Direct naar artikelinhoud

'Er lopen nog wel tien Gebrselassies rond'

In de marathon gaat het zo: de wedstrijden worden gewonnen door Kenianen en Ethiopiërs, maar de atleten worden gemanaged door Nederlanders. Het trio Jos Hermens, Gerard van de Veen en Michel Boeting heeft het gros van de Afrikaanse wereldtop onder contract. Voor hen is het duidelijk: de marathon gaat steeds harder, maar nog steeds niet hard genoeg. 'Afrikaanse atleten modderen maar wat aan, ze werken zonder professionele coaches.'

Nederlandse atleten tellen op de marathon niet mee, Nederlandse managers des te meer. Jos Hermens, Gerard van de Veen en Michel Boeting behoren tot de wereldtop. Hun Keniaanse en Ethiopische atleten wonnen dit jaar tezamen veertien belangrijke marathons, waaronder Chicago, Boston, Frankfurt, Tokio en Londen. In New York, afgelopen maand, legden hun lopers zelfs beslag op de eerste, tweede en derde plaats.

De atleten van het trio waren de sleutelfiguren in een zeldzaam spectaculair marathonjaar, waarin de Keniaanse suprematie overweldigend was, vier atleten sneller liepen dan het oude wereldrecord van de Ethiopiër Haile Gebrselassie, en bij de vijf belangrijkste marathons parcoursrecords werden genoteerd.

Hermens is de vertrouwenspersoon van Gebrselassie en de Keniaanse tweevoudige wereldkampioen Abel Kirui. Van de Veen begeleidt de Keniaan Geoffrey Mutai, de snelste man van 2011 en winnaar in New York. Boeting staat de Keniaan Emmanuel Mutai bij, gemiddeld de sterkste marathonloper van de afgelopen twee jaar.

Hoe vertrouwd de drie managers met het wereldje ook zijn, ze hebben vaak in verwondering gekeken naar de verwikkelingen op de meest prestigieuze lange afstand. Hoeveel harder kan het nog? Wat maakt Kenianen onverslaanbaar? Is er nog toekomst voor niet-Afrikaanse atleten? Zij vragen het zich af, net als menig atletiekliefhebber. Aan de hand van vijf stellingen geven ze nu ideeën prijs.

Nooit zal een blanke atleet nog een belangrijke marathon winnen.

Boeting (40): "Ik ga het misschien niet meer meemaken, maar nooit? In de sprint is ook lang gezegd dat blanke atleten geen kans hadden, maar nu doet de Fransman Christophe Lemaitre plotseling mee om medailles. Het wereldrecord verbeteren, dat zie ik een blanke marathonloper niet doen."

Hermens (61): "Ik denk dat een blanke 2.05 kan lopen, maar als het richting 2.02 gaat wordt het moeilijk. Er lopen gewoon te weinig blanken hard. Er zijn twee werelden: de joggers en de wedstrijdlopers. En de wedstrijdlopers zijn vooral Afrikanen. Wie gaat er nog serieus lopen?"

Boeting: "In de breedte gaat het niveau omlaag. Als je een grote marathon nu onder 3 uur loopt, zit je bij de eerste duizend. Dat was twintig jaar geleden niet zo."

Van de Veen (59): "Ik denk dat blanke topatleten uitzonderingen blijven. Maar dit jaar liep de Amerikaan Ryan Hall in Boston wel 2.04.58. Hij had de wind mee, maar toch."

Hermens: "Die Hall is ook op hoogte geboren, net als de Afrikanen. Die heeft in Californië zijn hele leven boven 2.000 meter gewoond. In Amerika zie je lopers die keuze voor hoogte maken. Dat moet in Europa ook kunnen, maar het gebeurt te weinig."

Een marathon in minder dan twee uur is volgend jaar haalbaar.

Van de Veen: "2.02 is mogelijk, maar onder 2 uur volgens mij nog niet."

Hermens: "Als je een Afrikaanse atleet vindt die zich op de westerse manier wil voorbereiden, komt die 2 uur vanzelf in zicht. Het probleem is: die Afrikaan vind je niet. Ze modderen maar wat aan. Er is geen atleet die gedisciplineerd bezig is onder begeleiding van een trainer, een fysiotherapeut en een sportarts. Ook doen ze niet serieus aan krachttraining, laat staan dat ze letten op hun voeding of vitaminesupplementen slikken. Dat krijg je gewoon niet voor elkaar. Ik ook niet bij Haile."

Boeting: "De komende tien jaar kom je niet onder 2 uur, denk ik. Het kan wel sneller. Het respect voor de marathon is weg. De alles-of-nietsstrategie is gewoon geworden. Het probleem is ook niet de snelheid. Er zijn genoeg jongens die de halve marathon onder het uur of 59 minuten lopen. Het punt is dat je een heel zuinige motor moet hebben om bij 2 uur te komen. Aan het eind hebben ze niet genoeg koolhydraten over. En je kunt als loper niet bijeten, zoals op de fiets. Ook drinken is heel lastig als je loopt op je maximale vermogen."

Hermens: "We hebben nu Moses Mosop, de winnaar van Chicago. Die kan 2.02 lopen. Na Chicago had hij last van zijn achillespees. Kom nou naar Nederland, zeg ik, voor verzorging. Doet hij niet. Hij gaat naar Kenia en zet zijn telefoon uit, zodat je hem een maand niet kunt bereiken. We moesten naar Kenia toe en hem letterlijk gaan zoeken. Heeft iemand Moses gezien?"

De loopcultuur verklaart het Keniaanse succes, niet de genen.

Boeting: "Ik heb in Zuid-Amerika gereisd. Daar heb je dezelfde omstandigheden als in Kenia. De mensen zijn klein en licht gebouwd. Ze leven op hoogte. Het zijn agrarische samenlevingen. Waarom komen daar geen goede lopers vandaan? Er wordt niet gelopen. In Kenia wel. Daar heb je een enorme loopcultuur. Dat geeft de doorslag."

Hermens: "Mutai en Mosop zijn de snelste mannen van het jaar, maar voor hetzelfde geld had je nooit van hen gehoord. Mosop kwam door toeval bij ons, hij is geen eigen kweek. Hij liep met zijn ziel onder zijn arm. Mutai was mislukt als steepleloper en kwam als houthakker aan de kost. Zo zijn er veel meer. Ze worden alleen nooit ontdekt. Er lopen nog wel tien Hailes rond, in Ethiopië en Kenia."

Van de Veen: "Voor Nederlandse jongens zijn voetballers een voorbeeld. Voor Keniaanse jongens marathonlopers. Ontkomen aan de armoe is een drijfveer. Je ziet dat veel jongens zonder werk beginnen met hardlopen. En die jongens realiseren zich heel goed dat ze heel hard moeten lopen als ze mee willen draaien in het circuit. Dat is een verklaring voor de kwaliteit in de breedte."

Hermens: "In Kenia is er structuur vanwege het verleden als Engelse kolonie. Op school wordt aan atletiek gedaan. Er zijn wekelijks wedstrijden. Er zijn tientallen managers. Sommigen, zoals wij, hebben eigen trainingskampen. In Ethiopië, Tanzania of Oeganda heb je dat allemaal niet.'

Westerse managers zijn een noodzakelijk kwaad voor Keniaanse atleten.

Boeting: "Een atleet heeft een manager nodig om in het buitenland te lopen, anders is het bijna onmogelijk bij de ambassade een visum te krijgen. Je hebt een ticket nodig, een uitnodiging, een bankrekening, een verzekering en geld. Vaak hebben ze niet eens een bankrekening. Je zou verwachten dat er wel een Keniaan zo slim zou zijn om manager te worden, maar ze krijgen het niet van de grond."

Van de Veen: "Wij werken tegen 15 procent van de inkomsten."

Hermens: "Als ik het echt zakelijk zou bekijken, zou ik de helft van mijn 120 atleten eruit moeten gooien. Ik zou minder werk hebben en dezelfde inkomsten. Wij noemen ze oneerbiedig 1.000-dollarbaby's. Daar krijgen wij 150 dollar van. Je moet er veel werk voor doen. Maar je gooit ze er toch niet uit. In Kenia eet een hele familie van 1.000 dollar, soms een heel dorp."

Van de Veen: "Ik heb tussen 40 en 45 Keniaanse atleten. Hoe je aan een topatleet komt? Soms komen ze met een beetje geluk in je armen rollen. Wilson Kipsang bijvoorbeeld. Hij had zich vier jaar geleden bij me aangeboden, maar ik had geen plek. Toen viel er plotseling iemand weg bij een wedstrijd waarvoor ik drie atleten zou regelen. Ik was in Kenia. Dezelfde dag stond Kipsang op de stoep. Dit is je kans, zei ik. Van zijn eerst vijf wedstrijdjes won hij er vier. Nu staat hij tweede op de eeuwige ranglijst, met 2.03.42."

Binnen tien jaar zijn de Keniaanse vrouwen net zo dominant als de mannen nu.

Hermens: "Wij zijn nu bezig met een project in de streek waar Lornah Kiplagat vandaan komt, met meisjes van 16. Die gaan allemaal onder 2.20 lopen, dat weet je nu al."

Van de Veen: "In de breedte zijn de Ethiopische vrouwen sterker. De Keniaanse man belemmert de ontwikkeling van de vrouw."

Boeting: "Het respect voor de hardlopende vrouw is in Ethiopië groter dan in Kenia. Veel Keniaanse vrouwen krijgen de kans niet om te lopen van hun man of dorp. De vrouwen moeten nog onafhankelijker worden."

Hermens: "Toch verwacht ik wat van Kenia. Voorheen was je de vrouwen zeker kwijt als ze zwanger werden. Nu zie je vrouwen terugkeren aan de top als ze baby's hebben gekregen. Je ziet bij de meisjes nu een bepaald bewustzijn. Ze willen een eigen leven. Ze schikken zich niet automatisch meer naar de man."