Direct naar artikelinhoud

Bespaar bij de partijen, niet bij de parlementsleden

Er is de voorbije weken een politiek opbod ontstaan over de lonen van de parlementsleden

Bart Maddens is politicoloog aan de KULeuven.

Met als in de tijd van de 'nieuwe politieke cultuur' (in de jaren negentig) lijkt de Wetstraat in de greep van een vreemdsoortig masochisme. Een rituele zelfverminking van de politici moet de toornige kiezer tot bedaren brengen. Maar aan de fundamenten van het politieke financieringssysteem wordt niets veranderd. De parlementsleden moeten wat inleveren, maar de politieke partijen blijven grotendeels buiten schot.

Nochtans zou het verstandiger zijn om juist het omgekeerde te doen: besparen bij de partijen en niet bij de parlementsleden. Zoals bekend zitten de partijen in België er warmpjes bij. Ze krijgen samen jaarlijks 63 miljoen euro van de overheid, goed voor 75 procent van hun inkomsten. Alsof dit nog niet genoeg is, worden de parlementsleden vaak door de partij gedwongen om een deel van hun loon af te staan, soms tot 10 procent. Die mandatarisbijdragen zijn goed voor 9,4 procent van de totale inkomsten van de partijen, samen bijna 8 miljoen euro per jaar. De partijen hadden in 2010 een totaal vermogen van 104 miljoen euro.

Aan de inkomsten van de politieke partijen wordt niet of nauwelijks geraakt. De enige toegift van de partijen is dat ze hun federale dotatie twee jaar niet zullen indexeren. Enkel het FDF pleitte voor een vergelijkbare inlevering als de parlementsleden, namelijk een structurele vermindering van de dotatie en de fractietoelagen met 5 procent. Maar alle andere partijen wuifden dit weg.

En dat is natuurlijk geen toeval. Geld is voor de partijleiding een bron van macht. Het laat hen toe om een sterke partijorganisatie uit te bouwen, waarmee ze dan weer de parlementsleden onder de knoet kunnen houden. En hoe minder de parlementsleden verdienen, hoe afhankelijker ze worden van de partijtop. Nu al is het zo dat bijna drie vierde van de campagne-uitgaven van de kandidaten worden betaald door de partij. Op die manier hoeven de kandidaten niet diep in de eigen geldbeugel te tasten. Maar de keerzijde van de medaille is wel dat ze helemaal in de pas van de partijcampagne moeten lopen. Want ook hier geldt : wie betaalt, bepaalt.

Om de machtsbalans tussen partijtop en parlementsleden enigszins te herstellen zou men de centrale partij-instanties best wat ontvetten. Je zou een deel van de subsidiestroom naar de individuele kandidaten kunnen leiden, in de plaats van naar de partij. Dat zou de vorm kunnen aannemen van een campagne-toelage voor kandidaten. Zo'n financiële 'empowerment' zou het gemakkelijker maken voor individuele politici om een eigen electorale machtsbasis uit te bouwen en onafhankelijker te worden van de partijtop. Maar juist dat willen de partijen ten alle prijzen vermijden.

In 2009 publiceerde GRECO (de organisatie binnen de Raad van Europa die zich bezig houdt met de strijd tegen corruptie) een vernietigend rapport over het Belgische systeem van partijfinanciering. Ook hierin komt de bezorgdheid over de financiële monopolie-positie van de partijen ten opzichte van de kandidaten tot uiting. Maar GRECO is vooral kritisch over het gebrek aan controle en transparantie in het Belgische systeem. De partijen doen gretig aan financiële zelfbediening, maar dulden niet dat een onafhankelijke instantie toeziet op de besteding van die middelen.

In zijn opvolgingsrapport (van mei 2011) kon GRECO enkel maar vaststellen dat de Belgische wetgever die kritiek grotendeels in de wind heeft geslagen. De Belgische overheid verzon hiervoor de even leugenachtige als doorzichtige uitvlucht dat er in tijden van lopende zaken geen wijzigingen van de wetgeving mogelijk waren. Maar ook het regeerakkoord van Di Rupo omzeilt de problematiek van de partijfinanciering, alle retoriek over politieke vernieuwing ten spijt.

Al klopt dat laatste ook weer niet helemaal. Indirect zal Di Rupo wel voor beterschap zorgen. Want door de afschaffing van de Senaatsverkiezing verliezen de partijen automatisch een groot deel van hun dotatie (a rato van ongeveer 1,5 euro per stem, in totaal 9 miljoen euro). Anderzijds is het wel wat vreemd dat de partijen daarover zedig zwijgen. Zou het misschien de bedoeling zijn om dat verlies in het geniep te compenseren, zodat de inkomsten van de partijen toch op peil blijven? Maar dat zou in deze tijden van besparingen al te grof zijn.