Direct naar artikelinhoud

Eten zonder hoogtevrees

Het was meer dan tien jaar geleden dat ik nog in de Zwitserse Valais was, een streek waar ik als kind met mijn ouders naartoe trok. Het was een weekje vakantie-met-jeugdsentiment. Standplaats Grimentz, in de Val d'Anniviers, het Franse deel. Op de wandeling groet een tegenligger je met bonjour en bonne journée, één vallei verder is het al grüss Gott.

Op een zonnige dag dalen en klimmen we naar de overkant, waar de dorpen Saint-Luc en Chandolin net onder de boomgrens liggen. Het uitzicht in Chandolin is adembenemend: witte bergtoppen, bijna 360° rondom ons, op de 'vierduizenders' Matterhorn, Dent Blanche, Weisshorn en Dents de Visivi. En stilte, geen geratel van skiliften.

Voor de lunch zakken we een beetje terug tot Saint-Luc, naar hotel Bella Tola. Op de zijgevel staat 1859 -1959 geschilderd: dat is dus ruim 150 jaar activiteit. Het hotel werd in 2004 vernieuwd en maakt nu deel uit van de historische hotels van Zwitserland. In deze uithoek, waar de dorpen nog bestaan uit stokoude, donkerhouten huizen, is dit zowat de meest luxueuze uitspanning (het mondainere Gstaad en Zermatt ligt een eind verder).

Op het terras zitten al enkele gasten te eten: vier Britse skiërs, een ervan met zijn servet op het hoofd tegen verbranding, twee jongemannen in zwembroek en badjas (het is maart!) en een Vlaams wandelkoppel, stevig ingepakt. In de zon vinden we het te warm om te eten, dus schuilen we onder de overkapping van het terras. De rotan zetels zijn bedekt met geitenhuiden en er liggen kaki met rood gestreepte dekens van het Zwitserse leger over de armleuningen. We bestellen deux déci de fendant, de lichte witte wijn die alleen ter plaatse lekker smaakt.

Er is een lunchmenu met gemengde sla, varkenskotelet, ananas en kokosijs. Daar er een kleine spa is aan het hotel, serveert men ook een health menu. Met het oog op een namiddagwandeling willen wij het bescheiden houden en we kiezen uit de kaart. Ik ben even verleid door de lintpasta met morieljes, al dan niet met ganzenlever, de Vriendin overweegt de vegetarische risotto met knapperige seizoensgroenten. Maar het worden twee voorgerechten. Voor haar tartaar van zeebaars met moes van avocado, voor mij varkenspoot op Walliserbrood met rucola.

De kelner die op het eerste gezicht nogal nors leek, blijkt eerder van het droge type te zijn. Hij bedient ons gezwind en attent. Ja, het is hier al twee weken aan een stuk zulk stralend weer, zegt hij, terwijl hij de borden op het kleine tafeltje manoeuvreert. Mmm, zegt Vriendin, lekker fris en vers, de grof gehakte rauwe vis onder een luchtig dakje van bladerdeeg, daarop de zijige avocadopuree, en weer een flinterdun wafeltje. Ik heb bruin notenbrood, getoast, met lauwe, ontbeende varkenspoot erop, naast een handvol rucola met perfecte vinaigrette en enkele krullen kaas.

We zijn blij met onze keuze en bestellen nog een nagerecht. Naast ons zien we citroentaart met merengue, er is ook tarte tatin, maar Vriendin wil de panna cotta. Mij intrigeren de cigares de bananes met chocoladesaus. De panna cotta zit in een glazen bokaaltje, bedekt met laagje frambozencoulis en een gevierendeelde verse vijg; heerlijk, zegt ze, maar te veel. Ik mag ook niet klagen. In een soort frituurmandje met een vel papier, fish-and-chipsgewijs, zitten drie vingerlange stukken banaan, verpakt in krokant gefrituurd filodeeg, ernaast een kommetje warme chocolade, bestrooid met minuscule zilveren sterretjes en een schijfje sterfruit. Meisjesachtig mooi en lekker. Bij de koffie komt nog een nostalgisch blikken doosje met een vijftal verschillende soorten koekjes.

Akkoord, het was geen volledige maaltijd, maar 78 FS (65 euro) voor twee vinden we, om op zo'n zalige plaats te zitten, zeker niet overdreven.