Direct naar artikelinhoud

Hoog tijd om te waxen

'Er is echt niets romantisch aan doodgaan'

Drieëntwintig was Patti Smith toen ze zo'n veertig jaar geleden voor het eerst naar Parijs kwam. Ze logeerde in een klein kamertje in de rue Campagne Première. Dat is om de hoek bij de Fondation Cartier, waar ze nu exposeert. Ze koos dat schamele onderkomen omdat Arthur Rimbaud, een van haar grote inspiratiebronnen, ooit in die straat had gewoond, maar ook Verlaine, Man Ray, Louis Aragon, Elsa Triolet en Kiki de Montparnasse. Overdag trok Smith met haar gitaar naar de Boulevard de Montparnasse om als straatmuzikante haar kost te verdienen. 's Avonds tekende ze. Enkele van die tekeningen hangen nu aan de muur, in potlood, soms ingekleurd en bijna altijd voorzien van tekst. Af en toe ging ze wandelen op het kerkhof, de cimetière de Montparnasse. Ze heeft iets met de Franse cultuur, zegt ze, en daarom is ze zo blij dat Cartier haar heeft uitgenodigd. "Op het podium en in mijn songs kan ik mijn ideeën kwijt over de wereld, over het milieu, over politieke kwesties. Deze tentoonstelling is veel persoonlijker. Die gaat over de voorbije veertig jaar van mijn leven."

De musicienne staat ons te woord met één gelaarsde voet op een zetel die ze speciaal heeft laten overvliegen. In jeans, wit overhemd en zwarte vest, haar uniform. Ze is grijs geworden maar haar stem klinkt krachtiger dan ooit. Iemand vraagt waarom ze zo vaak op begraafplaatsen vertoeft en graven fotografeert. "Daar is niets morbide aan", antwoordt ze. "Ik word daar ook niet triest van. Voor mij zijn kerkhoven plekken waar je kunt communiceren, mediteren. De geesten leven verder. En vaak zijn die plekken ook erg mooi."

Aan de opzettelijk ruw gelaten muren van de kelder hangen grote lijsten met vierkante, zwart-witte polaroidfoto's. De titel van de tentoonstelling, Land 250, verwijst naar de camera waarmee ze de foto's heeft gemaakt. Waarom precies daarmee? "Toen mijn broer en mijn man gestorven zijn (in 1994, AG) was ik helemaal leeg, doodop. Ik had ook al mijn jeugdvriend Robert Mapplethorpe en Richard Sohl, mijn pianist, zien heengaan. Ik had geen gram energie meer. Ik ontdekte dat ik met mijn Polaroidcamera snel en zonder veel inspanning mijn emoties kon vastleggen."

Je moet wel wat vertrouwd zijn met de geschiedenis en het oeuvre van Patti Smith om te weten waarover de foto's gaan, want verklarende tekstjes zijn er niet bij. Wat je ziet is vooral sfeer. Wat je hoort is haar dreinerige, psalmodische stem die teksten reciteert. De beelden worden afgewisseld met documentaires over haarzelf, met haar tekeningen op ruitjespapier. In glazen toonkasten zijn persoonlijke souvenirs uitgestald. Dat gaat van de pantoffels van Mapplethorpe tot haar rekening van het Grand Hôtel des Etrangers in 1973 (21 Franse frank per nacht), foto's van Brian Jones, een T-shirt van Rimbaud, gekocht toen ze naar diens geboortehuis in Charleville-Mézières trok, een Engelse vertaling van Une saison en enfer, teksten van Allen Ginsberg, een foto van het graf van W.B. Yeats...

Patti Smith is dichter, activiste, schrijver en romanticus, maar vooral ook rock-'n-rollmadam. Duikt ze nog het nachtleven in? "Ik heb veel mensen om me heen zien vechten tegen de dood. Zelf was ik een ziekelijk kind en mijn ouders hebben me verscheidene keren van de dood moeten redden. Ik heb beslist dat ik wil overleven. Ik heb kinderen voor wie ik moet zorgen en voor wie ik werk. En als je wil werken, moet je gezond zijn. Natuurlijk heb ik wel eens iets gerookt, maar altijd op een gematigde manier. Er is echt niets romantisch aan doodgaan, hoor. Als ik het heb over Janis Joplin of Brian Jones, dan is dat niet omwille van hun druggebruik of hun levensstijl, maar omwille van hun werk, omwille van de kunst."

Wat gaat ze doen nu Polaroid stopt? Smith: "Ik heb een voorraadje van tweeduizends films aangelegd, ik kan dus nog een poosje voort."

En dan vertrekt ze. Ik koop een zwart T-shirt met een polaroidfoto van haar en steek ik de straat over naar de cimetière de Montparnasse. Ik heb niet de gewoonte om met geesten te communiceren, maar op deze grauwe dag lijkt dat me een gepaste afronding. Ik breng een bezoekjes aan Jean-Marc Reiser en aan Serge Gainsbourg. Op dat moment breekt de hemel open en sta ik als een verzopen kat in de ogen van Gainsbourg te kijken. Simone de Beauvoir zal voor een andere keer zijn.

Patti Smith, Land 250, tot 22 juni in de Fondation Cartier, 261 Boulevard Raspail, 75014 Parijs, www.fondation.cartier.com

In haar korte leven (ze werd slechts dertien) waste de heilige Agnes zich nooit. Dat lees ik in een geschiedenis van de hygiëne die vorig najaar verscheen. Historische bewijzen daarvan heb ik nergens kunnen terugvinden. Wel wordt algemeen aangenomen dat de vroege christenen fel van leer trokken tegen de properheid van de Romeinen, waarschijnlijk omdat ze de Romeinse baden associeerden met hedonisme en losbandigheid. Voor heiligen was vuil zijn een deugd.

Dat is nu wel anders. De Amerikaanse Katherine Ashenburg wijst er in The Dirt on Clean op dat Amerikanen geobsedeerd zijn door hygiëne. De wereld zal geurloos zijn of niet zijn.

In haar omvangrijke studie vertelt Ashenburg dat wij een verkeerd beeld hebben van de hygiëne in de geschiedenis. In de middeleeuwen was men properder dan in de eeuwen die volgden. De publieke badhuizen werden immers gesloten na de zwarte pest, in de veertiende eeuw, om God te sussen. Die wou namelijk de ongebreidelde luxe afstraffen, waartoe baden toen werd gerekend. De wetenschap stond voor een zeldzame keer aan dezelfde kant: warm water zou de poriën openen en zo ziektekiemen binnen laten. Dus werd er veel minder gewassen. Pas in de late achttiende eeuw maakte het baden een comeback.

Dagelijks douchen is voor veel westerlingen (zeker voor Amerikanen) vandaag een vaste gewoonte. In een interview vertelt de auteur dat sommige landgenoten haar slechts schoorvoetend bekenden dat ze op een of andere manier afweken van die properheidsnorm. "Het toont aan hoe geconditioneerd we zijn", zegt Ashenburg. "Ruiken naar mens is een misdaad geworden, we horen te ruiken naar mango, vanille, kokosnoot of gember." Ze illustreert in haar boek hoe de industrie sinds de jaren vijftig al het mogelijke heeft gedaan om ons ervan te overtuigen dat we alle middelen moeten inzetten in de strijd tegen slechte adem, zweetgeur en beharing.

Ik werd eraan herinnerd toen ik in mijn postbakje een persmap met een staal vond van de nieuwe wegwerpscheermesjes voor vrouwen van Bic, 'Soleil Clic' ('Nu met aloë en vier vervangmesjes'). Het is bijna blotebenentijd, en dan moeten we natuurlijk scheren of waxen. We gebruiken een dubbele dosis deodorant en spuiten behalve ons gewone parfum ook speciaal toiletwater op de haren. En niet te vergeten: we gebruiken aangepaste producten voor onze 'intieme hygiëne'. Nochtans, Napoleon wist dat lichaamsgeur niet per se verbloemd moest worden. "Ne te lave pas", schreef hij van op het slagveld naar zijn geliefde Josephine, "ik kom over enkele dagen naar huis."

Op zoek naar eigen handwerk

In mijn zoektocht naar de hygiënische gewoonten van Sint-Agnes (zie elders op deze pagina) belandde ik op een merkwaardige website: http://heiligeninkruissteek.50webs. com. Meer dan zestig heiligen vind je er op afgebeeld, met telpatroon en geschiedenis. De heilige Agnes houdt natuurlijk een lammetje vast en is uit te voeren in een rechthoek van 48 op 32 kruisjes, in twaalf kleuren.

Kijk, daar staan we dan weer als ongelovigen of als niet-wetenden; ons wordt zo'n stichtende bezigheid onthouden. Anne Provoost heeft groot gelijk als ze stelt dat we zelf met een blijde boodschap moeten komen. Maar hoe ziet ze dat handwerkgewijs in praktijk gebracht? Als ik een suggestie mag doen: niet punniken (saai), niet op smyrnatapijt (stoffig) of macramé (belegen). Patchwork, dat lijkt me nog wat: iets nieuws maken uit verdwaalde lapjes.