Direct naar artikelinhoud

Tot vijftien procent homo’s in seksclubs seropositief

Voor het eerst brengt onderzoek van het Tropisch Instituut voor Geneeskunde (ITG) de frequentie van hiv in het homo-uitgaansleven in kaart. Bij homo’s die seksclubs opzoeken, is ongeveer 15 procent seropositief. In de gewone homoclubscène is dat 5 procent en bij jonge homo’s is al één op de vijftig drager van het virus. Ook weet ongeveer 15 procent niet dat hij seropositief is.

Een op de zes homoseksuelen kent zijn hiv-status niet of denkt dat die negatief is

Deze informatie is nodig voor specifiekere preventie omdat het aantal nieuwe hiv-besmettingen in ons land bij homo’s al jaren stijgt. ‘Er is ook nationale coördinatie nodig. Nu blijven we voor een stuk achter de feiten aanhollen’, klinkt het.

Drie jaar geleden trok aidscoördinator Marie Laga van het Tropisch Instituut in deze krant aan de alarmbel. In België waren er jaarlijks meer hiv-infecties dan ooit en dat was hoofdzakelijk het geval bij homo’s. Hoog tijd dat de homogemeenschap homomannen duidelijker wees op hun verantwoordelijkheid in de strijd tegen aids, zo klonk het. Destijds leverde het Laga nog verontwaardigde reacties op, vandaag staan alle neuzen in dezelfde richting.

Inmiddels is duidelijk sprake van een tweede hiv-golf bij homomannen in westerse landen, na de piek in de jaren tachtig. Het aantal hiv-infecties bij homo’s blijft groeien, benadrukt Laga. “Preventie-inspanningen zijn opgedreven, maar om ze beter en gerichter te maken, was er nood aan juiste cijfers over de hiv-frequentie bij verschillende subgroepen homo’s.”

Op vraag van het Vlaams ministerie van Volksgezondheid onderzocht Wim Vanden Berghe van het ITG de hiv-status van 658 mannen in verschillende uitgaansmilieus in Antwerpen en Gent. In seksclubs met darkrooms en homosauna’s waar je ter plaatse seks kunt hebben, had ongeveer één op de zes mannen hiv. Het gaat hier om een gemiddeld ouder publiek en er zijn ook meer sekscontacten. In gewone homoclubs was 5 procent seropositief. Op jongerenfuiven en in holebicafés bleek 2 procent drager te zijn van het virus.

Een van de oorzaken van die tweede hiv-golf bij homo’s is de opkomst van internet, aldus Vanden Berghe. “Sekscontacten zijn gedigitaliseerd geraakt en er is meer keuze. Het merendeel van de mannen zoekt ook via internet seksuele contacten. De seks zelf vindt dan thuis plaats. Op plekken waar jongeren samenkomen, ligt dat cijfer lager, maar ook jongeren zijn erg aanwezig op internet. Jongeren die seks hebben met mannen moeten zich ervan bewust zijn dat er veel hiv is in die groep.”

“Het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid wees er vorig jaar ook op dat het aantal hiv-diagnoses bij min-vijfentwintigjarige homo’s leek te stijgen”, vervolgt Vanden Berghe. “Wij zien dat 2 procent van de jonge homo’s op fuiven besmet is. Dat is op die leeftijd toch vrij veel. Zeker omdat het cijfer stijgt met de leeftijd, want het aantal sekscontacten neemt toe.”

Zorgwekkend is ook dat 15 procent van alle seropositieve homo’s niet op de hoogte was van hun status of dacht dat ze hiv-negatief waren. “Buitenlandse cijfers liggen hoger wat dat betreft. Een verklaring daarvoor is dat Vlamingen zich vrij veel laten testen”, reageert Mark Sergeant van Sensoa.

Positief is inderdaad dat de helft van de mannen zich het voorgaande jaar liet testen op hiv, en 60 procent op soa’s. Twee op de drie mannen gebruikt ook een condoom tijdens zijn laatste contact in een vaste relatie, drie op de vier deed dat bij een losse partner.

De bedoeling is dit onderzoek voort te zetten, aldus Vanden Berghe. “Om evoluties te kunnen nagaan en te zien of preventiecampagnes werken.”