Direct naar artikelinhoud

'Al wie nu in Mosoel is, dient als schild'

In Mosoel is het offensief tegen IS ingezet. Maar de strijdkrachten - Koerden, sjiieten, soennieten, noem maar op - zijn verre van eensgezind. Wat moet er met deze stad gebeuren als ze eenmaal bevrijd is van de terreur van IS?

In bevrijd Irak schijnt de zon, maar waar het grondgebied van Islamitische Staat begint, lijkt het nacht. Enorme rookwolken, massief als een onweersbui, rijzen op boven de woestijnvlakte. De buitenlucht voelt aan als een schoorsteen. Het front, wijst kolonel Ali, een Iraakse legercommandant die geleund tegen een pick-up-truck het slagveld bestudeert op zijn Samsung-tablet, dat is waar de lucht zwart wordt.

De rook komt van brandende oliebronnen, die IS in brand stak om luchtaanvallen te verhinderen op Mosoel, vlak voordat de extremistische moslimbeweging zich liet verjagen van deze zuidelijke frontlijn. Qayyarah, een stadje met een naastgelegen legerbasis, fungeert als springplank in de slag om Mosoel.

Het offensief, gericht tegen de grootste stad die IS in Irak nog beheerst - Mosoel had 2,5 miljoen inwoners in vredestijd - geldt als een beslissende oorlog. Als Mosoel valt, is het grondgebied van IS teruggebracht tot enkele steden in Syrië. Veel westerse landen, van de Verenigde Staten tot Nederland, leveren een bijdrage aan de strijd.

Maar hoe bevrijd je een miljoenenstad in Irak, een land waar zelfs de strijdkrachten verdeeld zijn door religieuze spanningen?

Naar schatting 30.000 strijders staan klaar om Mosoel in te nemen. Niet alleen het Iraakse leger waagt zich aan het front, maar ook een kleurrijk samenraapsel van andere groeperingen: Koerdische peshmerga's, Turkse militairen die weigeren te vertrekken ondanks een uitdrukkelijk bevel daartoe van de regering in Bagdad, Iraanse strijders en natuurlijk de machtige sjiitische groepering al-Hashd al-Shaabi.

Dit sjiitische volksleger werd bij eerdere offensieven tegen IS in Irak, zoals in juni in Fallujah, beschuldigd van mensenrechtenschendingen en zelfs moord op burgers in IS-regio's - de inwoners daar zijn overwegend soennitisch. Irak is nog nauwelijks bekomen van een jarenlange sektarische oorlog tussen soennieten en sjiieten.

Woensdag benadrukte een VS-legerwoordvoerder dat sjiitische milities niet meevechten rond Mosoel, om de soennitische inwoners daar te beschermen. "Hier vecht enkel het Iraakse leger", zegt Ali bij het laatste checkpoint in Qayyarah. Maar achter hem dendert een pantservoertuig langs met sjiitische vlaggen voorbij.

Op straat vertelt Kheir (27) dat hij inderdaad tot een militie behoort, een soennitische "van de dorpen uit de buurt". De dorpen die ze maandag en dinsdag hebben bevrijd van IS, zijn grotendeels verlaten. "IS neemt alle inwoners mee naar Mosoel, om te dienen als schild tegen de bommen."

Zwarte vlaggen overal

De IS-strijders die zich schuilhouden in de rookwolken, zijn volgens de strijders in Qayyarah vooral buitenlanders. Saudi's, Egyptenaren, Tunesiërs, Fransen, dreunt kolonel Ali op. Onder de soldaten gaan foto's rond van lijken van IS-strijders die buitenlander zouden zijn - op een iPhone-schermpje is niet op te maken waar zij ongeveer vandaan zouden kunnen komen.

Woensdag vergaderden Europese regeringsleiders over de toekomst van Mosoel na IS. Op weg naar Qayyarah bieden de deze zomer van de terreurbeweging bevrijde dorpen een onheilspellende aanblik van hoe de toekomst eruit kan zien: de verlaten straten hangen hier vol zwarte vlaggen. Nee, niet van IS - zwarte vlaggen zijn ook gangbaar onder sjiitische milities. De oorspronkelijke soennitische inwoners zijn nog niet teruggekeerd.

Het kan ook anders, blijkt in Qayyarah. Hoewel de zon hier nauwelijks door de rookwolken heen breekt, lopen volop mensen op straat. Op straat sieren fluwelen damespyjama's - de laatste mode in Irak - weer de paspoppen van mode-etalages. Zulke gewaagde kleding was verboden in de twee jaar dat IS de stad bezette. Zelfs mannen mochten geen korte broek dragen, zegt Abdallah (27), eigenaar van een groentestalletje. Wie 'een fout' maakte, zoals het afscheren van zijn baard, kreeg een boete. Dat kwam bovenop de belasting die hij moest afdragen om zijn tomaten en courgettes te mogen slijten: elke maand 50.000 dinar (zo'n 38 euro).

Zoals zoveel inwoners heeft Abdallah de stad ondanks deze ontberingen nooit verlaten. Maar nu maakt hij zich toch zorgen, over de oliebrand. Zijn zoon is ziek. Zelf lijdt de groenteverkoper aan astma. "Help ons van de rook af te komen."