Direct naar artikelinhoud

Een kind is geen auto

Dat gebeurt er wanneer al onze problemen samenkomen in één puber met een C-attest op school

Je bent een meisje van zeventien en je hebt het lastig om bij te benen in de klas. Je hebt, net als zovele leeftijdgenoten, een etiket gekregen van een bezorgde arts of van een bezorgd centrum voor leerlingenbegeleiding om je bezorgde ouders gerust te stellen. Twee etiketten zelfs: ADD en dyslexie. Klinkt bekend. Je gezin gaat door een verwarrende periode, waardoor je even van slag bent. Je ouders stappen naar een rechtbank omdat ze je slecht rapport niet aanvaarden. Je staat op de voorpagina van de grootste krant van het land, en vervolgens ook in alle andere kranten van het land. Je ontlokt de minister van Onderwijs alweer een belofte over alweer nieuw beleid. Je bent nu het voorwerp van een heftig debat.

Dat is wat de zeventienjarige Carmen uit Genk overkomen is. Ondanks een C-attest mag ze toch naar de zesde klas, nadat haar moeder die beslissing had afgedwongen bij de Raad van State, op straffe van een dwangsom voor de school, waarvan de klassenraad anders geoordeeld had. Overetikettering. Overpsychiatrisering. Overjuridisering. Overmediatisering. Overpolitisering. Het lijkt wel alsof deze week in het nog onzekere puberhoofd van Carmen uit Genk alle maatschappelijke, familiale en opvoedkundige problemen van onze tijd samenkomen. Terwijl ze ook maar gewoon een meisje van zeventien is dat het lastig heeft om bij te benen in de klas. Arm kind.

Prestatiedwang

Tussen 2004 en 2007 steeg het gebruik van medicatie voor ADHD (verwant met ADD) met 387 procent. In 2011 besteedde de ziekteverzekering 5,45 miljoen euro aan terugbetalingen van het medicijn Rilatine, een verdubbeling in vijf jaar tijd. Veel van die pilletjes verdwijnen in de mond van een minderjarige.

Misschien is Carmen net dat ene kind dat terecht geholpen wordt door de juiste diagnose en medicatie. Dat weten we niet. Misschien is zij een treffend voorbeeld van onze neiging om elke gedragsvorm die niet binnen de norm past te problematiseren en te psychiatriseren. In sommige gevallen kan de vaststelling van ADD, ADHD en/of dyslexie bij een kind nuttig zijn om bepaald gedrag of een bepaalde tekortkoming precies te duiden. Dat neemt niet weg dat ADHD of variant ADD modieuze afkortingen geworden zijn in de pedagogie, ruiswoorden bijna in onze omschrijving van 'abnormaal' kindergedrag.

Zou het ook kunnen dat het probleem bij dat woord 'abnormaal' zit? Dat de norm waarin we elk kind willen laten passen een te smalle mal is geworden? Te veel ouders projecteren hun persoonlijke ambities en frustraties op hun kind, dat als een prins op een troon gehesen wordt. Als dat kind vervolgens niet over die koninklijk hoge lat kan springen, ligt het probleem dan bij de lat of bij het kind? Met de melk lepelen we ook prestatiedwang in bij onze kinderen. Alsof het leven pas vervuld is als je kind arts of advocaat geworden is.

Gelijke kansen

Het hoeft heus geen drama te zijn dat een kind andere talenten heeft dan strikt verstandelijke. Er zijn onderwijsmethoden waarin je technische of creatieve vaardigheden beter kunt laten ontplooien. Er zijn vast nog schrijnende uitzonderingen van onrechtvaardigheid, maar de tijd dat klassenraden kinderen afserveerden op afkomst of uitzicht is echt wel voorbij. 'Minder slim' zijn (in de beperkte zin van het woord), is geen ziekte. Het is vaak een samenspel van genetische en maatschappelijke factoren.

Gelijke kansen moeten een prioritaire bekommernis blijven in ons onderwijsstelsel, maar ook in een perfecte wereld kan het nooit het einddoel zijn dat elk kind ook gelijktijdig over dezelfde meet komt. Met gelijke(re) kansen kun je startposities nivelleren, maar de uitkomst zal altijd divers blijven. Dat is een lot dat ouders en kinderen moeten leren te aanvaarden. Je kunt geen pilletje nemen tegen het lot. Je kunt er ook geen rechtszaak tegen winnen.

Een C-attest krijgen, is geen leuk moment in een jong mensenleven. De kwestie of zittenblijven jongeren vooruithelpt - soms wel, meestal niet - in hun schoolloopbaan, is een grondig debat waard. Een op de drie scholieren moet nu al minstens een jaar dubbelen. Dat is veel, en in elk geval veel meer dan een samenleving zou mogen aanvaarden. Kan een onderwijsstelsel 'wereldtop' zijn als een op de drie jongeren op een bepaald moment struikelt of afhaakt? Het is evenwel niet door een overstap naar een hoger jaar voor de Raad van State af te dwingen dat we dat probleem zullen oplossen. Je ondergraaft er enkel het gezag van het onderwijspersoneel mee, nu al sluiswachters aan een kolkende stroom van steeds weer nieuwe maatschappelijke fenomenen.

Hulpmiddelen

Laat dit evenwel geen culpabilisering van de ouders zijn. Elke moeder wil dat haar kind het beter heeft dan zijzelf. Dat het hoger springt. Dat is niet vanzelfsprekend in dit wankele tijdsgewricht. Desnoods moet het dan maar met een pilletje of met een rechterlijk bevel. Zoals je een motor die niet goed loopt, smeert met wat olie. Enig verschilpunt: een kind is geen auto.

Er is een hele farmacologische, psychologische én juridische industrie die ouders, pedagogen en artsen discreet hulpmiddelen influistert. Daardoor ontstaat de indruk dat wie zijn kind die alom voorhanden zijnde middelen weigert, faalt als ouder. Onderschat de groepsdruk niet om ook maar je toevlucht te nemen tot die uitweg. Vergelijk het met een sportdirecteur die zijn wielrenners consequent doping ontzegt, en vervolgens vaststelt dat zijn ploeg als enige achteraan in het peloton blijft bengelen.

Ouders stellen hun hoop op pillen en advocaten om zichzelf te verlossen van het foute schuldgevoel dat ze niet alles gedaan hebben voor het welzijn van hun kind. Of zoals een verstandige onderwijsstem het erg mooi samenvat: voor elk probleem bestaat vandaag een oplossing. Dat is het probleem.