Direct naar artikelinhoud

'Als het niet goed komt, moet ik mijn huis verkopen'

Verzekeraars hebben aangekondigd dat ze de rente op contracten voor aanvullend pensioen willen verlagen. Wie een nieuw contract afsluit, dreigt op zijn 65ste een lagere uitkering te krijgen. Het kan nog erger: 65 worden en naast een aanvullend pensioen grijpen, zoals Michel Van Kesteren overkwam.

De informaticus uit Sint-Niklaas had deze maand recht op de uitbetaling van een aanvullend pensioen van 45.000 euro. Dat bedrag had hij via een groepsverzekering bij zijn vorige werkgever, het sociaal secretariaat Arenberg, opgebouwd. Het geld werd evenwel niet gestort.

Dat heeft alles te maken met de problemen van Apra. Met die Antwerpse verzekeraar ging Arenberg in zee voor zijn groepsverzekeringen. Apra ging vorig jaar in vereffening nadat toezichthouder CBFA de licentie van de maatschappij had ingetrokken. De verzekeraar was in problemen gekomen door risicovolle beleggingen in Spanje en Roemenie, een verhaal met verstrekkende gevolgen voor Van Kesteren. "Als ik mijn aanvullend pensioen niet in handen krijg, dan zal ik verplicht zijn om mijn huis te verkopen", vertelt hij. "Die 45.000 euro is veel voor mijn portemonnee."

Van Kesteren gebruikte in 2005 zijn aanvullend pensioen als waarborg voor een lening voor de aankoop van een huis. "Het gaat om een zogeheten bullitlening, waarbij je af en toe een grote brok kapitaal moet terugbetalen aan de bank. Deze maand moet ik een hoge som terugbetalen. Met de uitbetaling van mijn aanvullend pensioen zou dat mooi lukken, maar nu dat dat er niet is heb ik wel een probleem."

Tweede pijler

Van Kesteren zag de bui hangen en ging bij familie, vrienden en kennissen aankloppen voor hulp. Hij slaagde erin om voldoende centen bij elkaar te rapen om de bank eind deze maand een som van 95.000 euro te betalen. "Gelukkig zijn mijn geldschieters niet zo gehaast om hun geld terug te krijgen, maar ik hoop dat het toch nog goed komt met het Apradossier, want anders moet ik overgaan tot de verkoop van mijn huis."

Bij zijn bank moet de informaticus niet aankloppen voor hulp. "Daar krijg ik de boodschap dat 'als jouw waarborg niet waterdicht is je zelf voor de problemen moet opdraaien'", zegt hij.

Het verhaal van Van Kesteren doet twijfels rijzen over de betrouwbaarheid van de tweede pensioenpijler, die bedrijven in samenwerking met banken en verzekeraars op poten zetten voor het aanvullend pensioen van hun werknemers. "Vroeger zei men altijd: banken en verzekeraars gaan nooit over de kop, maar dat verhaal klopt niet. Het kan dus wel degelijk mislopen met het aanvullend pensioen."

Toch wil de informaticus niet pleiten voor de afschaffing van het systeem. "Het is goed dat er naast de eerste pijler van het wettelijke pensioen ook nog een tweede bestaat. Maar dan zou de overheid wel bereid moeten zijn om bij problemen tussenbeide te komen. Ze moet het aanvullend pensioen waarborgen."

Van Kesteren trad in 1997 in dienst bij groep Arenberg. Hij verhuisde in 2009 naar de Groep S, toen dat sociaal secretariaat groep Arenberg overnam. Groep S verbrak toen onmiddellijk het contract met Apra en ging daarna voor de groepsverzekering in zee met verzekeraar Allianz. "Een goede beslissing, want hierdoor heb ik gelukkig nog een aanvullend pensioen van ongeveer 25.000 euro gekregen", zegt hij.

Rendement

Volgens de FSMA, de opvolger van de CBFA, moet Groep S betalen voor het aanvullend pensioen dat Van Kesteren te goed heeft bij Apra. Groep S betwist dat formeel. "Ik zou wel willen dat mijn huidige werkgever ongelijk had, maar nergens in de wettekst staat dat werkgevers die hun verplichtingen volledig zijn nagekomen, nog een tweede keer moeten betalen", legt Van Kesteren uit.

Wie draait er op voor groepsverzekeringen van verzekeraars en bedrijven die failliet of in vereffening gaan? Dat is een zeer gevoelige kwestie. De zaak van Van Kesteren is geen uniek geval. Naast de mensen die vroeger in dienst waren bij de groep Arenberg, zijn er ook werknemers van 120 bedrijven die de dupe zijn van de vereffening van Apra. In totaal gaat het om 1.100 mensen.

Het aanvullend pensioen staat ter discussie, nu verzekeraars niet langer bereid zijn om het wettelijk vastgelegde rendement van 3,25 en 3,75 procent op de inbreng van werkgevers en werknemers uit te betalen. In principe zijn werkgevers verplicht om ervoor te zorgen dat het rendement wordt gehaald. Maar de werk-gevers zijn niet happig omdat te doen. Zij schuiven, tot groot ongenoegen van de vakbonden, het onderwerp door naar de onderhandelingen over een nieuw interprofessioneel akkoord eind dit jaar.