Direct naar artikelinhoud

Howard Jacobson Wat betekent het om vandaag Jood te zijn?

ou je stil. Dan merken de Engelsen niet dat we er zijn en dan zullen ze ons ook niet weer buitenschoppen zoals ze dat in het verleden hebben gedaan.” Dat kreeg Howard Jacobson als kleine jongen van zijn vader te horen. Hij was immers een Jood, een Engelse welteverstaan, en de verbanning waar zijn vader naar verwees was die uitgesproken door Edward I in 1290. Bekeren of verdwijnen, daar kwam de koninklijke verordening zowat op neer en aangezien het eerste geen optie was, trokken de Joden naar het vasteland, tot hun nakomelingen bijna vier eeuwen later van Oliver Cromwell de toestemming kregen om terug te keren.

“Maar Jacobson hield zich niet stil, integendeel zelfs, hij begon boeken te schrijven met een expliciet Joodse inslag, die hem meteen het predikaat ‘de Engelse Woody Allen’ opleverden en later ‘de Britse Philip Roth’. Hij had het slechter kunnen treffen, maar voor de echte, wereldwijde erkenning diende Jacobson tot vorig jaar te wachten, toen hij op zijn achtenzestigste met The Finkler Question de Man Booker Prize won.

“Misschien nog wel meer dan voor mij is dit een grote eer voor de kleine Joodse gemeenschap in Engeland”, zegt hij wanneer we hem ontmoeten naar aanleiding van de Nederlandse vertaling van zijn boek.

“Een Jood is iemand die zijn hele leven dooremmert over de vraag wat het betekent om Jood te zijn”, zegt een van de personages in De Finklerkwestie, en dat is een definitie waar Jacobson best mee kan leven. “Je wordt er doodmoe van”, lacht hij, “want er is geen antwoord op die vraag, en dat weet je ook. Het lijkt wel alsof de frustratie veroorzaakt door het niet kunnen weten deel uitmaakt van het plezier dat dit eindeloos filosoferen schenkt. Joden worden weleens masochisten genoemd, en daar is iets van. We zitten hele dagen te praten met een onzichtbare God die nooit antwoordt. Het lijkt wel alsof we een God bedacht hebben waarvan we weten dat hij niet bestaat. Zo introduceren we humor in ons leven. Want wat is een Jood zonder humor? Absoluut niets.”

Waar komt die eindeloze Joodse zelfobsessie vandaan?

“Uit de geschiedenis. Cruciaal is het moment waarop de Joden in ballingschap werden gestuurd in Babylonië. Toen zou het judaïsme in feite opgehouden moeten zijn. Ze hadden verloren en hun grote God was verslagen. Ieder ander zinnig mens zou gedacht hebben: laten we eens kijken welke goden die Babyloniërs aanbidden, maar niet de Joden dus. Zij wisten van hun nederlaag een overwinning te maken. Toen is het Joodse masochisme ontstaan. De Joodse God was helemaal niet verslagen omdat de Babylonische te sterk was, wel nee, hij was zo machtig dat hij de Babyloniërs liet winnen, en wel omdat hij de Joden wou straffen voor hun ongehoorzaamheid. Toen zag het Joodse schuldgevoel het licht. Op dat moment trouwens werden de Joden het volk van het boek. Hun tempel was immers verloren gegaan. Van een lokale, tastbare God, werd Jaweh daardoor een abstract idee. Hij was het boek. De Joden namen het met zich mee in de diaspora, lazen het en vragen zich tot vandaag af wat het betekent. Er zijn Israëlische Joden, zoals de schrijver Yehoshua, die beweren dat je pas echt Jood kunt zijn in Israël en niet in de diaspora. Ik ben net het tegenovergestelde. Ik hou van de diaspora. Ik wil me helemaal niet thuis voelen. Thuis zit je met je pantoffels aan en een glas wijn in de hand naar de tv te kijken. Daar schrijf je geen boeken. Literatuur ontstaat uit het gevoel een vreemde of een verdwaalde te zijn. Je kunt opgroeien en je helemaal thuis voelen in de wereld. Dan word je geen schrijver, maar wel bankier of dokter. Je schrijft alleen als je vindt dat er iets schort aan de wereld. Want wat is schrijven? Het creëren van een andere wereld, eentje waarin je je beter voelt. Stel dat je daarentegen David Beckham bent en aan iedere vinger tien vrouwen hebt hangen, dan ga je toch niet in je eentje thuis een gedicht zitten schrijven? Echte boeken gaan niet over succes, die gaan over mislukking.”

Leidt die Joodse zelfobsessie niet tot gevoelens van afkeer bij anderen? Wanneer je constant zit te zeggen hoe interessant je wel bent, maak je je niet echt populair.

“Dat is een gevaarlijke gedachte omdat je dan al vlug uitkomt bij de stelling dat Hitler de Joden gaf waar ze om vroegen. Vorige week las ik Hans Keilsons In de ban van de tegenstander. Ik vind dat een gevaarlijk boek. Het idee dat de Joden psychologisch gezien Hitler net zo hard nodig hadden als Hitler de Joden is heel uitdagend, maar ik ben er ook bang voor. De volgende stap is immers dat je de Joden verantwoordelijk stelt voor hun eigen ondergang. En dan kom je automatisch ook uit bij Israël natuurlijk, het land dat zich volgens sommigen zo brutaal gedraagt dat het gewoon smeekt om vernietigd te worden. Of is het zo dat het Israëlische project zal mislukken omdat de rest van de wereld het de Joden niet gunt, zoals anderen beweren? Ik zie hoe het in bepaalde intellectuele en academische kringen bon ton is geworden om anti-Joods te zijn. Ook voor Joden trouwens, want niemand kan zo fanatiek anti-Joods zijn als een Jood.”

Waar staat u zelf in het Israëlisch-Palestijnse vraagstuk?

“Hier in Europa wordt nogal eens vergeten hoe bang de gewone Israëli is, en dat zal er met al die revoluties in de buurt niet beter op worden. Ik stel me grote vragen bij een politiek die zegt dat de onderdrukte altijd gelijk heeft. Stel dat Israël de volgende oorlog verliest en de Palestijnen trekken het land binnen, gaan we dan plotsklaps allemaal van kamp verwisselen? Ik heb ook iets tegen mensen die zionisme gelijkstellen met kolonialisme. Dat is onzin. Aanvankelijk was het zionisme communistisch geïnspireerd en draaide het helemaal niet om land van Arabieren afpakken, maar wel om de idealistische droom dat het mogelijk moest zijn om samen te leven met die Arabieren en iets te leren van hen. Zionisme is ook altijd antireligieus geweest en in die zin steun ik het volledig. Israël kan religieus fundamentalisme missen als kiespijn. En dan het taalgebruik dat men hanteert wanneer het over Israël gaat. Toen ik dit boek aan het schrijven was, werd er in het centrum van Londen iedere dag gedemonstreerd tegen de ‘massaslachting’ in Gaza. Een student stak je dan een petitie onder de neus met als opschrift ‘Ik wil dat de slachting in Gaza stopt’. Dus wat doe je dan? Je tekent natuurlijk, want anders ben jij degene die de slachting in Gaza tot in de eeuwigheid wil laten doorgaan. Het is dus vanzelfsprekend dat ze veel handtekeningen verzamelen, en dat is verschrikkelijk, want die studenten weten in feite van toeten noch blazen. Veel verder dan de goeden die tegen de slechten vechten komen ze niet. Ik ben dus echt niet zo opgetogen over al die Facebookjongeren die in het Midden-Oosten de revolutie prediken. Daar komt niets goeds van.”

Hoe ziet u de situatie verder evolueren in het Midden-Oosten?

“Ik denk dat Israël een grote fout heeft gemaakt door Moebarak al te lang te blijven steunen. Wat zij hadden met Egypte noemden ze een koude vrede. Het is opzienbarend hoe sentimenteel Israëli’s soms kunnen zijn. In feite willen zij geliefd worden, net zoals de rest van de mensheid, maar de Egyptenaren zullen nooit van hen houden. Dat deden ze onder Moebarak ook al niet. Veel hoop moet Israël dus niet koesteren, maar misschien bestaat er wel iets tussen Moebarak en de Moslimbroederschap in, een meer gematigde macht waarmee te praten valt. Het wordt trouwens hoog tijd dat Israël in beweging komt, stopt met nederzettingen bouwen en op zoek gaat naar een vredesverdrag, want de situatie verandert zienderogen. Daarom zou Netanyahu beter zo snel mogelijk plaats maken voor Tzipi Livni, de voormalige minister van Buitenlandse Zaken die veel gematigder is en opkomt voor een Palestijnse staat. Er wordt wel beweerd dat Egypte nooit de Iraanse weg zal opgaan en dat er een intellectuele klasse bestaat die dat zal tegenhouden, maar ik heb al genoeg advocaten en dokters op de tv horen zeggen dat ze de sharia willen invoeren. Iran had ook zo’n klasse ten tijde van de sjah, en waar is die nu? Zo dood als een pier. Het verontrustende is dat geen enkele Egyptenaar lijkt te weten wat hij wil. Ze roepen allemaal om hetzelfde: democratie, en als die een meerderheid voor de Moslimbroederschap oplevert, is dat dan maar zo. Krankzinnig vind ik dat. Democratie op zich is een leeg begrip. Het is geen partijprogramma, maar een manier om verkiezingen te organiseren. Het idee dat hetgeen de meerderheid wil ook onmiddellijk het goede is, berust op niets, zeker niet op historische feiten, want meerderheden kunnen net zo wreed en fout zijn als de eerste de beste dictator. Nee, ik ben dus niet optimistisch, maar dat ben ik in feite nooit.”

‘De Finklerkwestie’ of de magie van de Joodse identiteit

Het zaadje waaruit De Finklerkwestie groeide was een uiting van antisemitisme die Howard Jacobson persoonlijk is overkomen. Op straat werd hij aangeklampt door een vrouw die hem indringend aankeek en met een vies gezicht “You Jew” zei. In het boek is dit iets wat hoofdrolspeler Julian Treslove meemaakt nadat hij met zijn twee Joodse vrienden Finkler en Libor een stapje in de wereld heeft gezet, op weg is naar huis en naast de belediging ook nog een paar slagen krijgt. Het gekke is dat Treslove helemaal geen Jood is, maar wel iemand die dit dolgraag zou willen zijn. Er gaat een magie uit van die identiteit die hij dolgraag zou willen ervaren, de reden waarom hij bijvoorbeeld ooit naar bed ging met Finklers vrouw, die hem nadien droogjes zegt dat ze in feite geen echte Joodse is.

Zowel Libor als Finkler zijn recent weduwnaar geworden en Tresloves vrouw heeft hem verlaten. De drie mannen zitten dus met een gevoel van verlies en proberen daar elk op hun manier een mouw aan te passen. Maar meer nog dan over deze persoonlijke existentialistische strijd van drie op leeftijd gekomen mannen gaat De Finklerkwestie over de vraag wat het betekent om vandaag Jood te zijn, en Jacobson behandelt dat onderwerp op een typisch Joodse manier: met een flinke dosis zelfspot en relativering. Maar daaronder zit er ook ernst, zo blijkt uit de organisatie ASHames Jews die hij opvoert, een groep Joden die beschaamd is Jood te zijn om wat er in Israël en de bezette gebieden gebeurt en waar Finkler zich bij aansluit. Wat een oen, denkt Treslove, en daarmee zit hij duidelijk op dezelfde golflengte als Jacobson zelf.