Direct naar artikelinhoud

ROJAVA

In het noordoosten van Syrië, in het hart van 's werelds gevaarlijkste oorlogsgebied en te midden van de IS-barbarij, ontstaat een soort Utopia. 'Rojava' is de Koerdische naam van deze feministische modeldemocratie. Of wordt de revolutie iets te charmant voorgesteld?

Voor de goede orde: alles wat nu volgt, is waar. Sterker, ik heb het met eigen ogen gezien. (Het lijkt me goed dat nadrukkelijk te zeggen, want het verhaal is bijna te krankzinnig om te geloven.)

De nieuwe samenleving-in-wording lijkt het volmaakte tegendeel van wat we in deze regio vol dictaturen, vrouwenonderdrukking en politieke islam gewend zijn. De bestuursvorm is een half-anarchistisch model van democratie 'van onderen op'. Ecologie, secularisme, multiculturele tolerantie en vooral een tot in de haarvaten van de samenleving doorgevoerd feminisme vormen de kernwaarden van de 'Revolutie van Rojava'.

Alle hoge posten worden in duobaan vervuld door een man en een vrouw, gekozen lichamen kennen een quotum van 40 procent vrouwen. Jong en oud krijgen de filosofie ingeprent van jineologie, de leer van gelijke rechten van man en vrouw ('jin' in het Koerdisch). Feminisme en radicale basisdemocratie onder de giftige rook van het kalifaat! Ik verzin dit niet.

Waarom hebt u nog nooit van Rojava en zijn verbazingwekkende revolutie gehoord?

Misschien omdat het allemaal heel pril is. De 'autonome regio' Rojava werd pas twee jaar geleden opgericht, nadat Koerdische milities de opstand tegen president Assad hadden aangegrepen om een eigen enclave te vestigen langs de Syrisch-Turkse grens.

Maar vooral omdat Rojava een publicitaire en politieke Bermudadriehoek is. Een zwart gat, door geen enkel land gesteund. Aan het zuidelijke front vechten de milities van Rojava met IS. Turkije staat vijandig tegenover Rojava omdat het behoort tot de invloedssfeer van de Koerdische PKK. Om dezelfde reden moet de regering van de Koerdische regio in Noord-Irak (KRG) weinig van Rojava hebben. De KRG knijpt de enclave af en laat maar mondjesmaat buitenlanders toe, journalisten incluis.

Toch stapt een internationale delegatie van 25 activisten, politici, kunstenaars, filmers, schrijvers en journalisten op een maanloze oktoberavond om 21.02 uur in een gammele, roestige schuit om in een minuut de Tigris over te worden gevaren, de sluiproute tussen de KRG en Rojava. Niet eerder zette een buitenlands gezelschap van deze omvang hier voet aan wal.

Slogans

De stemming is beheerst gespannen. Dat betreft niet zozeer de dreiging van geweld; we zullen deze week uit de buurt van het front blijven. Het vraagteken in de gedachtewolkjes boven de hoofden van mijn reisgenoten betreft iets anders: aan welk toneelstukje gaan we meedoen?

De conferentie die we bezoeken is door de New World Summit (zie kader) samen met de regering van Rojava georganiseerd. Hetzelfde geldt voor de driedaagse studietour die de delegatieleden door het gebied maken. Embedded zullen we dingen zien en horen die de overheid ons graag wil laten zien en horen. Maar wat krijgen we niet te zien?

Wat bijdraagt aan de twijfel, is de ideologische saus waarmee alles wordt overgoten, de tot vervelens toe herhaalde slogans. In de delegatie worden grappen gemaakt over ons 'Noord-Korea-reisje' en op bange momenten waan ik me een Harry Mulisch, nippend aan een cuba libre bij het zwembad in Fidel Castro's Havana.

Inkomstenbron

Afgezien van een enkele fellow traveler is onze delegatie zeker geen kritiekloze fanclub van de Rojava-revolutie. Maar het blijkt al spoedig moeilijk geen sympathie te krijgen voor de innemende Koerden en hun democratisch avontuur. We bezoeken bibliotheken, filmzalen, jeugdhonken en kunstcentra. We zien hoe de burgers van Rojava proberen midden in oorlogsgebied de cultuur te laten opbloeien. "In de hel bouwen we het paradijs!", zo horen we theaterschrijver Mohammed Ashaf poëtisch verklaren. Met mededogen zien we de geïmproviseerde economie van de Rojavaren. Er is hooguit twee uur stroom per dag en in het hotel spoelt de wc niet door. In de kale velden zien we ouderwetse jaknikkers sloom een beetje olie - de voornaamste inkomstenbron - uit de grond pompen.

We ervaren de egalitaire geest die de samenleving doortrekt. "Gelijkheid, broederschap, vriendschap", in de woorden van minister van Buitenlandse Zaken Amina Osse. Aan de eenvoudige lunch in de binnentuin van het eenvoudige conferentiecentrum zit de minister zonder poeha naast de chauffeur, de tolk, onze 18-jarige gewapende lijfwacht Jeveen en wie er ook maar aanschuift. We horen hoe Jan en alleman zich als onbetaalde vrijwilliger inzet voor de nieuwe samenleving.

Het is verleidelijk een beetje te worden betoverd door de charme van de revolutie, door de stoere meiden van de vrouwelijke 'zelfverdedigingsbrigades', die het dan toch maar mooi opnemen tegen het uitschot van IS, aan het front hier niet ver vandaan. "Vrouwen zijn betere vechters dan mannen", zegt militielid Axin Walat (21). Haar gestrekte linkerbeen heeft ze niettemin in het verband - een kogel van IS. "Vrouwen hebben wilskracht en geduld. Voor trouwen hebben we geen tijd."

De revolutie van Rojava is nog maagdelijk genoeg om er optimisme op te kunnen projecteren. "Een nieuwe wereld is hier in de maak", verklaart de Spaanse kunstenaar Manuel Beltrán op de conferentie, lichtelijk geëxalteerd. "Dit is ongelooflijk opwindend. De alternatieve horizon vervult ons met hoop. Voor het Midden-Oosten, voor de hele wereld!"

Maar laten we nuchter blijven. Vragen hebben we immers volop en lang niet allemaal worden ze bevredigend beantwoord.

Hoe zit het bijvoorbeeld met de militie van de autonome regio? De Syrische burgeroorlog heeft van Rojava een gemilitariseerde samenleving gemaakt. Dat is mooi zolang het vreselijke IS rondstruint, maar daarna? Zullen de jonge vrouwen en mannen braaf hun wapens inleveren? Of worden zij straks gebruikt om de eigen bevolking te disciplineren?

En samenhangend daarmee: welke garanties zijn er dat het 'zelfbestuur' echt democratisch wordt, met een oppositie en vrijheid van kritiek? Het systeem is getrapt: de burgers kiezen wijkraden die provincieraden kiezen die een parlement kiezen. 'Democratie van onderen op' heet dat, maar het grote gevaar is natuurlijk dat de zo bezongen 'wil van het volk' ergens onderweg naar boven wegsijpelt. Keer op keer stellen we de vraag: hoe voorkomen jullie dat bottom-up ontaardt in top-down?

Öcalan

Zeker de academische Koerden-kenners in onze delegatie weten maar al te goed dat de Rojava-revolutie een project is van de Turks-Koerdische PKK en haar Syrische filiaal, de PYD. Het 'democratisch federalisme', het bestuursmodel van Rojava, is door PKK-leider Abdullah Öcalan ontwikkeld op het Turkse eilandje Imrali, waar hij een levenslange straf uitzit.

De PKK heeft een verleden van stalinistische meedogenloosheid. Maar in zijn cel liet Öcalan het marxisme achter zich. Hij las Foucault, Nietzsche en Wallerstein. Veel invloed hadden de boeken van Murray Bookchin (1921-2006), een links-libertaire denker uit de Verenigde Staten. Bookchin kreeg nooit de bekendheid die hij verdiende. Hij was een voorloper van de groene beweging en muntte de term 'sociale ecologie'. Öcalan omarmde Bookchins radicaal-democratisch bestuursmodel, dat de staat omzeilt of overbodig maakt. 'Stateless democracy' is daarom het thema van deze New World Summit.

Öcalan en Bookchin begonnen een briefwisseling. Een ontmoeting in de gevangenis ging niet door vanwege Bookchins gezondheid. Maar Öcalan was om. Hij beschreef zijn nieuwe inzichten in een reeks boeken en na heftig intern debat volgden de gestaalde kaders van de PKK hem, met jineologie en al. Zelfbestuur à la Bookchin was niet alleen goed voor de Koerden, het zou ook de oplossing zijn voor het hele, door sektarische twisten verscheurde Midden-Oosten.

Dus dat is het bizarre geboorteverhaal van het jonge Utopia: van de New Yorkse Lower East Side via een gevangenis voor de Turkse kust naar het slagveld in het noorden van Syrië.

Als klap op de vuurpijl blijkt Bookchins biograaf, en later tevens zijn levenspartner, lid te zijn van ons reisgezelschap. De 62-jarige Janet Biehl is vooral gekomen om te zien of de idealen van haar Murray worden verwezenlijkt, hier in deze godvergeten uithoek.

Janet zit in het subgroepje waarmee ik Rojava afstruin. De Amerikaanse is een kritische, nieuwsgierige geest - geen gelovige die naar het Beloofde Murrayland verlangt. "Ik heb sympathie voor de Koerden", zegt ze aan het begin van onze missie, "maar ik heb zeker geen roze bril. Door een trol op Facebook ben ik al witwasser genoemd. Dat zal me niet overkomen."

Met Janet bijt ik me vast in de politiek van Rojava. Zit er iets verborgen achter de façade van radicaal zelfbestuur? De tekst van het Sociaal Contract, de voorlopige grondwet, rammelt aan alle kanten. "Ondraaglijke vaagheid", noemt de International Crisis Group dat in een rapport over Rojava.

Bij parlementsvoorzitter Hakam Khello tasten we de grenzen van het zelfbestuur af. Stel, bijvoorbeeld, dat de inwoners van een conservatief Arabisch dorp helemaal geen zin hebben in gelijke rechten voor man en vrouw. Mogen ze dat zelf weten, volgens het beginsel van democratische autonomie? Of wordt van bovenaf de leer van jineologie opgelegd?

De goedlachse Khello maakt zich er met een grapje van af. Maar uiteindelijk moet hij erkennen: "Dorpsraden kunnen niet ingaan tegen het Sociaal Contract." Immers: "Onze revolutie is een revolutie van vrouwen."

Net zo moeilijk krijgen we de vinger achter de rol van de PYD, de aan de PKK gelieerde partij die drie jaar geleden de overhand kreeg in de Koerdische regio. De PYD lijkt door de PKK besmet te zijn met een centralistisch virus. Stormt uw partij, zo vragen we de 44-jarige premier Akram Hisso, af op een eenpartijstelsel? "Mijn partij? De PYD is niet mijn partij", antwoordt Hisso met een vermoeid lachje. Hij is lid van de ENKS, een van een handvol politieke partijtjes die met de PYD samenwerken.

Daar staan we dan - Janets roze bril veilig in de brillenkoker, maar met de mond vol tanden.

Zo modderen we voort op onze ontdekkingsreis door wonderland. Af en toe ontstaan barstjes in het idyllische beeld. Een tolk die mompelt "Natuurlijk hebben we een drugsprobleem", als een minister dat zojuist stellig heeft ontkend. Een andere tolk die in de lach schiet en "Nee, onmogelijk!" zegt, als we van theaterschrijver Ashaf willen weten of een toneelstuk met kritiek op de PYD mogelijk zou zijn. Een rapport van Amnesty International over etnische zuiveringen in Arabische dorpen die door de Koerdische milities op IS zijn veroverd.

Wat zeker argwaan wekt, is de rol van PKK-leider Abdullah Öcalan. Zijn portret kom je in Rojava werkelijk overal tegen, binnen en buiten. Naarmate de dagen verstrijken gaat die tronie - lachende man met zwarte kuif en forse snor - me steeds meer tegenstaan. Op de conferentie bewijst menig spreker lippendienst aan 'Apo' (zijn liefkozende bijnaam) en zijn leer.

Hoe is de alomtegenwoordigheid van een Grote Leider te rijmen met het ideaal van zelfbestuur? De vraag wordt angstvallig verzwegen: Öcalan als olifant in de kamer. Dan moet ik ze maar stellen. Maar de zaalmicrofoon hapert. Ik loop naar voren en spring soepel het toneel op, naar de sprekersmicrofoon.

Dictators

Ruim 200 Rojavaren en 24 buitenlandse gasten staren me aan. Dan geef ik een provocerende opsomming van bloeddorstige dictators wier kop óók op elke straathoek hing. Jozef Stalin, Kim Il-sung, Saddam Hoessein, Moammar Kadhafi, Bashar al-Assad. "En dan komen wij hier in Rojava en zien we wéér overal het portret van één man. Wat nou democratie van onderen op?"

Een beetje vrees ik nu met pek en veren besmeurd de New World Summit uit gedragen te worden, maar nee. Hadiya Yousef, de vrouwelijke cogouverneur, slaakt een zucht en legt uit: "Het gaat ons niet om de persoon. Apo belichaamt voor ons een filosofie. Bovendien kiezen de mensen er zelf voor zijn foto op te hangen. Bij de dictators die je noemde, was dat verplicht."

Als ik terugkeer naar mijn stoel staan de Koerdische mannen in mijn rij - Öcalan-fans ongetwijfeld - voor me op om me te laten passeren. Bemoedigend lachen ze me toe, mijn buurman geeft me nog maar eens een hand. Zoals gezegd, het is moeilijk niet verzot te worden op de Koerden.

Buiten zie ik Janet Biehl staan, een beetje verloren in de tuin. Een traan rolt over haar wang. Troostend leg ik een arm om haar schouder. "Ach, had Murray dit maar kunnen meemaken", snikt ze. Ik volg haar blik naar haar hand. Ze heeft een oude ID-kaart van Bookchin vast, met zijn fotootje. "Hij had zulke mooie ogen."

Maar wat Bookchin van Rojava gevonden zou hebben, dat kunnen we niet weten. Wat Janet ervan vindt, is niet noodzakelijkerwijs hetzelfde. De twee waren het vaak genoeg oneens. Worden Bookchins idealen verwezenlijkt, hier in Rojava? "Ik weet het nog steeds niet", zegt Janet peinzend, aan het einde van de week. "We hebben niet alles kunnen zien, we hebben niet iedereen gesproken."

Vrouwen vermoord

Positief was dat parlementsvoorzitter Hakam Khello, nadat ze op de conferentie haar praatje had gehouden over Murray Bookchin, opstond en vroeg: hoe kunnen we voorkomen dat bottom-up ontaardt in top-down? "Dat een man die zelf in een toppositie zit, dat vraagt! Dat was bemoedigend."

Inderdaad krijgt de internationale delegatie van de Rojavaren telkens te horen: wijs ons alsjeblieft op onze fouten. Maar gebeurt dat ook?

Katerin Mendez, feministisch gemeenteraadslid uit Malmö, wijdt in haar inleiding op de New World Summit lovende woorden aan de Rojava-revolutie en schetst verder een inktzwart beeld van de Zweedse samenleving, waar racisme, seksisme en discriminatie van minderheden volgens haar aan de orde van de dag zijn. "Elk jaar worden zeventien vrouwen vermoord!"

"Maar zeventien?", reageert vanuit de zaal Akram Mahshosh, de Arabische vicevoorzitter van het parlement, duidelijk geïrriteerd. Naderhand tik ik hem op de schouder: wat bedoelde hij nu eigenlijk? "Ze bekritiseerde haar eigen land alleen maar", zegt Mahshosh. "Totaal overdreven. Zweden is de beste democratie ter wereld. Er is geen oorlog, de mensen hebben alles. Zeventien vrouwen? Bij ons worden er veel meer vermoord. En voor Rojava had ze niets dan lof. Ook overdreven. Jullie moeten ons niet alleen maar prijzen."

Toewijding

Het gekke is dat Katerin Mendez wel degelijk zorgen blijkt te hebben over het Rojava-experiment. Het doet haar denken aan de revolutie in haar geboorteland Cuba. Die verloederde al snel nadat Fidel Castro communisme en Lenin naar het eiland haalde. "Macht corrumpeert", vertrouwt ze me toe.

Ik: "Maar heb je dat ook tegen onze gastheren en -vrouwen gezegd?" Zij: "Nee, ik wil ze niet ontmoedigen. En wie ben ik om ze als buitenstaander te zeggen dat het mis kan lopen?"

Zo dreigt een openhartige uitwisseling van gedachten te mislukken door een te grote verzotheid. Harry Mulisch draait zich nog eens behaaglijk om in zijn graf.

Zorgvuldig formuleert Janet Biehl, op dicteersnelheid, haar slotconclusie na zeven dagen Rojava. "Ik ben overtuigd", zegt ze, "van de onwankelbare toewijding van de politieke klasse van Rojava aan het democratisch confederalisme."

Een dag later, in het vliegtuig van Erbil naar Wenen, stopt ze me een briefje in de handen. "Kun je er dit van maken?" Met de eerste vijf woorden onderstreept staat er: "Naar het zich laat aanzien hebben ze een sterk en oprecht geloof in democratisch confederalisme."

Waarom toch dit voorbehoud?

Janet heeft nog eens goed nagedacht over de rol van die PKK, zegt ze. Het zit haar niet lekker.