen, zo holt op de keper beschouwd iedere journalist almaar achter personen en gebeurtenissen aan om er vervolgens zijn eigen versie van te maken, en hoe ambitieuzer hij is, hoe meer het gevaar om de hoek loert dat hij zich vergaloppeert. Niet enkel Edgar, maar alle journalisten in De nieuwe republiek leven opvallend genoeg in hun eigen wereldje, waarin onderlinge rivaliteit en de lengte van het door hen te vervaardigen krantenstuk vele malen belangrijker zijn dan wat er juist is gebeurd. Gelukkig, echter, is het boek veel te vermakelijk om door die boodschap te worden terneergedrukt.