Direct naar artikelinhoud

'Ik kan jaloers zijn op acteurs'

Het citaat van Molière in de brochure van NTGent vindt hij zeer mooi: 'Door mensen te vermaken hen tot betere mensen maken - dat is het doel van komedie.' Doet Jan Eelen iets anders? 'Komedie kan helend werken', zegt hij. En dus maakt hij met plezier een spreidstand. Tussen de opstart van VT4 en zijn debuut als theaterregisseur. 'God van de slachting' heet het stuk. 'Mijn vader heeft ooit gezegd dat hij mij een betere psycholoog dan zichzelf vindt.' Rik Van Puymbroeck

Zij: "Ik mag er ook op kotsen, op dat decor. En op die zetel."

Hij: "'t Is een decor om op te eten."

16 januari, een keuken in de vroegere Eskimofabriek in Gent.

Het decor van God van de slachting is nog maar een maquette op een keukentafel. Blauw zal het worden, twee zetels, een salontafel. Daarop zullen kunstboeken liggen, zo schrijft het scenario van Yasmina Reza voor. En op die kunstboeken zal An Miller dus overgeven. Ze heeft de film al gezien, Carnage, die Roman Polanski net van dit scenario maakte. Haar rol wordt gespeeld door Kate Winslet. "Die kotste wel zeer goed", zegt Miller. "Wat daar allemaal uitkwam, jong!"

De andere vrouwelijke hoofdrol in de film is voor Jodie Foster. Hier is dat Els Dottermans. Tot Jan Eelen: "Je zou kunnen opteren voor een Veronique (haar rol, RVP) met een dikke bril." En dan Eelen: "Ik vind u inderdaad wel sexy met een bril."

Bijna twee maanden voor de première zijn we, vandaag is het de allereerste keer dat Eelen en de vier acteurs samen aan de tafel zitten. De mannen heten Frank Focketyn en Oscar van Rompay. De ene kent hij al vijftien jaar, de andere net.

Eelen zal daar later dit over zeggen: "Ik kende Frank niet toen Mark Uytterhoeven hem in 1997 aan me voorstelde voor 'Vaneigens'. Hij zat toen bij Compagnie De Koe. Ik had Tania Van der Sanden aangebracht en toevallig bleken die twee nog samen in de klas te hebben gezeten. Frank was de eerste bij wie ik meemaakte dat iets wat ik had bedacht perfect nagespeeld kon worden. Tot op de minuut accuraat. Het was liefde op het eerste gezicht en het zal liefde blijven."

God van de slachting is vandaag aan de eerste lezing toe. Het allereerste woord in de allereerste dialoog wordt meteen veranderd: "Voilà, dat is onze verklaring", wordt "Dus, dat is onze verklaring'. In de wereld van Jan Eelen moeten dialogen kloppen, hij zet het door Laurens Spoor vertaalde scenario regelmatig naar zijn hand. Naar zijn taal. Is het Ferdinand op zijn Frans? Hoe spreek je Primperan uit. Wordt het: plaatst men, plaatsen ze of worden geplaatst? Eelen plaatst punten als pauzes. Waar ligt de klemtoon in clafoutis? En de Poolse poetsvrouw die Monica heet, wordt herdoopt: Anneschka zult u horen, zoals de echte poetsvrouw van Els Dottermans.

Siciliaanse zon

Waarom God van de slachting? Eelen zou het onder de Siciliaanse zon gekozen hebben uit zestig andere scenario's. "Die heb ik niet allemaal gelezen. Ik zat met de beperking en voorwaarde dat ik met deze vier acteurs zou werken. Het liefst had ik een stuk voor vier. Maar dan één waarin de vier rollen gelijkwaardig zouden zijn. Dat is hier zo. En ik herkende dit."

Dat legt hij uit: "Toen we pas woonden in het huis waar we nu wonen, bleek onze beerput in het huis van de buren te zijn leeggelopen. (lacht) Letterlijk in dat huis. Die mensen vroegen ons om even langs te komen, ik zie die kinderen nog altijd aan tafel zitten: een bord spaghetti voor hun neus in een huis dat naar stront stonk. Wat nu? Ik kon daar niet veel aan doen. Ik zei wel 100.000 keer dat het me speet, maar die mevrouw zei geen enkele keer: 't is niks. Bij God van de slachting kom je in dezelfde situatie terecht. De zoon van Els en Frank is twee tanden uitgeslagen door de zoon van dat ander koppel. Die worden uitgenodigd om dat uit te klaren en er ontstaan een dynamiek en een conflict die eigenlijk bij een heel klein feit beginnen. Het is zoals met die scène over de tuinkabouter in In de gloria. Als je redelijk blijft, is dat in drie minuten opgelost. Maar het loopt uit op iets wat heel zelfdestructief is."

Jan Eelen heeft de voorbije tien jaar alle tv-successen geregisseerd: 'Vaneigens', Alles kan beter, In de gloria, Het eiland en De Ronde. Theater is nieuw. Theater was voor hem als kijker zelfs een wat latere roeping. "Pas toen ik aan het Rits begon te studeren, ging ik voor het eerst kijken. Het was Seeuwske (Katrien Seeuws, producer bij de VRT, maar op verzoek van Eelen voor 'God van de slachting' even zijn regieassistente, RVP) die me meenam naar het theater. We zaten in hetzelfde jaar. Dit moet je zien en dat moet je zien, zei ze. Dankzij haar heb ik mensen als Robby Cleiren van De Roovers voor het eerst zien spelen. En af en toe zo'n momentum beleefd. Tom Van Dyck in De wilde eend, dat was zo'n vonk. Een moment waarop je in de zaal zit en de vreemde combinatie van de dynamiek van acteurs ervoor zorgt dat er iets gebeurt bij je."

"Zelf was ik geen acteur. Bij Toneel Linden moest ik een stotteraar spelen in Jan Rap en zijn maat en bij Thespikon, de toneelvereniging van het Sint-Pieterscollege in Leuven, speelde ik eens een kolonel met een opgeplakte snor die de hele avond moest staan roepen. Drie avonden in een uitverkochte Stadsschouwburg! Het was niks voor mij.

"Toen Wim Opbrouck me hier vroeg, zei Wim Helsen: maak het gevaarlijk en interessant voor jezelf en speel zelf mee. Even leek me dat een goed idee, het zou een speciale ervaring zijn. Maar ik ben niet goed genoeg. Ik kan bijsturen, maar ik kan mezelf niet controleren. En ik heb er ook geen behoefte aan. Al ben ik er wel jaloers op. Ik voel dat die acteurs er heel hard naar uitkijken om vanaf de première het hele land rond te gaan. 's Morgens opstaan, weten dat je 's avonds in Scherpenheuvel op het podium staat en dan gáán. Zoals bij een rockconcert. Dat lijkt me een geweldig gevoel."

Aan tafel in dit kleine keukentje lijkt dat al te beginnen. Oscar van Rompay is nu al Alain Reille, vader van de dader, maar ook zakenman. Verveeld dus omdat hij hier moet zitten. Eerste lezing, altijd acteur. Dottermans en Miller moeten volgens het scenario lachen en lachen. Veel grijpt Eelen nu niet in. Al zal de brochure zich vullen met aantekeningen. Nieuwe afspraken. Hier een pauze. Met roze fluostift aangeduid. Daar wordt 'jij' een 'gij'. De tekst wordt in blokken verdeeld. Veertien tekstblokken, één voor één van buiten te leren.

De kostuums worden besproken. An Miller: "Het moeten kleren zijn waarvan je denkt: het kotsen past er echt niet bij." Eelen suggereert dat ze pumps draagt, maar omdat iedereen ballerina's voor volwassen vrouwen echt pathetisch vindt, zullen het ballerina's worden. Op zijn iPhone tovert de regisseur een oude foto tevoorschijn. Een maand later zal die op de affiche van God van de slachting opduiken. Daarop: twee jongens. Eén met een glimlach op zijn gezicht en een golfclub in de handen. De andere met een blauw, dichtgeslagen oog. De dader is de jonge Jan Eelen. Het slachtoffer zijn jongere broer Bert. "We woonden in die tijd in Amerika, mijn vader, die professor psychologie was, gaf daar les. In dat huis lag een set golfclubs, een sport waar wij niks van kenden. Ik wilde met zo'n driver slaan, Bert vond blijkbaar dat het balletje niet goed lag, maar ik had al geswingd. Recht in zijn oog. Een dag later heeft ons mama die foto gemaakt. Bert kon er aanvankelijk niet om lachen dat ik hem voor de affiche wilde gebruiken, maar eigenlijk vind ik dat ik er veel zieliger op sta dan Bert. Zo triomfantelijk, alsof ik net een buffel heb gedood die dat dorp hele maanden had geteisterd. Zo zijn kinderen."

Vierde wand

6 maart, een zaal in de Minardschouwburg in Gent.

"Gisteravond was een ramp." Gulzig trekt Jan Eelen op de brandtrap aan zijn sigaret. Zes weken repetitie zijn voorbijgaan. Maar gisteravond was dus een ramp. "Ze zaten er niet in en als het in elkaar zakt, is dit een stuk dat op niks trekt." De ramp is dat we vandaag acht dagen voor de première zijn en dat na die 14de maart nog 53 voorstellingen volgen. "Ik heb één troost", zegt Jan. "Mensen die dit kennen, hebben me verzekerd dat het altijd zo is. Dat er zo dicht bij de première altijd nog zoveel werk is." We gaan de zaal in voor een nieuwe repetitie en Eelen, Red Bull in de hand, wil actie: "Oké mannen, zorg dat we vanavond met een goed gevoel naar huis kunnen gaan."

Het licht dooft. Muziek zwelt dreigend aan. Een wand lijkt naar beneden te vallen. Plotseling zit je in het decor dat twee maanden geleden nog maquette was. En Eelen grijpt in. "Millie, moet die 'toch'?" Oscar van Rompay, die een half uurtje geleden in de keuken struikelde over Ku Klux Klan maar het opzocht via Wikipedia, zegt het goed. "Ga ik recht staan als ik dit zeg?" Els Dottermans moet "Ethiopisch-Eritrese oorlog" zeggen ("gij zijt de experte"), en tot Focketyn: "Frankie, zwier er hier maar een 'kom kom' tussen." Acht dagen voor de première. Het lijkt nog veel.

"In het begin maakte ik de fout nog te veel regieaanwijzingen te geven", zegt Jan Eelen later in coulissen. "Ik heb veel bijgeleerd. Geduld, bijvoorbeeld. Dat je veel moet praten. En dat je acteurs tijd moet geven om van hun personages mensen van vlees en bloed te maken. Je moet vooral veel luisteren naar mensen die het allemaal eerder hebben meegemaakt en die zelf met fantastische ideeën komen."

Regisseren is leren? "Ik zit echt niet met dat zogenaamde theaterdebuut. Je moet theater helemaal niet willen heruitvinden. Er waren maar twee moeilijke factoren. Je werkt met vier verschillende acteurs en die moet je als vier paarden synchroon doen lopen. En je zit met een hoop technische trucs die allemaal live moeten kunnen gebeuren. Er is geen valnet. We demystificeren niets. Daar hou ik wel van, maar de laatste jaren heb ik het in het theater iets te veel gezien. Dit stuk spelen we in een huiskamerdecor, met een zogenaamde vierde wand. Het publiek zit er dan eigenlijk niet."

God van de slachting lijkt bijna een psychologische thriller. Eelen glimlacht bij het idee. Zijn broers Dirk en Bert schilderen. Dat talent hebben ze van hun moeder. Vader Eelen was professor psychologie. "Veel van wat ik op tv gedaan heb, lijkt daar mee te maken te hebben. Het gekke is: ik begon het ook te studeren. Maar het interesseerde me niet. Nu vindt mijn vader me een betere psycholoog dan hij zelf is."

"Hij was gedragstherapeut en was heel veel met fobieën bezig. Regelmatig moesten we in de kelder spinnen gaan vangen, die hij dan nodig had voor testjes met proefpersonen. Of hij spoot in alle wc's van de universiteit een geur en ging na hoe mensen erop reageerden. Ik denk dat hij ook ons heel goed geobserveerd heeft. Of hij begon discussies. Iedereen is een beetje een racist, zei hij dan. En wij, veertien jaar: 'Neen, dat is niet waar!' Dan begon hij heel rustig te vertellen dat dat wel zo was en dat je dat zelfs wetenschappelijk kunt verklaren."

De naam Sien Eggers valt. Eelen slaat de vraag niet af. Hij zat in Biarritz toen het voorpaginanieuws werd dat de actrice door Véronique Boubane werd aangeklaagd wegens racisme. "Ik heb Sien meteen gebeld. Natuurlijk was het stom. Wat Bart Peeters zei, dat in zo'n toestand bij een acteur 'een personage het roer overneemt', daar ga ik niet mee akkoord. Sien had een rotdag gehad, had te veel gedronken en heeft zich idioot gedragen. Pas op: zoiets zeg je niet en het is verdorie goed dat racistische uitspraken strafbaar zijn. Dat kan niemand goedpraten en daarom is het zelfs goed dat er polemiek over ontstaat."

"Ondertussen heb ik veel met Sien gepraat en ken ik het hele verhaal. Alleen: dat lees je nooit. Sien heeft die mevrouw een excuusbrief van twee bladzijden geschreven. Niet van twee zinnen, zoals geschreven werd. Wij, haar vrienden, hebben het een plaats gegeven. We weten dat wat ze toen zei niet strookt met wie Sien is. Maar het is goed dat het nu in de aandacht is geweest, en hopelijk ziet iedereen snel dat het een faux pas was."

Een eigen zender

Zes weken God van de slachting in zijn hoofd, maar het leven ging dus door. Er ging nog iets door: "Die VT4 zat er de voorbije weken ook nog tussen."

Sinds bekend werd dat Woestijnvis de commerciële televisiezender kocht, zit de regisseur in de denktank die VT4 vanaf september op Woestijnvis-maat moet snijden. Achter de schermen. Een grote betrokkenheid. Het cliché van de uitdaging, natuurlijk. "Onze eigenheid aanwenden in een nieuwe omgeving, daar zal het op neer komen. Een nieuwe perfecte omgeving creëren. Als oefening is het al leuk. We geloven er wel in, maar ook de adverteerders moeten erin geloven. Natuurlijk helpt het dat we geen onbekend productiehuisje zijn, maar ik kan je verzekeren: in Wallonië weet niemand wat Woestijnvis is, en een bedrijf als bijvoorbeeld Senseo kan dat ook geen barst schelen, hoor."

Over die advertenties ging het al meteen bij Jan Eelen. Uitgerekend hij zou zijn programma's toch niet laten onderbreken door reclameblokken? "Het probleem stelt zich gelukkig niet", grijnst hij. "De eerste tijd zal ik geen eigen programma hebben." Maar dat is een manoeuvre. "Natuurlijk ligt daar de sleutel. Er bestaan 100.000 theorieën over wat ideaal is. Korte blokken, langere blokken, bij het begin of bij het einde van een programma? We proberen dat nu te bouwen zoals een programma. En dat vind ik dus goed. Wie krijgt er ooit de kans een tv-zender te maken? Maar ervan uit gaan dat VT4 alleen maar kan slagen? Absoluut niet. Dat durf ik niet te beweren. Ik weet dat we twee à drie jaar nodig zullen hebben. Als we dat halen, dan pas zullen we kunnen oordelen of het gelukt is. In het begin vond iedereen 'Vaneigens' slecht. Wel, dachten we, we rammen het elke dag in jullie strot. Want je zúlt het goed vinden. En dat gebeurde ook."

"Toen Wouter Vandenhaute me meldde dat we VT4 hadden, heb ik echt geen fles champagne opengetrokken. Ik heb een maand nagedacht en met veel mensen gepraat. En uiteindelijk beslist er mee in te stappen. Het vervelende was dat we toen, en nu nog altijd, voor de VRT werkten. Dat maakt het niet zo simpel. Maar misschien was dit wel een scharniermoment. De VRT moest besparen, misschien was het voor ons wel tijd om er weg te gaan en zelf te investeren. Ik weet ook niet of we na vijftien jaar zelf nog Man bijt hond gemaakt zouden hebben. Dat programma is zo'n kweekvijver van talent geweest, maar die mensen willen andere dingen doen, en dan moet je dat misschien loslaten."

Dat enkele sterkhouders, zoals Elke Neuville en Arnout Hauben, ondertussen vertrokken bij Woestijnvis en via het nieuwe productiehuis De Chinezen voor VRT gaan werken, lijkt daar zelfs op. "Dat mochten ze doen, maar het was een schok", zegt hij. "Ik ben daar niet kwaad om. Alleen de manier waarop vond ik wel jammer. Iemand als Elke mis ik nog elke dag. (lacht) Of toch één keer om de drie dagen. We hebben haar bij wijze van spreken van de schoolbanken geplukt, via de Vrienden van de Poëzie (een rubriek van Wim Helsen in Man bijt hond, RVP) is ze in de redactie van De Pappenheimers en bij de eindredactie van Man bijt hond gaan werken. Natuurlijk is het voor zo iemand dan het moment om een stap hoger te zetten. Alleen hoopte ik dat ze die bij ons zou zetten. Ik wens hen alleen maar goeds en hoop dat ze mooie dingen kunnen maken. Maar ik denk en hoop dat ons avontuur iets spannender zal zijn."

Het Mulderprincipe

"We hebben overgeefsel voor vanavond", komt NTGent-technicus Ferre zeggen.

Er valt iets van Jan Eelens schouders af. Wat vindt Wim Opbrouck, artistiek leider van NTGent en de man die hem voor God van de slachting vroeg, eigenlijk van wat hij doet. Eelen, grijnzend: "Den boer is nog naar geen enkele repetitie komen kijken. Hij kan er zelfs niet bij zijn op de première, mijnheer moet die avond zelf spelen. Maar hij zal wel al gepolst hebben. En blijkbaar heeft hij veel vertrouwen."

Over een half uur begint een nieuwe repetitie. In dat halfuur gaat hij nog even op de sofa liggen. Met Stefan Brijs' De engelenmaker. "Na De Ronde stuurde hij me een hele lieve mail, maar ik heb hem nooit geantwoord. Zo'n boer ben ik. Maar ik durfde niet, omdat ik zijn boek nog niet gelezen had. Nu vond ik het bij ons mama in de kast." Het bevalt hem. Misschien dat die film er toch nog eens van komt.

Kan hij de knop wat makkelijker omdraaien dan vroeger? "Dat heb ik wel geleerd", knikt hij. "Sinds ik 'Vaneigens' maakte, stonden mijn sensoren voortdurend aan. Constant was ik aan het kijken of ik dingen die rondom mij gebeurden kon gebruiken. Dat was ik zo beu dat ik geleerd heb dat te verminderen. Maar ik zie natuurlijk wel wat er in de wereld gebeurt, en dat maakt me niet vrolijk. Dat het op een revolutie zal uitdraaien, dat lijkt me duidelijk. Ik hoop alleen dat het een beetje fatsoenlijk zal gebeuren. En ik heb er geen probleem mee dat we het in de toekomst met minder zullen moeten doen. Daarin ben ik van het Jan Mulderprincipe: als belastingen zinvol gebruikt worden, dan betaal ik heel graag veel belastingen."

Alle info over God van de slachting via www.ntgent.be.