Direct naar artikelinhoud

Meisjes en wetenschap

Deze week ging het nieuwe academiejaar van start. Iets minder dan de helft van de universiteits- studenten zijn meisjes, net als een derde van de assistenten en researchers. Toch blijkt uit Europees onderzoek dat maar een op de tien Belgische proffen vrouw is, en met die 11 procent scoren we 8 procent lager dan het Europese gemiddelde. Doorgroeien blijft dus moeilijk, bevestigen deze vrouwelijke proffen. Maar het is niet onmogelijk.door Nathalie Le Blanc / foto’s tim dirven & isabel pousset

Dr. Ann Vanreusel (48)

Professor mariene biologie aan de Universiteit van Gent

‘Op onze aardbol is het grootste gedeelte diepzee en toch weten we nog niet veel over hoe de oceaan eruitziet op 1.000 meter en dieper. We zijn eerder de ruimte in gegaan dan de diepzee. Dat maakt mijn specialisatie, de meiofauna - bodemdieren kleiner dan 1 millimeter - in diepzee en polaire systemen, zo boeiend. Ik werk op dit moment onder andere mee aan een Europees project waarbij we de ecosystemen in de diepzee rond Europa in kaart brengen. We gaan de zee op, leggen ons schip enkele weken op een plaats in de oceaan en sturen ROV’s, remotely operated vehicles, naar beneden. Gasbronnen, koudwaterkoraalriffen, we hebben vaak geen idee wat we gaan vinden. Dat geeft een primitief ontdekkingsreizigersgevoel.

“Ik werk niet meer in het labo, als prof ben ik vandaag vooral een manager. Projecten uitwerken en financieren, doctoraatsstudenten begeleiden, lesgeven: het is geen 9 to 5-job en de werkdruk is hoog. Omdat de budgetten voor wetenschappelijk onderzoek gestagneerd zijn, is de concurrentie voor fondsen bikkelhard. Maar de universiteit blijft een geprivilegieerde omgeving om in te werken. De kans om kennis te verwerven en de intellectuele vrijheid zijn fantastisch. De job houdt me bovendien jong. Schitterend om het enthousiasme dat je zelf hebt terug te zien in de studenten. Ik ga daarom dolgraag het veld in. Rang en stand vallen weg, je werkt als team van soms 50 mensen aan een gemeenschappelijk doel. Ik kom altijd opgeladen, vol ideeën en energie terug van zo’n project.

“Het is ook wel eens confronterend. Eerder dit jaar trok ik naar Antarctica, om onderzoek te doen naar de impact van smeltende gletsjers op de ecosystemen. Daar zag ik de opwarming van de aarde met eigen ogen. Er zijn altijd al klimaatsveranderingen geweest, maar aan het tempo en de aard van deze te zien, hebben we daar als mens een stevige hand in. Als wetenschappers ben je daar getuige van, en het is je plicht om je observaties aan beleidsmakers door te geven. Kijk bijvoorbeeld naar wat er in de Golf van Mexico gebeurd is.

“Als moeder van twee kinderen is dit soort werk niet vanzelfsprekend, maar mijn man heeft me altijd gesteund. Hij vindt het geen probleem om voor ons gezin te zorgen als ik de zee op ga, en we hebben geluk dat we gezonde kinderen hebben. Ik heb nooit een keuze moeten maken tussen werk en gezin, maar bij collega’s is dat soms anders. In Duitsland en Groot-Brittannië is de kinderopvang zo slecht geregeld dat veel vrouwen afhaken, of niet voor kinderen kiezen. Ik zie mijn medewerkers een doctoraat met het moederschap combineren, en het is zwaar, maar we moeten het stimuleren. Rolmodellen zijn belangrijk, weet ik uit ervaring. Toen ik zag dat mijn prof en ondertussen collega Magda Vincx een gezin met haar werk kon combineren, was dat voor mij een motivatie om dat ook te proberen.”

Dr. Cathy Macharis (39)

Professor duurzame mobiliteit en logistiek aan de Vrije Universiteit Brussel

‘Als kind wilde ik boekhouder worden, net als mijn vader, maar ik voelde me goed op de universiteit, en tijdens mijn studie handelsingenieur groeide het idee van een academische carrière. Na mijn doctoraat heb ik een eigen onderzoeksgroep opgericht. We zijn ondertussen met 14, en werken rond duurzame logistiek, verplaatsingsgedrag en milieuvriendelijke voertuigen. Zo doen we nu onderzoek naar nachttransport, en het effect op files en CO2-uitstoot, en loopt er een project naar hoe elektrische of hybride voertuigen best op de markt geïntroduceerd worden. Eigenlijk bestuderen we menselijk gedrag. We kijken naar hoe beslissingen genomen worden, welke belangen daarbij een rol spelen en maken modellen om die beslissingen makkelijker te maken.

“Voor ons onderzoek werken we samen met bedrijven. In een ivoren toren werken interesseert me niet, ik hou het graag concreet. Ik wil ook geen onderzoek doen dat ergens in een schuif terechtkomt, het moet maatschappelijk relevant zijn. Ik ben daarom echt blij dat ons onderzoek naar hoe containers best over kanalen en via spoor vervoerd kunnen worden, opgepikt werd door het beleid.

“2010 is het eerste academiejaar waarin ik voor een jaartje niet ga lesgeven en ik weet nu al dat ik het ga missen. Ik doe dat oprecht graag. Ik besteed wel meer tijd aan onderzoek dan aan lesgeven of thesissen begeleiden, maar wat ik daarvan opsteek, neem ik uiteraard mee in mijn lessen. Om dat onderzoek te kunnen doen, moet je fondsen werven en contacten leggen, ook internationaal. Je moet projecten opzetten, mensen managen, je resultaten presenteren, de boekhouding in evenwicht houden. Naast mijn beroep als lesgever leid ik dus ook een kleine kmo. Die mix maakt de universiteit zo boeiend.

“Maar 11 procent vrouwelijke proffen, dat valt op. Op congressen, in besturen en panels ben ik vaak de enige vrouw, maar in mijn eigen onderzoeksgroep is de verdeling fiftyfifty. Ik denk dat een goede mix belangrijk is. De VUB staat ook stil bij de specifieke problemen van vrouwen. Publicaties zijn bijvoorbeeld belangrijk, maar wie er een tijdje tussenuit gaat na de geboorte van zijn kind, publiceert niet. Daar wordt vandaag rekening mee gehouden. Dat is goed, want als moeder van twee kinderen is de combinatie van een carriére en een gezin niet vanzelfsprekend. Er komt veel avond- en weekendwerk bij kijken.

“Ambitie is een beetje een vies woord, maar ik wil het goed doen, ja. Het is hard werken, maar als je resultaten ziet, kom je in een soort stroom terecht. Je kunt voortbouwen op wat je al gedaan hebt, je kunt innoveren, nieuwe toepassingen bedenken of andere richtingen uitgaan. Dat is waar ik het voor doe. Ik hou er ook van om mensen te motiveren, en om mijn passie voor dit onderwerp door te geven. Daarom is deze job geweldig. Het is nooit saai.”

Dr. Greet Van den Berghe (50)

Professor intensieve geneeskunde aan de Katholieke Universiteit Leuven

‘Op intensieve zorgen houden we de dood op afstand. Onze discipline ontstond pas in de jaren 50 en er is veel dat we nog niet begrijpen. In een levensbedreigende situatie recupereren sommige mensen wel en anderen halen het dan toch niet. Hoe dat werkt, weten we nog niet helemaal. De onderzoeksvragen liggen voor het oprapen, en die nemen we mee naar ons labo.

“Ik koos deels voor geneeskunde omdat ik onder de indruk was van een zware operatie die mijn broer als kind voor een hartafwijking moest ondergaan. Ik vond vooral wetenschappen boeiend en geneeskunde is bovendien concreet, je kunt er mensen mee helpen. Een specialisatie rond één ziekte of orgaan was me te beperkt, daarom koos ik eerst voor anesthesie en daarna voor intensieve geneeskunde. Je hebt hiervoor een brede kennis nodig, het is een acute discipline en je ziet snel resultaten, dat past bij mijn temperament. Je hebt wel veerkracht nodig. Het is geweldig als je een spectaculair succes boekt, maar er zijn ook nogal wat patiënten die het niet halen. Je moet dat verdriet aankunnen.

“Ik wou vooral arts worden, bij een academische carrière stond ik niet stil. Toen ik diensthoofd werd van de afdeling intensieve geneeskunde in Gasthuisberg, was het een prima klinische afdeling, maar er werd weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan. Dat heb ik kunnen toevoegen aan de klinische opdracht, en nu hebben we een labo met 22 onderzoekers. Ik geef niet veel les, omdat intensieve geneeskunde een supra-specialisatie is, maar ik geniet enorm van het contact met de jonge artsen en onderzoekers. Dat ik elke dag patiënten zie, houdt me gefocust, net als de relevantie van ons onderzoek.

“UZ Gasthuisberg heeft zo’n 50 diensthoofden, maar toen ik in 2002 begon, was ik de enige vrouw. Ik heb in de loop van mijn studie en carrière geen nadeel ondervonden van het feit dat ik vrouw ben, maar ik denk toch dat vrouwen vaak beter moeten zijn dan een man om hetzelfde te bereiken. Dat heeft ook met mentaliteit te maken. De eerste keer dat ik daarmee geconfronteerd werd, was tijdens een stage op de spoedgevallen. Een mannelijke collega weet een poging tot zelfdoding van een patiënte aan de stress van werk én gezin. Hij vond dat vrouwen moeten kiezen.

“Zelf zie ik met pijn in het hart dat competente jonge vrouwen soms afhaken door de combinatie van dit werk met een gezin. Ik heb begrip voor hun keuze. Mijn gezin bestaat uit man en twee stiefkinderen, en mijn medewerkers zeggen wel eens dat ze mijn leven niet zouden willen. Als vrouw spelen ook je partner, je omgeving en maatschappij een rol in je keuzes. Maar ik vind het een onvoorstelbaar verlies voor de wetenschap als getalenteerde vrouwen afhaken. Mijn boodschap is daarom: geef al je geld uit aan hulp en ondersteuning voor je jonge gezin. Dat is lastig, maar wel tijdelijk en zo kun je toch je capaciteiten ontplooien.”