Direct naar artikelinhoud

Chinese draak laat stoom af

2.895 miljard euro. Dat is het gigantische totaal aan beurswaarde dat in China in amper drie weken in rook is opgegaan. Als de koersval niet gestopt wordt, dreigt China de wereldeconomie in zijn val mee te sleuren. Maar in China bepaalt de regering wat de gewenste bodemkoers is.

Neen, het was geen blijde thuiskomst voor de Chinese premier Li Keqiang. Toen hij vrijdag na een week op Europese rondreis weer voet op eigen bodem zette, bleek die bodem zoek. Althans, die van de Shanghai Stock Exchange Composite Index. In enkele weken tijd zakte die beursreferentie met liefst 32 procent. Uitgerekend in beurswaarde ging zo het equivalent van 2.895 miljard euro in rook op. 3 juli wordt nu al Black Friday gedoopt in Azië, omdat de beursindex onder de 3.700 punten dook. Net terug van een reis doorheen een vertwijfeld Europa vond Li Keqiang zijn eigen land in crisis.

Daarbij dient wel opgemerkt dat de beurs de voorbije maanden ook wel een enorme winst had genoteerd. De beursindex van Sjanghai steeg in het voorbije jaar met liefst 150 procent en bereikte half juni zijn hoogste peil in zeven jaar: 5.178 punten. Die spectaculaire klim kwam er doordat beleggers op zoek naar rendement massaal begonnen aandelen in te slaan.

"Het bekende recept", analyseert Koen De Leus (KBC Securities). "Lage rente, goedkoop geld, vastgoed dat niks meer opbrengt, en dan ligt de weg naar de aandelenmarkt open. Er is een zeepbel geblazen op de beurzen." Met dit grote verschil: de Chinese beurs telt in vergelijking met westerse beurzen veel meer individuele beleggers en minder institutionele. Er zijn naar schatting zowat 90 miljoen individuele beleggers. Een recente studie van de Chengdu Southwestern University of Finance and Economics stelt dat ongeveer 10 procent van het financieel vermogen van families in aandelen zit. Onderzoek van de Financial Times zegt dan weer dat de gemiddelde individuele belegger zowat 420.000 yuan (60.000 euro) heeft verloren in de huidige crash.

"Probleem is dat veel gewone mensen geld hebben geleend om mee te surfen op die koersgolf", zegt Bart Horsten, consultant van Horsten International en China-kenner, aan de telefoon uit Sjanghai. "Landbouwers die geld lenen om aandelen te kopen, het is geen uitzondering."

Neen, het was geen blijde thuiskomst voor de Chinese premier Li Keqiang. Toen hij vrijdag na een week op Europese rondreis weer voet op eigen bodem zette, bleek die bodem zoek. Althans, die van de Shanghai Stock Exchange Composite Index. In enkele weken tijd zakte die beursreferentie met liefst 32 procent. Uitgerekend in beurswaarde ging zo het equivalent van 2.895 miljard euro in rook op. 3 juli wordt nu al Black Friday gedoopt in Azië, omdat de beursindex onder de 3.700 punten dook. Net terug van een reis doorheen een vertwijfeld Europa vond Li Keqiang zijn eigen land in crisis.

Daarbij dient wel opgemerkt dat de beurs de voorbije maanden ook wel een enorme winst had genoteerd. De beursindex van Sjanghai steeg in het voorbije jaar met liefst 150 procent en bereikte half juni zijn hoogste peil in zeven jaar: 5.178 punten. Die spectaculaire klim kwam er doordat beleggers op zoek naar rendement massaal begonnen aandelen in te slaan.

"Het bekende recept", analyseert Koen De Leus (KBC Securities). "Lage rente, goedkoop geld, vastgoed dat niks meer opbrengt, en dan ligt de weg naar de aandelenmarkt open. Er is een zeepbel geblazen op de beurzen." Met dit grote verschil: de Chinese beurs telt in vergelijking met westerse beurzen veel meer individuele beleggers en minder institutionele. Er zijn naar schatting zowat 90 miljoen individuele beleggers. Een recente studie van de Chengdu Southwestern University of Finance and Economics stelt dat ongeveer 10 procent van het financieel vermogen van families in aandelen zit. Onderzoek van de Financial Times zegt dan weer dat de gemiddelde individuele belegger zowat 420.000 yuan (60.000 euro) heeft verloren in de huidige crash.

"Probleem is dat veel gewone mensen geld hebben geleend om mee te surfen op die koersgolf", zegt Bart Horsten, consultant van Horsten International en China-kenner, aan de telefoon uit Sjanghai. "Landbouwers die geld lenen om aandelen te kopen, het is geen uitzondering."

Besmetting is beperkt, voorlopig

Besmetting is beperkt, voorlopig

Toen de koerscorrectie - die wel verwacht werd - inzette, vlogen velen tegelijk naar de uitgang. Gevolg, een golf van paniekverkopen, wat de race naar de bodem alleen maar versnelde. "Het is dat wat zo verbazend is", zegt Koen De Leus. "Dat de beurs oververhit was, dat wisten we. Een correctie zat eraan te komen. Maar de snelheid waarmee dit zich voltrekt is verrassend."

De overheid grijpt in, door de golf aan nieuwe beursgangen tegen te houden, de regels om te beleggen met geleend geld scherper te maken, en door institutionelen te verplichten aandelen te kopen. Dat oogst vooralsnog weinig succes. Om het bloeden te stelpen hebben in totaal 1.323 ondernemingen de handel in hun aandeel stilgelegd.

"Op dat vlak blijft het natuurlijk China", glimlacht Hortsen. "In een ander land zou dat niet kunnen, hier kan de overheid dirigeren om de crisis het hoofd te bieden." Dat maakt ook dat een onmiddellijk besmettingsgevaar voor de rest van de wereld momenteel beperkt is. "De financiële markt en het bancair systeem in China is vrijwel een eiland", zegt Bart Horsten.

Ook Koen De Leus ziet op korte termijn niet meteen een gevaar. "De beursopgang stond ook los van de echte economie die in China al enkele maanden aan het vertragen is. Er wordt nu een economische groei van 7,5 procent verwacht. Naar Chinese normen is dat niet zoveel, als je weet dat ze uit een periode komen van een groei van 10 procent." En vervelend is dat die terugval komt op een moment dat de Chinese groei vertraagt. Het land moet zijn economische koers verleggen. Minder gebaseerd op investeringen door overheid en bedrijven, meer op consumentenbestedingen - dat moet leiden tot een weerbaardere economie.

De vraag is of dat ook kan leiden tot een verlies aan consumentenvertrouwen, tot meer spaargedrag, en zo tot een daling van het verbruik, dat de motor van de economische groei moet zijn. China is een grote afnemer van grondstoffen en olie, uit de hele wereld. Dat merk je wel aan de aandelen op de internationale markten. Ook de olieprijs, die al historisch laag staat, knabbelt er nog wat af.

Volgens de South China Morning Post deint de Chinese beurscrisis ook uit naar bijvoorbeeld Chinese bedrijven die in het buitenland noteren. Het concern Alibaba, dat in september met veel bombarie naar de Amerikaanse beurs ging, bereikte een dieptepunt op 76,21 dollar (69,38 euro) per aandeel. Zoekmachine Baidu verloor in New York 0,8 procent en webwinkel JD.com 4,0 procent. Kleinere bedrijven hebben nog meer te lijden. Amerikaanse aandeelhouders maken zich zorgen over de Chinese economie, en dumpen hun Chinese aandelen.

Toen de koerscorrectie - die wel verwacht werd - inzette, vlogen velen tegelijk naar de uitgang. Gevolg, een golf van paniekverkopen, wat de race naar de bodem alleen maar versnelde. "Het is dat wat zo verbazend is", zegt Koen De Leus. "Dat de beurs oververhit was, dat wisten we. Een correctie zat eraan te komen. Maar de snelheid waarmee dit zich voltrekt is verrassend."

De overheid grijpt in, door de golf aan nieuwe beursgangen tegen te houden, de regels om te beleggen met geleend geld scherper te maken, en door institutionelen te verplichten aandelen te kopen. Dat oogst vooralsnog weinig succes. Om het bloeden te stelpen hebben in totaal 1.323 ondernemingen de handel in hun aandeel stilgelegd.

"Op dat vlak blijft het natuurlijk China", glimlacht Hortsen. "In een ander land zou dat niet kunnen, hier kan de overheid dirigeren om de crisis het hoofd te bieden." Dat maakt ook dat een onmiddellijk besmettingsgevaar voor de rest van de wereld momenteel beperkt is. "De financiële markt en het bancair systeem in China is vrijwel een eiland", zegt Bart Horsten.

Ook Koen De Leus ziet op korte termijn niet meteen een gevaar. "De beursopgang stond ook los van de echte economie die in China al enkele maanden aan het vertragen is. Er wordt nu een economische groei van 7,5 procent verwacht. Naar Chinese normen is dat niet zoveel, als je weet dat ze uit een periode komen van een groei van 10 procent." En vervelend is dat die terugval komt op een moment dat de Chinese groei vertraagt. Het land moet zijn economische koers verleggen. Minder gebaseerd op investeringen door overheid en bedrijven, meer op consumentenbestedingen - dat moet leiden tot een weerbaardere economie.

De vraag is of dat ook kan leiden tot een verlies aan consumentenvertrouwen, tot meer spaargedrag, en zo tot een daling van het verbruik, dat de motor van de economische groei moet zijn. China is een grote afnemer van grondstoffen en olie, uit de hele wereld. Dat merk je wel aan de aandelen op de internationale markten. Ook de olieprijs, die al historisch laag staat, knabbelt er nog wat af.

Volgens de South China Morning Post deint de Chinese beurscrisis ook uit naar bijvoorbeeld Chinese bedrijven die in het buitenland noteren. Het concern Alibaba, dat in september met veel bombarie naar de Amerikaanse beurs ging, bereikte een dieptepunt op 76,21 dollar (69,38 euro) per aandeel. Zoekmachine Baidu verloor in New York 0,8 procent en webwinkel JD.com 4,0 procent. Kleinere bedrijven hebben nog meer te lijden. Amerikaanse aandeelhouders maken zich zorgen over de Chinese economie, en dumpen hun Chinese aandelen.

Sociale stabiliteit

Sociale stabiliteit

"Zolang de schade beperkt blijft tot de Chinese beurs, is er geen man over boord. Maar gaat ook de Chinese economie in vrije val door bijvoorbeeld een verlies aan vertrouwen, dan zijn de gevolgen voor de globale markten aanzienlijk veel pijnlijker dan een grexit. De Verenigde Staten, maar ook Duitsland zijn grote toeleveranciers aan China", zegt De Leus. "Een verdere vertraging van de Chinese economie kan dus gevolgen hebben voor de wereldeconomie. Maar voor de goede orde, daar zitten we op dit ogenblik niet."

China-kenner Frank Willems van Chinasquare, een infosite van de Vereniging België China, meent ook dat de daling van de beurskoersen niet onmiddellijk invloed heeft op de industriële prestatie van de bedrijven of de economie in haar geheel. Het niet terugbetalen van leningen door individuele beleggers kan misschien de financiële positie van sommige (schaduw)banken, die al problemen hebben met dubieuze leningen aan bedrijven of overheden, verzwakken. Een te sterke beursdaling is vooral een bron van mogelijk grootschalige sociale onrust. In het Westen zet een beurscrash een dominoreactie in gang: financiële instellingen maken grote verliezen, schulden kunnen niet betaald worden waardoor het hele financiële systeem wankelt. Daardoor gaat de verbruiker minder consumeren en de bedrijven geraken minder gemakkelijk aan leningen, zodat de hele economie in een recessie terechtkomt.

In China is dit risico veel kleiner. De financiële wereld is er via de dominerende staatsbanken nog altijd stevig in handen van de overheid. De banken volgen de instructies van de overheid en de overheid creëert nieuw geld wanneer die banken dat nodig hebben. Die stevige financiële muur isoleert de beurs grotendeels van de reële economische waardeschepping in nijverheid en diensten.

Ook de Financial Times citeert tal van beursanalisten die geen systeemrisico zien in de huidige plotse koersdalingen. "De Chinese regering reageert niet volgens een puur economische redenering maar raakt in paniek omwille van de sociale stabiliteit, omdat zoveel particulieren nu hun verlies slikken." De analisten menen dan ook dat de overheid te snel en te dirigistisch optreedt en op haar eigen beloften over een meer marktgerichte economie terugkomt. In een echte markt zou men de beurskoersen verder laten zakken tot ze hun natuurlijk evenwichtsniveau bereiken, maar in China bepaalt de regering wat de gewenste bodemkoers is.

"Zolang de schade beperkt blijft tot de Chinese beurs, is er geen man over boord. Maar gaat ook de Chinese economie in vrije val door bijvoorbeeld een verlies aan vertrouwen, dan zijn de gevolgen voor de globale markten aanzienlijk veel pijnlijker dan een grexit. De Verenigde Staten, maar ook Duitsland zijn grote toeleveranciers aan China", zegt De Leus. "Een verdere vertraging van de Chinese economie kan dus gevolgen hebben voor de wereldeconomie. Maar voor de goede orde, daar zitten we op dit ogenblik niet."

China-kenner Frank Willems van Chinasquare, een infosite van de Vereniging België China, meent ook dat de daling van de beurskoersen niet onmiddellijk invloed heeft op de industriële prestatie van de bedrijven of de economie in haar geheel. Het niet terugbetalen van leningen door individuele beleggers kan misschien de financiële positie van sommige (schaduw)banken, die al problemen hebben met dubieuze leningen aan bedrijven of overheden, verzwakken. Een te sterke beursdaling is vooral een bron van mogelijk grootschalige sociale onrust. In het Westen zet een beurscrash een dominoreactie in gang: financiële instellingen maken grote verliezen, schulden kunnen niet betaald worden waardoor het hele financiële systeem wankelt. Daardoor gaat de verbruiker minder consumeren en de bedrijven geraken minder gemakkelijk aan leningen, zodat de hele economie in een recessie terechtkomt.

In China is dit risico veel kleiner. De financiële wereld is er via de dominerende staatsbanken nog altijd stevig in handen van de overheid. De banken volgen de instructies van de overheid en de overheid creëert nieuw geld wanneer die banken dat nodig hebben. Die stevige financiële muur isoleert de beurs grotendeels van de reële economische waardeschepping in nijverheid en diensten.

Ook de Financial Times citeert tal van beursanalisten die geen systeemrisico zien in de huidige plotse koersdalingen. "De Chinese regering reageert niet volgens een puur economische redenering maar raakt in paniek omwille van de sociale stabiliteit, omdat zoveel particulieren nu hun verlies slikken." De analisten menen dan ook dat de overheid te snel en te dirigistisch optreedt en op haar eigen beloften over een meer marktgerichte economie terugkomt. In een echte markt zou men de beurskoersen verder laten zakken tot ze hun natuurlijk evenwichtsniveau bereiken, maar in China bepaalt de regering wat de gewenste bodemkoers is.