Direct naar artikelinhoud

Veel zinlozer wordt oorlog niet

Maandag zal het precies een eeuw geleden zijn dat de Slag bij Passendale van start ging. Honderd dagen later zwegen de wapens en waren er geen winnaars of verliezers, behalve dat half miljoen slachtoffers natuurlijk. 'Generaal Haig wou een trofee meenemen naar Londen, en dat was die heuvelrug.'

"Hadden de Britten het in de herfst van 1917 slim gespeeld, dan was het einde van WO I misschien wel veel eerder gekomen", zegt Nick Lloyd. "Misschien had Duitsland een belangrijk stuk van Vlaanderen moeten opgegeven, met het door elkaar schudden van hun defensie als gevolg, wat de ineenstorting van hun leger dichterbij had gebracht. Maar ze speelden het dus niet slim, verre van." Nick Lloyd is docent Defence Studies aan het Londense King's College gespecialiseerd in de Eerste Wereldoorlog, en de auteur van Passendale, een nieuwe geschiedenis van de Slag bij Passendale, die op 31 juli 1917 begon, op 10 november 1917 eindigde en een half miljoen slachtoffers maakte.

"Wie het belang van die slag wil begrijpen, moet hem in zijn context zien", zal Lloyd een paar keer zeggen tijdens ons gesprek. Na een paar jaar heen en weer schieten leken Duitsland, Groot-Brittannië en Frankrijk aan het Westelijk Front een patstelling te hebben bereikt. De Slag bij de Somme van eind 1916 had iedereen fel verzwakt achtergelaten, al schatten de Fransen dat zij er beter aan toe waren dan de Duitsers. Daarom begonnen zij in april 1917 het Nivelle-offensief, dat in theorie de grote doorbraak zou worden, maar in werkelijkheid uitliep op een fiasco waarbij Frankrijk 95.000 man verloor.

Na zo'n prestatie zitten de moffen op hun tandvlees, dachten de Britten en daarom brachten ze een paar maanden later tussen Boezinge en St. Quentin een leger van zomaar eventjes 1,8 miljoen man bij elkaar, het grootste in de geschiedenis van het British Empire. Een immense uitval leek in de maak. "Dat dit Westelijk Front zo belangrijk werd, had natuurlijk te maken met de nabijheid van de oorlogvoerende landen", zegt Lloyd. "Britten, Fransen en Duitsers zaten daar op elkaars lip. Maar er was nog een bijkomende factor. In januari 1917 ging Duitsland voor de onbeperkte onderzeebootoorlog. Als ze Groot-Brittannië een half jaar konden isoleren met hun U-boten, zou het land de oorlog moeten stoppen, was het idee. Voortaan werd ieder schip gekelderd. De Britten en de Fransen wilden absoluut verhinderen dat de Duitsers Calais, Duinkerke en Le Havre zouden veroveren, omdat ze daardoor afgesneden zouden raken van elkaar, terwijl die Duitsers de Belgische kust wilden behouden omdat Zeebrugge en Oostende cruciale havens waren waar een stuk of twintig U-boten hun thuisbasis hadden."

Het uiteindelijke doel van de slag bij Passendale was dus niet Passendale, maar wel Zeebrugge en Oostende, en de bevrijding van de hele Belgische kust. Volgens veldmaarschalk Douglas Haig, die de strijd leidde aan het Westelijke Front, zou dit gebeuren door middel van een grote uitval. Het Britse leger zou over een breedte van 24 kilometer de Duitse verdedigingslinies aanvallen en in een beweging doorsteken naar de kust. Dat zo'n uitval nooit eerder was gelukt, vond Haig geen probleem, hij had immers de gelijkgestemde generaal Hubert Gough, die dit varkentje weleens zou wassen. Daar ging hij volgens Nick Lloyd zwaar in de fout: "Uit de Slag bij de Somme was gebleken dat grote doorbraken niet mogelijk waren, maar dat de 'bite-and-hold'-techniek waarbij men stapsgewijs land verovert, een kilometer per stap bijvoorbeeld, veel beter werkte. Haig zag het echter graag groot. Hij wou in de geschiedenisboeken komen als de man die in één klap de Duitsers had verslagen. Het zou zijn grote Waterloo-moment worden. Maar die Duitsers hadden een nieuwe strategie ontwikkeld waarbij niet meer in de loopgraaf gewacht werd op de vijand, maar het slagveld kilometers diep werd gemaakt en flexibele reservetroepen snelle uitvallen deden naar de aanstormende Britten." Haigs tactiek mislukte schromelijk. Er vielen tienduizenden slachtoffers en in plaats van in Zeebrugge en Oostende zaten de Britten een maand later amper voorbij Verlorenhoek, een paar kilometer van waar ze vertrokken waren.

Geen militair nut

Londen gaf Goughs opdracht aan de veel ervarener generaal Plumer, die meteen overging op 'bite-and-hold'. Hij reeg de successen aan elkaar, rukte kilometer na kilometer op en kreeg op het laatst nog de opdracht om de heuvelrug van Passendale te veroveren. Dat lukte mits grote verliezen, zowel door de Duitse defensie als door de modder veroorzaakt door het langdurige slechte weer. Het jammere is echter dat die verovering geen enkel militair nut had. De vele doden die in Passendale vielen, deden dit louter om Haigs blazoen op te poetsen, aldus Lloyd: "Hij wou echt niet naar Londen vertrekken met de boodschap dat van zijn grote uitval naar de Belgische kust niets in huis was gekomen. Hij wou een trofee meenemen, en dat was die kostelijke heuvelrug van Passendale."

Vijf maanden later, toen de Duitsers een groot offensief inzetten, werd die heuvelrug zonder boe of ba weer verlaten. Sindsdien staat de Slag bij Passendale bekend als een schoolvoorbeeld van de futiliteit van de oorlog: een half miljoen slachtoffers, helemaal voor niets, maar daar is Nick Lloyd het niet mee eens. "Passendale was het hoogtepunt van de loopgravenoorlog, maar ook het eindpunt ervan", legt hij uit. "In 1915 en 1916 was het nog makkelijk om vanuit je loopgraaf de aanstormende vijand te verweren. Tegen 1917 was het offensieve potentieel van de artillerie en de infanterie veel sterker geworden. Er was iets veranderd, en dat bewees Passendale. Er werden vliegtuigen en tanks ingezet. Vandaar dat Duitsland in maart 1918 zelf in de aanval ging, omdat de aanval de enige nog haalbare verdediging leek. De Duitse troepen overschatten zichzelf, het leger stortte in en de oorlog was voorbij. Passendale kende dus geen winnaars. Het was een gelijkspel, maar het was ook een grote stap op weg naar de vrede."