Direct naar artikelinhoud

Voor de laatste keer goedkope oesters

Met een beetje pech zijn de komende feesten voorlopig de laatste waarbij oesters tegen een gunstige prijs te verkrijgen zijn. Het seizoen is gisteren immers onder een erg slecht gesternte begonnen: na de Franse schelpdieren zijn nu ook de Nederlandse besmet met het herpesvirus.

In Frankrijk sterft inmiddels het grootste deel van de oesters aan het OsHV-1 virus. Ierland, Groot-Brittannië en nu ook Nederland zijn eveneens getroffen. Maar er is een oplossing. Onder meer Japan doet al aan rassenveredeling en gecon-troleerde kweek en dat zou het virus kunnen stoppen.

Slecht zaad is de oorzaak van alle kwaad, zo meent Iris Van Daele van de Oesterput in Oostende, de enige Belgische oesterkwekerij. “Het moet uit de nurseries komen”, zegt ze. “De oesterkwekers hebben zelf niet voldoende oesterzaad en dus kopen we dat met kilo’s aan in de nurseries in Frankrijk. Er zijn een paar grote bedrijven die de rest bevoorraden. Eén van die werknemers moet daar onbewust zelf besmet geweest zijn met herpes en het zo doorgegeven hebben. Je hoort het in de sector: het zaad is slecht. Wij hadden zelf een lading aangekocht in het voorjaar en daar blijft maar 20 à 25 procent van over.”

In Frankrijk woedt het voor de mens onschadelijke herpesvirus 0sHV-1 al sinds vorig jaar. Oesterkwekers stellen er een sterfte van 40 tot 100 procent vast. “Dit jaar zul je daar in de winkel nog niks van merken”, stelt Jaap de Rooij. “Herpes komt voor bij de jonge oesters en het duurt twee à drie jaar vooraleer ze geschikt zijn voor consumptie. Vanaf volgend jaar kan de prijs echter beginnen stijgen.”

Sinds een paar dagen is ook in Nederland alarm geslagen. “Uit een analyse van stalen blijkt dat het virus in de Oosterschelde zit”, zucht de Rooij. “Op dit moment is de watertemperatuur lager dan vijftien graden en is het virus niet actief, maar we wachten angstig het voorjaar af. Dan wordt het weer actief en zullen we kunnen zien of er oesters sterven.” Er is een waterkansje dat de Nederlandse oester vooralsnog buiten schot blijft. “In Frankrijk worden de oesters in zakken op tafels gekweekt. Ze worden met de hand geplukt en liggen veel dichter bij mekaar waardoor het virus vermoedelijk sneller verspreid wordt. Bij ons liggen de oesters op de bodem en worden ze met netten binnengehaald. Wij hebben een gladde en veenrijke bodem dus kan dat, maar in Frankrijk zitten ze met rotsen en dan is werken met netten moeilijk.”

Opwarming van de aarde

Voor wie al decennia in het vak zit, herhaalt de geschiedenis zich. Zijn het nu de creuses die getroffen worden, dan kwamen eind de jaren ’70, begin de jaren ’80 de platte oesters in de problemen. “Bonamia”, zucht Iris Van Daele. “Een verkoudheid aan de sluitspier, in normale mensentermen. De productie is toen gigantisch teruggevallen en nog altijd is het moeilijk om platte oesters zonder bonamia te vinden. In Nederland en Frankrijk is het zo goed als onmogelijk. Wij importeren meestal vanuit Canada maar zelfs daar krijgen we vaak geen certificaat vast dat garandeert dat de oester bonamiavrij zijn.”

“Bonamia is een parasiet die toeslaat wanneer een oester onder stress staat”, legt professor Patrick Sorgeloos van de vakgroep dierlijke productie aan de UGent uit. “Stress in oestertermen is een te lage of te hoge temperatuur of een probleem met de voeding. Een gewone oester kan daar wel tegen, maar een besmette overleeft het niet. De gevolgen zijn er naar: vroeger was de platte oester de ‘gewone’ oester, nu is hij tien keer zo duur.”

Er is geen beterschap in zicht. “De opwarming van de aarde laat zich ook bij de oesters voelen”, meent Sorgeloos. “Het warme water bezorgt ze stress”. “Over een jaar of tien zullen er alleen nog platte oesters uit het hoge noorden zijn”, meent ook Van Daele. “Van de creuses sterft bij ons gemiddeld twee procent, van de platte is dat meer dan veertig procent. Een maand zoals afgelopen juli is een ramp voor die oesters: veel te warm. Op een bepaald moment hebben we ze binnen in gekoelde bassins moeten zetten omdat het buiten niet meer houdbaar was.”

In Nederland daalde de productie van platte oesters op dertig jaar tijd van 25 miljoen exemplaren naar 500.000 tot een miljoen nu. Om de sterfte van de platte oester op te vangen werd destijds de huidige creuse uit Japan geïmporteerd. Die Japanse oester is resistent aan bonamia, maar wordt nu dus getroffen door herpes. Een herhaling van het scenario van dertig jaar geleden is echter niet mogelijk: er is geen andere, resistente soort die nog kan geïmporteerd worden.

Oesters hoeven echter niet per se duurder en schaarser te worden. “Op dit moment werken de Europese oesterkwekers met natuurlijk gekweekte oesters”, aldus Sorgeloos. “In Japan en ook China doen ze echter al geruime tijd aan rassenveredeling. Een oester kweekt makkelijk: een moeder is goed voor een miljoen kleintjes en door een gecontroleerde kweek kun je virussen buitenhouden en een betere kwaliteit garanderen: meer vlees, grotere oesters. De Europese Unie probeert dat ook te stimuleren, maar commercieel is het nog geen succes. Door de goedkope creuse loont het voorlopig niet. Misschien komt daar door dit herpesvirus verandering in.”