Direct naar artikelinhoud

'Hier heb ik de Stefan Brijs van 15 jaar geleden teruggevonden'

Vorige maand vroeg Stefan Brijs (46) zich af: 'Zou ik me tot Spanjaard laten naturaliseren?' De vraag heeft nog geen antwoord, maar voor een Limburger is de vraag zélf al een antwoord. Zo goed voelt de schrijver zich in Los Romanes, waar hij Andalusische notities neerschrijft en waar de tijd voorbijgaat.

In januari schreef Stefan Brijs dit:
'De winter is te zacht. De voorbije zomer was te heet. En de laatste drie jaren zijn te droog geweest. In het Spaans is 'te' - een woord dat toch op een overvloed van iets duidt - terecht veel langer, vijflettergrepig zelfs: demasiado.'

Zou het ooit 'te' rustig zijn in Los Romanes? Op de laatste avond van mei - het is al warm geweest en de zwaluwen zijn al even terug uit Afrika - doet iemand het licht uit boven de Peña del Hierro en dan hoor je niks meer. Geen mens, geen televisie, al helemaal geen auto, ben je gek. "Maar je zou hier wel eenzaam kunnen zijn", zegt de schrijver. "Voor we dit huis vonden, droomde ik van een cortijo op een berg. Zo'n oude hoeve. Maar regent het, dan krijg je modder en raak je van je berg niet meer af. Daar zou ik kapot gegaan zijn van eenzaamheid. Ook al vraagt mijn beroep dat misschien."

Waarom hij in 2014 besliste om van Koningshooikt naar Andalusië te verhuizen, moeten we niet meer vragen. Dat vertelde Brijs al in september vorig jaar. We zaten toen op ditzelfde terras van Casa Luna y Sol, zijn huis genoemd naar zijn boek Maan en zon. Dat boek was de reden van dat gesprek. Hij zei: "Ik wilde letterlijk een nieuwe horizon."

Melanie (Elst, zijn vrouw, RVP) zegt dat verhuizen oplucht: "Je kunt niet alles meenemen. Je moet veel weggooien." Negen maanden later zegt Stefan: "Ze zeggen dat wie het hier drie jaar volhoudt, een blijver is. We gaan dat makkelijk halen, we zijn hier tweeënhalf jaar. Maar volhouden is wel het juiste woord. De hete zomer kon ik tot mijn verbazing goed verdragen, maar de winter viel niet mee. De huizen zijn niet geïsoleerd, als de koude erin trekt, moet je de deur openzetten omdat het buiten warmer is. Nooit eerder had ik het zo koud als hier. En dan moest in februari de wind nog komen. Het is een harde wind die uit de kloof komt, te vergelijken met de mistral. Na een dag of zes word je gek."

Zo zijn Belgen: waar we gaan, praten we eerst over het weer. Terwijl we over de koers zouden kunnen praten. De échte Ronde van Spanje passeerde vorig jaar in Vélez-Málaga en Brijs zag dat de Vuelta de Tour niet is. "De reclamekaravaan telt drie auto's."

We kunnen het over politiek hebben, later deze maand verdelen de verkiezingen dit land toch weer in links en rechts. "Er is geen midden."

En er is kunst. In het document dat Brijs gemaild heeft en dat 'Andalusisch logboek' als werktitel heeft, schreef hij: 'Alonso Cano, hier,

in Alhama? Ik heb zijn werk gezien in het Prado

in Madrid, in de kathedraal van Málaga en in

die van Granada. Een der groten, tijdgenoot van Velázquez en Zurbarán, in wiens schaduw hij

weliswaar altijd is gebleven, zoals ook dit schilderij nu grotendeels in de schaduw van het hoogkoor is verdwenen.'

Morgen gaan we kijken.

"Ik heb de vrolijkheid van het schrijven herontdekt", zegt Stefan. "Als je fictie schrijft, ben je gebonden aan een aantal wetten. Bijvoorbeeld dat je een stijl moet aanhouden zodra je die gevonden hebt. Bij Maan en zon zette dat een rem op mijn schrijfplezier. Nu heb ik alles losgelaten en heb ik de Stefan Brijs van vijftien jaar geleden teruggevonden. Ik schrijf met veel meer plezier en met veel meer schwung. Fictie is zwoegen, non-fictie schrijf ik al fluitend. Ik denk dat je aan mijn 'Andalusische notities' voelt dat ik hier gelukkig ben. Er is zo veel te zien en te beleven dat het een plezier is dat allemaal te vangen in woorden en stijlen."

Andalusisch logboek zal in 2017 verschijnen en het was al meteen na zijn komst naar Los Romanes een van zijn plannen. Na het afwerken van Maan en zon zou hij wandelen, kijken, luisteren, reizen en rondreizen. Niet naar Sevilla of Ronda of Cordoba. Die plekken zou hij mijden. In zijn boek zullen onder meer Loma Léon, de Peña de los Enamorados, kolonel Tejero, de postbode van Benamargossa en Lucena een rol spelen. Deep Andalucia, quoi.

"Andalusië is het Limburg van Spanje. Ik herken de warmte, de hartelijkheid en de openheid van de mensen. Waar ik ook kom, voel ik weinig chagrijn, terwijl daar veel redenen toe zijn.

"Hier betogen mensen voor pan(brood) en een tejado (dak) boven hun hoofd. In België legt men het land plat voor twee verlofdagen. 80 procent van de auto's zijn makkelijk tien jaar oud. Wat is dat in België? Geen 20 procent. Neen, niemand leeft boven zijn stand zoals Kris Peeters zei,

maar veel Belgen beseffen niet hoe goed ze het hebben.

"Vorig jaar zat ik in Antwerpen in café't Elfde gebod. Ik sprak vijf obers aan, maar nog kwam er niemand. Uiteindelijk ben ik weggegaan. In Málaga word je in elke kroeg hartelijk bediend. Ik begrijp dat ongenoegen in België niet. Vorige week las ik in de krant dat hier, voor het eerst sinds lang, mensen al eens een paar dagen wachten om een interimbaan aan te nemen. Eindelijk gaat het hier iétsje beter. Maar iedereen bleef altijd vriendelijk. En er wordt hard gewerkt. Niemand is ooit ziek, want dat is inkomstenverlies."

Naar Oostenrijk

Als kind reisde Stefan Brijs nooit. Oostenrijk, zag hij eens, veertien dagen met de KWB (Kristelijke Werknemersbeweging) in de bus naar Stanzach. Verder alleen de zee. Vader Brijs werkte in drieploegendienst bij Ford, er was geen geld extra voor ontdekkingen. Pas in de late tienerjaren kwam hij even in Lloret de Mar en nog later een weekend in Barcelona. "Melanie heeft me de wereld leren kennen. Drie maanden nadat we elkaar hadden leren kennen, nam ze me mee naar Curaçao, nadien naar Australië, ettelijke keren in Europa en twee keer naar New York. Zonder haar had ik een veel bekrompener leven gehad."

Emile Brugman, 70 nu, was zijn uitgever bij Atlas en is ook na zijn pensioen de redacteur van Stefan. "Emile zou mijn vader kunnen zijn, maar hij is mijn beste vriend. Het is zo'n wijze man en ik ben een gretige ontvanger. Volgende maandag komt hij naar hier met een koffer vol boeken."

Het was Brugman die Brijs boek na boek aanmoedigde en kansen gaf. Alleen zo kon De engelenmaker er komen. "Sinds zijn vijftiende komt Emile naar Spanje en toen ik hem onlangs vertelde dat ik in Huelva naar het Monasterio de la Rábida ging, waar Christoffel Columbus een jaar lang verbleef voor hij met drie boten naar Amerika zou varen, zei hij: 'Zoek op YouTube eens naar Boudewijn Büch in La Rábida.' Fantastisch: in die uitzending zie je Büch Emile interviewen als grote Spaanse historicus."

Stefan Brijs' echte vader, de Ford-arbeider, had een vrouw en drie kinderen, en een grote culturele interesse. "Maar door zijn werk en dat gezin heeft hij dat nooit helemaal kunnen ontwikkelen. Hij werkte keihard. Was nooit ziek." Het was die generatie, moeder Brijs was huisvrouw, in alles zat veel opoffering.

Brijs was een koppig kind, zegt hij: "Verschrikkelijk koppig. Als ik vond dat ik gelijk had, ging ik ervoor. Al toen ik zeven jaar was (lacht). Maar koppigheid betekent ook volharding, en dat heb je nodig in een leven in Andalusië en als schrijver. Als je een minimum aan talent hebt, moet je er maximaal op inzetten. Dat heb ik met mijn schrijven gedaan. Alles moest daarvoor wijken. Ook mijn eerste huwelijk. Ik móést en zou schrijven en in die zin ben ik selfmade. Ik heb mezelf geschoold in literatuur en nooit toegevingen gedaan."

Zin na zin, harken en hakken, een oeuvre bijeen. Ook nu met het Andalusisch logboek gaat het zo. Als kind had hij Thea Beckman en René Swartenbroekx gelezen, maar het eerste boek dat hem écht raakte, was Meester van de Zwarte Molen van Ottfried Preussler. "Dat heeft me betoverd." Later kwamen Herman Brusselmans en Tom Lanoye en zo ging hij zelf De verwording schrijven. Zeven jaar was Brijs ermee bezig. "Aan een Ikea-tafeltje met een kaars erbij." Nu geeft hij het boek al eens weg met de boodschap: 'Lees het niet.'

Grip op het leven

We zijn veel later nu en in zijn schrijfhut in de tuin ziet Brijs leeuweriken vliegen, koninginnepages en eigenzinnige uilen. "Dieren die ik in mijn jeugd zag. In die generatie zit ik nu: ik zie dingen van vroeger terug. Dat betekent dat ik ouder word. Maar heb ik daar problemen mee? Neen, ik heb geen verlangen om jonger te zijn. Ik had altijd al een hoge absolute leeftijd, zoals Mulisch: altijd een man van boven de 50. Stilaan nader ik de leeftijd die ik altijd in mij had."

Bijna geruststellend, vindt hij dat. Ouder worden geeft wijsheid. "Je hebt veel verzameld en zo krijg je grip op het leven. Van jongs af keek ik veel naar 'de mensch', vooral naar de zwakkeren in de samenleving. Dat zie je in mijn boeken. Kijk naar Dokter Hoppe in De engelenmaker. En ook hier: ik mijd Sevilla en Granada en ga liever naar de postbode, die in één zin de hele crisis samenvat: 'Muchos comiendo sin trabajar.' Er zijn er veel die eten zonder dat ze werken."

Een dag eerder was hij zelf uit België weer geland ("het voelt als naar huis komen", zei hij in september) en de douane in Málaga controleerde de door vader Brijs met Tierenteyn-mosterd zelfgemaakte kipkap (voor niet-Limburgers: dat is hoofdvlees, kop, of in Gent gewoon huufflakke). Die is voor morgen. Nu legt Brijs prachtige langoustines op de barbecue en er staan wilde asperges klaar.

In februari schreef hij dit.

'Op internet vind ik enkele Spaanse gerechten: stevige stoofpotten, die namen dragen als 'leeuweriken op de wijze van de boerenvrouw', of 'leeuweriken van de jager'. In beide gerechten worden de leeuweriken - twaalf stuks! - met spek omwikkeld en aangebraden, waarna geblust met witte wijn.'

In 1861 had de legendarische kok Philippe Cauderlier in Het spaerzame keukenboek nog een recept voor gebraden leeuwerik. Ligt Spanje dan toch ver achter op Europa? En is Europa dan een illusie? "Voor Spanje is het goed. Spanje is een arm land en solidariteit is nodig. De vraag is: wie treft schuld? Ligt het aan de mentaliteit, de politiek of de cultuur? Ik weet alleen dat Spanjaarden heel intuïtief zijn. Als ze ergens geld mee kunnen verdienen, zullen ze dat meteen doen. Toen het goed ging met de immobiliën, werd er veel gebouwd. Maar je moet eens naar Puente Don Manuel gaan. Daar zie je een heel nieuw dorp dat leegstaat. Het ging plots slecht en het werd niet meer afgewerkt. Zo gaat het hier.

"De streek hier, de Axarquía, heeft het klimaat van Californië, dat heeft een geleerde Duitser ontdekt. Dus groeien hier nu welig avocado's en mango's. Maar kijk naar het stuwmeer van Viñuela, vlakbij. Twee jaar geleden was dat nog voor 85 procent gevuld met water. Nu is dat nog 45 procent. Over tien jaar zitten we dus met hetzelfde probleem als in Californië: er zal geen water meer zijn."

En dan? Dan haalt de Andalusiër zijn schouders op en zal hij zeggen: 'No te preocupes.'

"We zien wel. Er is een onwil tot visie en door alle ellende die ze meemaakten, weten ze dat het op elk ogenblik slecht kan gaan. Dat zit in de genen. Hun olijven? Hoeveel krijgen ze per kilo? Dat is het enige wat telt."

Coche

Een van de mooiste Spaanse woorden vinden we 'coche'. Omdat het prachtig klinkt en omdat het makkelijker is dan uren wandelen. Met de auto ("in het begin reed ik als Belg en claxonneerde ik als iemand 40 reed in plaats van 90, nu niet meer, ook daarin zit die regel van drie jaar, als je je dán nog ergert moet je weg") rijden we naar de Peña del Hierro, de IJzerrots, waar de golden hours zijn aangebroken, we lopen aan tegen wat de Fransen het allermooist zeggen: de tijd 'entre chien et loup'.

No te preocupes, het moet een van de weinige Spaanse uitdrukkingen zijn die naar hier verwaaide Britten overnamen toen ze lukraak in deze regio oude caravans neergooiden. Of een pad naar niks effenden, er kiezels smeten, en er hun grondgebied van maakten. Het is fotogeniek allemaal, maar op dit moment denk je toch: die brexit had al een paar decennia eerder mogen komen. Van respect voor de natuur is geen sprake. Autowrakken, frigo's, ressortbakken.

Poserend probeert Brijs op schoonheid te wijzen. Op chumbos, vijgcactussen, helaas aangetast door een ziekte die insecten uit de Canarische Eilanden meebrachten. Wilde venkel. Agave. Verderop La Maroma, 2.069 meter, 'de grote vriendelijke berg'. Kuifleeuweriken. Een wit dorpje ligt als eeuwige sneeuw tegen een helling. Tegen een boom, vlak bij een achtergelaten caravan die nog vol kleren en boeken ligt, hangt een kaartje waarop je dit kunt lezen: 'Raz' Mark Adrian Raistrick - 1963-2012. Misschien was Mark hier ooit gelukkig en een gedicht van Canon Henry Scott-Holland brengt op de treurende boomstam troost. Linda schreef eronder: 'Forever in my thoughts. Love and miss you. All my love. xxx'

We zullen nooit weten wie Raz was, maar we nemen hem mee en Stefan vertelt hoe deze streek, ooit een kalifaat, nog oude steun zoekt. "De Semana Santa opende mijn ogen. Als buitenstaander denk je: waar zijn die katholieken mee bezig? Maar ook hier gaat bijna niemand meer naar de kerk. Alleen zijn die processies in de week voor Pasen een echt groepsgebeuren.

"Ik was verrast door de aangename sfeer. Eigenlijk ben ik bang voor groepen, maar daar zag ik hoe belangrijk ze voor deze mensen zijn. Er is vriendschap en broederschap en voor de crisis die al tien jaar duurt, zoeken ze boetedoening in de gemeenschap."

De geschiedenis bezwaart Spanje tot vandaag. Die van de vijftiende eeuw, toen de Moren door katholieken werden verdreven. "De prachtige kerken zijn dan weer de unieke rijkdom die ze aan die overtuiging overhielden." Later die van generaal Franco. "Tot vandaag voel je dat en dat is niet onlogisch. Uiteindelijk is die man nog maar 40 jaar weg. Als ik Spanjaard was, was ik geboren tijdens de dictatuur. Mijn ouders zouden er de helft van hun leven onder geleefd hebben en mijn grootouders zouden elkaar misschien doodgeschoten hebben. Natuurlijk voel je dat tot vandaag."

Maar als Stefan Brijs bij de Andalusiërs de naam van Franco laat vallen, wordt er gezwegen. "Dat is zelfs wettelijk vastgelegd, dat daarover gezwegen moest worden. Misschien heeft dat Spanje gered omdat er geen geweld meer was. Maar tegelijk zijn de wonden daardoor niet geheeld."

We drinken een anijsdrank uit Rute, ooit tachtig stokerijen rijk, nu nog vijf. We drinken nog wat. De maan verjaagt de zon, zo gaat het al eeuwen, en morgenvroeg weer omgekeerd. Buenas noches.

Casa Luna y Sol - eerder stond het al: dit huis kreeg de naam van Stefan Brijs' laatste boek. Na De engelenmaker en Post voor Mevrouw Bromley een roman over Curaçao. "Het boek werd goed ontvangen", zegt hij, "maar de aandacht ervoor viel plots stil. Zeker in Nederland. De snelheid waarmee boeken in of uit de belangstelling verdwijnen, is daar enorm. Was Maan en zon dan minder goed dan de vorige?"

Hij stelt zich de vraag. Hij antwoordt: "Dat kan. Maar ik weet het niet. Ik weet wel dat de kracht van een boek niet meer volstaat. Van De engelenmaker waren er ook nog maar 3.000 verkocht toen het boek voor de eerste keer genomineerd werd voor een prijs. Toen kwam de media-aandacht en toen kwamen de lezingen.

"Ik ben er nooit mee bezig geweest. Ook nu niet, anders zou ik geen Andalusisch boek schrijven. Ik heb altijd geschreven wat ik wilde. Dat is in het belang van mijn lezers en een beloning voor mezelf. Door naar hier te komen, is de belangstelling natuurlijk minder. Maar dat wist ik en ik zocht het bewust op. Voor Maan en zon gaf ik vijf lezingen, maar toen ik mezelf hoorde praten, was ik in gedachten hier. Ik kan het bijna niet meer opbrengen om hier níét te zijn. Ik denk dat Andalusië meer bij het karakter past dat ik al had. Vorige week heb ik me voor het eerst afgevraagd of ik me niet tot Spanjaard zou laten naturaliseren. De wittebroodsweken zijn voorbij, maar de verliefdheid voor dit land is er nog altijd."

Stefan Brijs is Limburger en van Limburgers zegt men: bescheiden mensen. Hij heeft zelf weleens gezegd dat hij geen typische Limburger is, hij heeft vertrouwen in zijn talent. Maar met onbescheiden mag dat niet verward worden. "Bescheiden blijf ik", zegt hij, zoals deze streek dus. "Elk dorp en elke stad heeft veel te bieden, maar ze pakken er niet mee uit. Natuurlijk zijn de mannen nog macho en willen de vrouwen vrouwelijk zijn. Maar dat macho zit 'm in het niet uit handen willen geven van werk. Ze willen altijd de baas blijven."

Pracht

Je moet niet naar Sevilla en Cordoba en Granada om de pracht te zien, en dus rijden we naar Alhama de Granada. Daarvoor moeten we eerst over de prachtige Zafaraya-pas, die de doorsteek naar Granada is.

Op duizend meter hoogte rijden we de provincie binnen en via de hoogvlakte naar Alhama. Ronda chica, noemen ze het: het kleine Ronda. Vanwege de meanderende rivier die in het dorp een canyon vormt. Brijs wil in La Iglesia de la Encarnación dat schilderij van Alonso Cano laten zien. Dat kan in deze streek: kunstwerken uit onze salontafelboeken hangen hier in een kerkje. Liefst negen doeken van Zurbarán (17de-eeuwse Spaanse meester die twee jaar geleden nog geëxposeerd werd in Bozar) hangen in de sacristie van Marchena. "Je moet dan alleen, zoals Nooteboom schrijft, aankloppen om ze te mogen zien."

De kerk is gesloten en Stefan moet Amparo van de Officina Municipal de Turismo overtuigen de kerk toch voor 14 uur te openen. "No." Dan belt ze toch even naar iemand die niet opneemt. Amparo gaat mee. De toeristische dienst wordt gesloten, de kerk geopend. Het blijft donker, tot Amparo de lichten aansteekt. Foto's zijn verboden. "Mag Diego één foto maken?" Eerst moet het zonder Brijs. Dan mag het met. We zijn in Spanje. No te preocupes.

Wat we zien is een Christus aan het kruis, Cano schilderde het rond 1630, maar bijzonder is zijn hoofd. Het is helemaal overschilderd met een zwarte vlek. "Er zijn twee legendes. Eén vertelt dat een priester niet van het schilderij hield en dus het hoofd bijwerkte, waarna Cano het in woede zwart verfde. Volgens een andere wilde de opdrachtgever Cano niet betalen en maakte hij het werk daarom niet af."

In bar El Tigre krijg je de tapas bij het bier gratis, "soms zoveel dat je het niet op krijgt", we praten via het bier over België. Daarnet noteerden we in zijn bibliotheek vanop ruggen naast elkaar willekeurige titels. Saluut aan Catalonië van George Orwell. Ghosts of Spain. Travels Through a Country's Hidden Past en Ook dit gaat voorbij van Milena Busquets. Hemingway, Lorca, Hans Christian Andersens A visit to Spain. Een plank vol Spanje, allemaal gelezen en te lezen als inspiratie voor dat Andalusisch logboek.

"Ik volg de Nederlandstalige literatuur niet meer. Er is een nieuwe wereld voor me opengegaan. Waarmee ik niets denigrerends wil zeggen over de Vlaamse en Nederlandse literatuur. Dit is vooral een nieuwe uitdaging. In België had ik het gevoel dat ik intellectueel was stilgevallen. Dat lag ook aan mij: door mijn schrijverij snoof ik te weinig andere dingen op."

Hier doet hij dat wel. "De eerste dertig jaar van mijn leven kwam ik niet verder dan de grenzen van Limburg. Ik groeide er op tussen migranten en ik weet hoe een Marokkaans of Turks getto het onmogelijk maakt te integreren. Hier zie je hetzelfde met de Britten. Zelf probeer ik de taal goed onder de knie te krijgen. Wat niet makkelijk is, vooral de nuances ontbreken nog en dat is frustrerend voor iemand die zo met taal bezig is. Maar de cultuur opsnuiven, maakt me rijker. Er is het schitterende erfgoed van de katholieken, maar ook van de Moren en zelfs van de Romeinen, en naar de Efebe van Antequera (een in 1955 nabij de stad Antequera opgegraven bronzen Romeinse sculptuur, red.) kan ik uren kijken. Ik vind het een feest."

"Weet je wat het is?", vraagt hij dan plots. "Het is de ziel. Dat is wat Andalusië zo aantrekkelijk maakt voor mij. Alleen kom je daar niet achter als je hier twee weken op vakantie bent. Er is nog een ziel en dat is totaal iets anders dan identiteit. En ik begin die volksaard te ontdekken. Zoals gisteren in Alhama de Granada en bij Amparo: ik heb de sleutel gevonden."

Op 22/9 is Stefan Brijs in het Concertgebouw in Amsterdam te gast op een avond met als thema 'Smeltkroes Andalusië'.