Direct naar artikelinhoud

Een betere mens in een nieuwe wereld

Exclusieve voorpublicatie Na de uitvinding van het schrift en de boekdrukkunst is de internetrevolutie de derde mega-omwenteling voor ons brein, zo betoogt de Franse filosoof Michel Serres. Wie anno 2014 jong is, beschikt over een compleet ander lichaam en hoofd dan een leeftijdgenoot in de jaren zeventig. Bijna zonder dat we het beseften is er een nieuwe mens opgestaan. Een bétere mens.

Wie gaat lesgeven, in wat dan ook en aan wie dan ook, moet minstens weten om wat voor leerlingen het gaat. Wie komen er tegenwoordig naar de basisschool, naar de voortgezette opleidingen, naar de universiteit?

I

Nieuwigheden

De prille scholier en de jonge studente van nu hebben nog nooit een boerenhoeve met koe, schaap of geit gezien. In 1900 hield het gros van de mensen op onze planeet zich nog bezig met het ploegen van het land of het hoeden van de kudde. Tegenwoordig is in Frankrijk en in vergelijkbare landen nog maar één procent van de bevolking in het boerenbedrijf werkzaam.

We mogen dit rustig beschouwen als een van de ingrijpendste breuken die zich sinds het neolithicum in onze geschiedenis hebben voorgedaan. Onze landbouwcultuur, die voorheen terugging tot aan de bucolische idylle, is plotseling veranderd. Een feit blijft overigens wel dat we ons op deze aarde nog steeds voeden met wat er uit de grond komt.

De jongen en het meisje met wie ik u in kennis wil brengen, leven niet langer omringd door dieren, wonen niet langer op dezelfde aarde, onderhouden met deze wereld niet langer dezelfde betrekkingen. De natuur die ze bewonderen, beperkt zich tot het arcadische decor van recreatie en toerisme.

Ze wonen in de stad. Van hun rechtstreekse voorouders werkte meer dan de helft nog op velden en akkers. Toch hebben die jongeren een bepaalde gevoeligheid ontwikkeld voor het milieu en zullen ze, behoedzaam en respectvol, minder vervuiling veroorzaken dan wij, lichtzinnige en zelfingenomen volwassenen.

Voor hen is het materiële leven veranderd, net als de kwantiteit van de wereld, want in één mensenleven heeft de bevolking op aarde een sprong gemaakt van twee naar zeven miljard. Ze wonen in een volle wereld.

In onze contreien reikt hun levensverwachting tot in de tachtig. Hun overgrootouders beloofden elkaar op hun huwelijksdag eeuwige trouw - voor een periode van nauwelijks tien jaar. Als zij, die jongen en dat meisje van nu, overwegen te gaan samenleven, beloven ze elkaar dan hetzelfde voor vijfenzestig lange jaren? Hun ouders erfden rond hun dertigste, zijzelf moeten op hun erfenis wachten tot ze een gevorderde leeftijd hebben bereikt. Het zijn andere levensfasen, het is een ander huwelijk, een andersoortige overdracht van bezittingen.

Hun voorvaderen, die met een bloem in hun geweer ten strijde trokken, offerden aan het vaderland de hoop op een kort leven. Zullen de jongeren even gretig op mars gaan nu ze nog zestig jaren in het vooruitzicht hebben?

Al zestig jaar - een uniek lange pauze in de westerse geschiedenis - leven ze in een land zonder oorlog, en binnenkort kunnen hun docenten en bazen hetzelfde zeggen. Door- dat ze kunnen profiteren van een efficiënte geneeskunst, van pijnstillers en verdovingsmiddelen uit de apotheek, lijden ze statistisch gezien minder dan hun voorouders. Hebben ze ooit honger gekend? Toch laat elke moraal, religieus of niet, zich samenvatten in oefeningen bedoeld om het onvermijdelijke leed van alledag te leren dragen: ziekte, hongersnood, de wrede slagen van het lot.

Ze hebben een ander lichaam en leven anders, maar geen enkele volwassene is in staat gebleken hun een daarop toegesneden moraal te leveren.

Terwijl hun ouders op goed geluk zijn verwekt, is hun eigen geboorte zorgvuldig gepland. Moeders zijn intussen bij het baren van hun eerste kind tien tot vijftien jaar ouder dan de moeders van vroeger, met als gevolg dat ook de ouders van leerlingen tegenwoordig van een andere generatie zijn. Van die ouders is ruim de helft gescheiden. Hebben ze hun kinderen in de steek gelaten?

De jongen en het meisje van nu hebben niet meer dezelfde genealogie.

Hun voorouders zaten in klaslokalen en collegezalen waar een homogene cultuur heerste, maar zijzelf studeren binnen een collectief dat een grote variatie bundelt aan religies, talen, herkomst en leefwijze. Voor hen en voor hun docenten is multiculturalisme de regel. Hoelang nog kunnen ze zichzelf ertoe brengen de 'Marseillaise' te zingen, inclusief de passage over het sang impur, het 'onreine bloed' van vreemdelingen?

De wijde wereld is niet meer hetzelfde, en dat geldt ook voor de wereld van de mensen om hen heen. Ze gaan om met de dochters en zonen van immigranten afkomstig uit minder welvarende landen die volkomen andere le- venservaringen hebben opgedaan dan zijzelf.

Een tussenbalans. Wat voor literatuur, welke geschiedkundige feiten zullen die in geluk badende jongelui begrijpen als ze geen ervaring hebben met het harde landleven, met het vee in de wei, de oogst in de zomer, noch met oorlogsconflicten, begraafplaatsen, gewonde en uitgehongerde mensen, met het vaderland, met bloedbesmeurde vaandels, met monumenten voor de gevallenen... als ze nooit in het lijden de dringende noodzaak van een moraal hebben gevoeld?

Tot zover over het lichaam, nu over de kennis

De cultuur van hun voorouders werd afgegrensd door een tijdshorizon van enkele duizenden jaren, opgesmukt met de klassieke oudheid, de joodse Bijbel, een paar tabletten met spijkerschrift en een korte prehistorie. Intussen is er een tijdshorizon van miljarden jaren, die reikt tot aan de Muur van Planck en waarbinnen de accretie van de planeet ligt en de evolutie van de soorten, met een paleo- antropologie die tot enkele miljoenen jaren teruggaat.

Die jongen en dat meisje wonen niet meer in dezelfde tijd als wij volwassenen, ze leven in een volkomen andere geschiedenis.

Ze worden geformatteerd door de media, met uitzendingen en programma's gemaakt door volwassenen die hun concentratievermogen zorgvuldig hebben afgebroken door de duur van beelden te reduceren tot zeven seconden, en de tijd waarin een vraag mag worden beantwoord tot vijftien − officiële cijfers. Het woord dat in de media het vaakst wordt herhaald is 'dood', het beeld dat het meest wordt vertoond is dat van lijken. Ze zijn pas twaalf als de volwassenen hen al hebben gedwongen meer dan twintigduizend moorden te aanschouwen.

Ze worden geformatteerd door de reclame: hoe moet Franse kinderen worden bijgebracht dat relais wordt geschreven met ais, terwijl elk Frans station een kiosk heeft waarop de naam Relay prijkt? Hoe kunnen ze vertrouwd raken met het metrieke stelsel wanneer ze van allerlei bedrijven airmiles in de maag gesplitst krijgen?

Wij volwassenen hebben onze spektakelmaatschappij omgevormd tot een opvoedkundige samenleving waarin scholen en universiteiten worden verdrongen door een systeem van verpletterende concurrentie dat zich laat voorstaan op zijn gebrek aan beschaving. Gezien de tijd dat ernaar gekeken en geluisterd wordt, gezien hun aantrekkingskracht en invloed hebben de media de onderwijsfunctie allang naar zich toe getrokken.

Onze eigenlijke leermeesters, die worden bekritiseerd, geminacht en verguisd omdat ze berooid en bescheiden zijn, ook al grossieren ze de laatste tijd in Nobelprijzen en Fields-medailles, worden overstemd door die andere opvoeders, dominant, rijk en luidruchtig.

Die jongen en dat meisje hebben dus hun intrek genomen in een virtuele wereld. De cognitiewetenschap heeft aangetoond dat het benutten van het internet, het bladerend met de duim lezen of met twee duimen schrijven van berichten, het raadplegen van Wikipedia of Facebook niet dezelfde neuronen en dezelfde corticale gebieden prikkelt als het inzien van een boek of het gebruik van een griffel en een lei of een pen en een schrift. Jonge mensen kunnen allerlei informatie tegelijk in zich opnemen. Ze kennen, bewerken en combineren anders dan hun voorgeslacht.

Hun hoofd is anders.

Met hun mobieltje kunnen ze iedereen bereiken; met hun gps kunnen ze overal komen; het wereldwijde web voert hen naar alles wat er te weten valt. Ze bewegen zich dus door een topologische ruimte van nabijheden, terwijl wij leefden in een metrische ruimte die was opgebouwd uit afstanden.

Hun ruimte is anders.

In de korte tussenpoos die ons scheidt van de jaren zeventig is er een nieuwe mens geboren, zonder dat we het ons bewust waren.

Het meisje en de jongen hebben niet meer hetzelfde lichaam noch dezelfde levensverwachting. Ze communiceren niet meer op dezelfde manier, nemen niet meer dezelfde wereld waar, leven niet meer in dezelfde natuur, wonen niet meer in dezelfde ruimte.

Hun geplande geboorte vond plaats nadat hun moeder een ruggenprik had gekregen. Ze vrezen niet langer dezelfde dood, die voortaan wordt omringd door palliatieve zorg.

Ze hebben een ander hoofd dan hun ouders. Daardoor is hun manier van kennen ook anders.

Ze schrijven anders. Nadat ik vol bewondering had aanschouwd hoe ze, sneller dan ik met mijn stramme vingers ooit zal kunnen, met twee duimen sms'jes verstuurden, heb ik ze met grootvaderlijke tederheid Klein Duimpinnetje en Klein Duimpje gedoopt. Zo heten ze, getooid met een naam die zoveel aardiger klinkt dan het oude, plechtstatige 'typist' of 'typiste'.

Ze spreken een andere taal. Sinds Richelieu brengt de Académie française ongeveer iedere twintig jaar een Dictionnaire van het Frans uit, een gezaghebbend naslagwerk. In vorige eeuwen was het verschil tussen twee opeenvolgende uitgaven vrijwel constant, zo'n vier- à vijfduizend woorden. Op dit moment kunnen we ervan uitgaan dat het verschil tussen de meest recente en de op stapel staande uitgave ongeveer vijfendertigduizend woorden zal zijn.

Een dergelijk tempo doet vermoeden dat zij die na ons komen al tamelijk snel, misschien morgen al, even ver van ons taalgebruik verwijderd zullen zijn als wij nu verwijderd zijn van het Oudfrans van Chrétien de Troyes en Jean de Joinville. Deze gradiënt illustreert met bijna fotografische precisie de door mij opgesomde veranderingen.

Een vergelijkbare discrepantie manifesteert zich ook in het gros van de andere talen. Ze is voor een deel te verklaren uit de breuk die is opgetreden tussen de beroepen van de voorbije jaren en die van nu. Klein Duimpinnetje en haar vriend hoeven hun krachten niet meer aan de arbeid van voorheen te wijden.

De taal is veranderd en de arbeid heeft een andere richting genomen.

Michel Serres, De wereld onder de duim. Leve de internetgeneratie, Boom, 116 p., 12,50 euro. Vertaling: Jeanne Holierhoek.