Direct naar artikelinhoud

Democratie is haar fut kwijt

De democratie was het meest succesvolle politieke recept sinds Wereldoorlog II. Wás, want anno 2014 wint de ontnuchtering wereldwijd veld. Op de Krim heeft een autocraat als Vladimir Poetin dat goed begrepen.

Na de Oranje-revolutie van 2004 probeert Oekraïne zich voor de tweede keer in tien jaar tijd aan het juk van Moskou te onttrekken en een vrije democratie te worden. Opnieuw slaagt de voormalige Sovjetrepubliek daar amper in. Ze blijkt te verdeeld en heeft het oosten van haar grondgebied niet mee, de Krim incluis.

Daar blijven de pro-Russische, orthodoxe regio's alles beschouwd weinig op hebben met democratisering. Individuele basisrechten heten er niet zelden een vrijbrief voor moreel of demografisch verval - kijk maar hoe het Westen de holebi's vertroetelt; of voor ondermijning van het staatsgezag - zie wat een figuur Rusland in de jaren 90 sloeg, toen het futloos van grootmacht naar circus afzonk, met dank aan de brassende hansworst Boris Jeltsin.

Op het Maidanplein in Kiev wapperden ook de voorbije maanden opnieuw de Europese vlaggen. Maar ze hadden iets museaals en oogden als een relict uit betere dagen - een strohalm die dreigde te knakken, veeleer dan dat Oekraïense burgers er zich aan konden vastklampen.

Vaart is eruit

Anno 2014 heeft de EU de vaart niet meer van toen: eerst scheepten meerdere landen het voorstel tot een Europese grondwet af, vervolgens rolde de financieel-economische crisis als een pletwals over het Westen heen.

Staten als Griekenland, Spanje en Portugal hadden sinds de jaren 70 al hun hoop op de democratie gesteld en de economische ontwikkeling die daar zowat synoniem mee was. Maar het was hard landen. Zonder veel democratische sores legden de trojka en de rijkere landen hun besparingseisen aan Zuid-Europa op. Ze haalden de legitimiteit van verkozen leiders onderuit en bezorgden nieuwe populisten en extremisten, zoals Gouden Dageraad in Griekenland, de wind in de zeilen.

West-Oekraïne hunkert dan wel naar westerse vrijheid en welvaart, het heeft zijn ondemocratische, nationalistische en antisemitische demonen evenmin onder controle. In Centraal-Europa, met name in het Hongarije van Viktor Orban, zijn dan weer politici aan zet die geen neus hebben voor de verlichte waarden waar intellectueel Europa zo graag naar verwijst. In Frankrijk, het land bij uitstek waar die ideeën rijpten, slaat al maanden lang Marine Le Pen de maat. Als de peilingen juist zitten wint haar uiterst rechtse Front National daar straks de Europese parlementsverkiezingen.

Als de democratie in haar veilige hartland, West-Europa, al onder druk staat, hoe moet het er dan elders in de wereld niet mee zijn gesteld? In een omstandig hoofdverhaal, What's gone wrong with democracy, sneed ook het blad The Economist de kwestie aan. De Londense analisten, ooit consequente pleitbezorgers van de Brits-Amerikaanse invasie in Irak (2003), moeten toegeven dat het opzet van George W. Bush om het hele Midden-Oosten de democratie in te bombarderen, inderdaad mislukt is.

Op Tunesië na, dat onlangs met de nodige moeite een pluralistische grondwet voor elkaar kreeg, zijn ook de Arabische landen geen toonbeeld van democratisch ontwaken geworden. Syrië is ontaard in het bloedbad dat we kennen, in Egypte heeft het leger een punt gezet achter het experiment met Morsi en Libië moddert op zijn zachtst gezegd aan. Zelfs Turkije, het gidsland voor moslims die naar ruimere vrijheid hunkeren, is niet langer wat het democratisch al geweest is. Het beleid van Recep Tayyip Erdogan ontaardt stilaan in corruptie en autoritarisme. Het jongste dreigement van de premier: Facebook en YouTube afsluiten.

Natuurlijk, veel prille democratieën hebben de tijd niet gehad om volwassen te worden. Ondanks alle raad en knowhow uit Europa en de VS bleven ze democratie met 'alle macht aan de meerderheid' verwarren, zoals in het Egypte van de Moslimbroeders gebeurde. In veel gevallen golden oppositiepartijen of minderheden niet als beschaafde tegenstrevers maar, neem het Venezuela van Hugo Chávez en zijn opvolger Nicolás Maduro, als vijanden met wie machthebbers op voet van oorlog leefden. De Indonesiërs, die in 1998 de corrupte Soeharto-dictatuur uit het zadel lichtten en hun land op aanraden van Wereld-bank en Internationaal Monetair Fonds fors decentraliseerden, zagen her en der plaatselijke potentaatjes ontstaan, ook niet wat de burgers voor ogen stond.

In Azië en Afrika, waar de westerse liberaal-democratie in de verre jaren 90 nog het ideaal geweest was, werd de ophefmakende groeipool China intussen het voorbeeld. Woontorens, snelwegen, havens en luchthavens: met een simpele pennentrek, vrij van de traagheid die het democratische debat in zich draagt, kregen ze groen licht. China bezit een strakke elite die geenszins belemmerd wordt door electorale besognes of parlementair gefilibuster. In de VS, waar Democraten en Republikeinen elkaar vooral nog bekampen in de arena van de politique politicienne, bewijst de periodieke heibel over het schuldplafond hoezeer het partijbelang het landsbelang wel overstijgt. Vergeleken met de vitaliteit, en de schreeuwerigheid incluis, van de sociale media, dreigen parlementen intussen 19de-eeuwse, steeds minder bij ons tijdsvak passende paleizen te worden.

Wondermiddel

Is de democratie dood? Neen, in al haar onvolmaaktheid blijft de staatsvorm honderden miljoenen burgers waar ook ter wereld inspireren. Moet onze democratie efficiënter, vinniger, participatiever en intelligenter? Ongetwijfeld. Moeten we ophouden de democratie het onmogelijke te vragen en als wondermiddel te beschouwen? Dat ook.

Alleen: uitgerekend dat relativisme dreigt de democratie verder te ondergraven, bressen in de dijk te slaan waar Poetin en zijn vrienden zo gretig dreigen in te springen. Poetin heeft begrepen wat helaas ook tot veel volkeren is doorgedrongen: dat een dictator sneller de laan uit is dan dat er een democratische rechtsstaat voor in de plaats komt. En dat, als puntje bij paaltje komt, veel Russen het zekere voor het onzekere verkiezen, ook op de Krim.