Direct naar artikelinhoud

Het virus dat cynisme heet

'Waarom zegt een voorbeeld van bedrog meer over de wereld dan een voorbeeld van trouw?' Met deze retorische vraag sneed de Nederlandse columnist Pieter Hilhorst in de Volkskrant het probleem van het cynisme in onze samenleving aan. Jozef Deleu omschreef het niet zo lang geleden in De Morgen nog als de houding die hij het meest verfoeide. Misschien past het om ons, in het begin van een nieuw jaar, te buigen over het aanwakkerende virus dat de fundamenten van onze samenleving onderuit dreigt te halen.

Dat het een slepende kwaal is, werd afgelopen december aangetoond toen op initiatief van de universiteit van Tilburg een studiedag werd gehouden over het 'politiek cynisme'. Daarmee werd niet enkel het cynisme van de politiek bedoeld, maar ook de cynische houding van burgers jegens de politiek. Op de studiedag werden er verbanden gelegd met de manier waarop het bedrijfsleven cynisme aanpakt. Want cynisme is fnuikend voor elke onderneming, en dat heeft het bedrijfsleven al langer ontdekt. De psychologen Philip Mirvis en Donald Kanter deden eind jaren tachtig al onderzoek naar de vernietigende impact van cynisme op bedrijfsresultaten. Cynisme bij werknemers leidt tot wantrouwen in de autoriteit van het management en uiteindelijk tot het verwerpen van de bedrijfsmissie door de eigen werknemers. Cynische managers slagen er dan weer niet in de lat hoog genoeg te leggen, zijn gericht op kortetermijnresultaten, geloven niet dat innovatie zoden aan de dijk zet en produceren over het algemeen producten van lage kwaliteit. Graham Greene zei het al: "Cynisme is goedkoop (...) Het zit ingebouwd in alle producten van lage kwaliteit."

De waarschuwing van Mirvis en Kanter dat cynisme een groeiend probleem zou worden, bleek visionair. Het cynisme bij werknemers steeg in de jaren negentig en bij Amerikaanse twintigers werd het een van de acht basiswaarden in hun leven. Cynisme, zo luidde de voorspelling, zou de dominante ingesteldheid van de samenleving worden. De nieuwe BBC-baas Michael Grade hield vorig jaar nog een fel pleidooi tegen het oprukkende cynisme, dat hij het belangrijkste politieke 'isme' van deze tijd noemde. Er zijn voorbeelden zat. De krant titelde onlangs dat de tsunamikinderen wel vier boekentassen kregen, maar geen echte hulp, wat de dagen daarop resulteerde in grapjes over de loodzware druk van het onderwijs op de arme kinderen in Thailand. Maar de onderliggende boodschap was cynischer: solidariteitsacties maken niks uit, want er wordt toch maar geknoeid met de centen van de mensen. Varianten daarop zijn bekend: het maakt niks uit op wie je stemt, want alle politici zijn zakkenvullers. Of leugenaars. Onlangs nog gehoord: "Schaf die stemplicht toch af. Als je eens goed rondkijkt aan het stemhokje, dan wil je toch niet dat die mensen mee bepalen wie het land bestuurt."

Politiek cynisme, het is wellicht een van de belangrijkste bedreigingen van ons politiek bestel. Het is vooral beangstigend dat het zo sterk aanwezig is in politieke of in politiek geïnteresseerde milieus. Eind 2005 deed een Amerikaanse thesisstudente onderzoek naar internetblogs. Ze vergeleek blogs die politieke boodschappen verspreiden met blogs die dat niet doen. Mensen die de blogs lezen waarop nooit politieke berichten staan, blijken het minst cynisch te zijn. Tja.

Het is natuurlijk niet de eerste keer dat cynisme en politieke ideologie met elkaar in verband worden gebracht. De Duitse filosoof Peter Sloterdijk schreef er al over in zijn Critique of Cynical Reason, waarin hij cynisme als een politieke, meer bepaald uiterst rechtse houding omschrijft. Dit soort cynisme wordt aangeleerd. Cynici krijgen een maatschappelijke 'opleiding' in desillusie, waarin ze steeds diepgaandere inzichten verwerven in de cynische werking van de wereld. Zo ontwikkelen ze volgens Sloterdijk een 'verlicht vals bewustzijn', namelijk het schijnbaar op argumenten gebaseerde inzicht dat de wereld echt slecht in elkaar zit. Of zoals oud-columnist voor Art in America Russell Lynes het omschreef: "Voor de intellectueel kreupele is cynisme het substituut voor intelligentie."

De ideologie van de cynicus wortelt inderdaad in een absoluut wantrouwen in goede bedoelingen en oprechtheid. Want de cynicus weet - of denkt te weten - dat er toch steeds een addertje onder het gras schuilt. Cynisme legt daarom de basis voor antipolitiek, voor asociaal gedrag en voor het verwerpen van elke solidariteitsgedachte. De cynicus teert op de zelfvoldane wijsheid dat de wereld slecht en corrupt is, en toont dat aan door middel van wrede en gevoelloze spotternij. De cynicus kan niet leven met de complexiteit van de samenleving, met grijswaarden zeg maar, en deelt de samenleving gemakshalve op in zwart en wit. Maatregelen waaraan zowel positieve als negatieve kanten zitten (essentieel bij beslissingen van coalitieregeringen, bijvoorbeeld), worden door de cynicus als eenduidig slecht omschreven. Hij vreest immers dat door het goede te erkennen, het slechte ook aanvaardbaar wordt. Dat zegt natuurlijk ook wel iets over de instelling van de cynicus. Hij wil ook een betere wereld, maar slaagt er niet meer in tegenslagen te verwerken en verzinkt in een defaitisme waarin hij iedereen en alles wil meesleuren. En in zijn arrogantie bestempelt hij iedereen die niet volgt als volslagen idioot, want blind voor de 'werkelijkheid', zijn cynische werkelijkheid.

De cynicus waant zich bovendien een ziener, want zijn voorspelling dat de boel in de soep zal draaien, komt vaak uit. Niet altijd, meestal niet zelfs, maar dat deert hem niet. Het loopt voldoende vaak fout om te kunnen geloven dat zijn pessimisme gegrond is. "Zie je wel, ik had het toch gezegd!" Daarmee wordt de cynicus, zoals de Amerikaanse journalist Sidney Harris schreef, "niet enkel iemand die bittere lessen heeft getrokken uit het verleden, maar ook vroegtijdig ontgoocheld is in de toekomst".

Cynisme wordt wel eens omschreven als een vorm van zelfverdediging voor bange, machteloze mensen. De Nederlandse politoloog André Krouwel maakt een onderscheid tussen cynisme van de onderkant, ingebed in gevoelens van machteloosheid en marginalisering en cynisme van de bovenkant, dat wordt uitgedragen door een politieke en intellectuele elite. Het eerste cynisme is een vorm van ziekelijk wantrouwen, dat dikwijls het gevolg is van reële problemen in een samenleving. Het tweede cynisme is een politiek wapen dat al dan niet bewust wordt gebruikt. Het is gevaarlijk, omdat het ontstaat uit een misbegrepen politiek zelfvertrouwen dat paradoxaal genoeg uitmondt in minachting voor de politiek. Die minachting geeft de cynicus een vrijgeleide om iedereen aan te sporen zich af te keren van de politiek, haar respectloos te behandelen en zelfs te beschimpen. Dit cynisme maakt democratische politiek verdacht en creëert zo een algemene maatschappelijke narcose, waarin rechts-extremistische oplossingen langzaam kunnen rijpen. Het cynisme van de bovenkant wordt niet alleen bewust gecultiveerd door de intellectuelen van nieuw rechts, maar helaas ook door politici en opiniemakers die beter zouden moeten weten. Wie het schoentje past, trekke het aan... Het is onbegrijpelijk dat precies zij die het onderscheid moeten kennen tussen kritiek of scepsis enerzijds en cynisme anderzijds, bijdragen aan de vernietigende cultus van het cynisme. Opiniemakers - en daar reken ik journalisten bij - en beleidsmakers moeten ophouden cynisme te verwarren met een kritische ingesteldheid. Progressieven moeten kritisch zijn, maar zich hoeden voor het cynisme, omdat het alles ondergraaft waar de progressieve beweging voor staat. De criticus en zelfs de scepticus staan open voor verandering, de cynicus niet. De cynicus klampt zich vast aan de enige zekerheid die hem rest: dat alles naar de verdoemenis gaat. In zijn angst haast hij zich naar een comfortabele vluchtheuvel, van waaruit hij spottend neerkijkt op iedereen die voortploetert in de hoop tot een rechtvaardige en solidaire samenleving te komen. De cynicus is de beste stuurman, want hij staat aan wal en weigert de verantwoordelijkheid op te nemen om op zee cruciale beslissingen te nemen. Want ook daar gaat het over. De cynicus neemt nooit verantwoordelijkheid, hij grimlacht met wie dat wel doet.

jan de zutter

Jan de Zutter

is publicist en stafmedewerker van de sp.a