Direct naar artikelinhoud

Universiteiten moeten meer vrouwelijke proffen benoemen

Universiteiten moeten vrouwen boven mannen kiezen bij benoemingen tot onderzoeker en lesgever. Als de instellingen dat voornemen van de Vlaamse overheid niet volgen, lopen ze miljoenen euro's mis. 'Wij zijn fel gekant tegen positieve discriminatie', zegt rector Mark Waer (KU Leuven).

Op dit moment is 23 procent van de docenten aan de Vlaamse universiteiten vrouw, terwijl slechts 7 tot 10 procent benoemd is tot professor. De malaise toont zich nog groter als er gekeken wordt naar de vrouwelijke aanwezigheid in bestuurs- en faculteitsraden (DM 02/03). Reden voor minister van Innovatie Ingrid Lieten (sp.a) en minister van Onderwijs Pascal Smet (sp.a) om in te grijpen.

Na overleg met de rectoren van de instellingen schuiven zij enkele maatregelen naar voren. Te nemen of te laten, klinkt het bij Lieten. Als de universiteitsbestuurders ze niet toepassen of zelf geen soortgelijke initiatieven nemen, ontvangen zij vanaf 2013 geen subsidie meer via het Bijzonder Onderzoeksfonds (BOF). Dat zou een flinke streep door de rekening van de universiteiten zijn, omdat zij via dit fonds vorig jaar liefst 140 miljoen euro ontvingen. "De ministers geven een incentive om te zien of we de nodige inspanningen doen", zegt de Leuvense rector Mark Waer. "Maar het probleem ligt niet bij ons en ik geloof niet in bestraffende acties."

Toch pleiten Smet en Lieten voor een voorrangsregeling voor vrouwen bij het aanstellen van postdoctorale onderzoekers en professoren. Deze tijdelijke maatregel zou vanaf 2013 in werking treden en moet de bovenste regionen van de universiteit snel vervrouwelijken. Er worden immers 330 onderzoekers en 400 tot 500 docenten en professoren aangesteld met geld uit het Bijzonder Onderzoeksfonds.

De KU Leuven staat alvast negatief tegenover het plan. Waer: "Een dergelijke regeling kan sensibiliserend werken, maar wij zijn fel gekant tegen positieve discriminatie. De universiteit doet al zijn best om vrouwen te benoemen. Dames in de academische wereld zullen niet op deze manier professor willen worden. Zij gaan er niet van gediend zijn en zullen dit als een belediging opvatten."

Naast een voorrangsregeling, worden er nog andere initiatieven voorgesteld. Jonge vrouwelijke wetenschappers krijgen een persoonlijke mentor en een loopbaanbegeleider die hen stimuleert en ondersteunt om hun carrièredoelen te bereiken. Om dit mogelijk te maken hebben de universiteiten vier miljoen euro tot hun beschikking.

Ook in de hoogste raden van de universiteit moeten vrouwen een prominentere plek krijgen. De UGent streefde er al naar dat ten minste een derde van de plekken in hun commissies bezet wordt door vrouwen. Voor de Raad van Bestuur was dit door regelgeving evenwel onmogelijk. Lieten en Smet willen daarom het bijzonder decreet aanpassen dat de organisatie van de instelling regelt. Dat zou nog voor de zomer in het Vlaams Parlement gestemd moeten worden, waarbij de ministers er op rekenen dat er voldoende draagvlak voor bestaat.

Intussen houden de instellingen de mogelijkheid om zelf met voorstellen op de proppen te komen. Volgens Waer ligt de huidige focus verkeerd. "Het probleem bevindt zich bij de overgang van doctoraalstudent naar postdoctoraal onderzoeker. Bij de eerste groep zijn de vrouwen met 50 procent, maar vervolgens daalt dat naar 30 procent." De oorzaak daarvoor zou zijn dat jonge vrouwen op dat moment vaak een gezin willen starten. "We kunnen meer dames in het postdoctoraal traject houden door de duur van hun aanstelling uit te breiden. Zij zouden acht in plaats van de gebruikelijke vier jaar kunnen krijgen, zodat ze tijd hebben om een sabbatical te nemen en aan kinderen te beginnen."