Direct naar artikelinhoud

Klaar voor een voetbalfeest, niet voor een WK

Vorige week stortte het dak in van het stadion waar straks de aftrap voor het WK gegeven wordt, en van de beloofde infrastructuurwerken kwam amper wat in huis. In Brazilië regeert de improvisatie. Voor een feilloze wereldbeker komt het land te laat, maar voor een daverend voetbalfeest staat het klaar.

Brazilië heeft een spannende week achter de rug. Tussen de loting voor de wedstrijden van het WK voetbal 2014, gisteren in de staat Bahia, en de instorting van het half afgewerkte WK-stadion in São Paulo, tien dagen eerder, wankelde het land tussen twee gevoelens. Tussen de blije zekerheid dat het goed komt met de Copa, de Wereldbeker, en donker getob over het eigen kunnen. Want wat als de Brazilianen straks, over minder dan zeven maanden, wereldwijd voor aap staan? Ze mogen het niet gedroomd hebben.

Commentatoren verwijten de overheid 'improvisatie'. Natuurlijk, zo voegen ze er in een adem aan toe, improviseren heeft dit volk altijd en voor alles al gedaan. Samba, carnaval en voetbal: zonder improvisatie geen Brazilië.

Maar het begrip kreeg onderhand een veel minder verheven invulling. Improviseren betekent ook alles voor zich uitschuiven om aan het eind van de rit de forcing te voeren. Ze hebben er een woord voor, de Brazilianen, en WK-gegadigden kunnen het beter nu al in hun oor knopen: jeitinho, de ondeugende slag om de arm waarmee alles wat scheef zit te elfder ure rechtgetrokken wordt. Als het kan met haast en spoed, als het moet met geld en macht.

Geen project dat de jeitinho dezer dagen zoveel eer aandoet als de Copa. Eind dit jaar hadden alle twaalf WK-stadions moeten worden opgeleverd, maar slechts zes zijn voltooid. Luchthavens zijn niet klaar om de verwachte 3,6 miljoen binnen- en buitenlandse bezoekers te slikken, nieuwe metro's reden zichzelf vast in de fase van de planning, de budgetten ontspoorden faliekant.

Komt goed, bleef het volk met aanstekelijk optimisme denken. Niet zo de tienduizenden betogers die eerder dit jaar de straten namen, roepend dat de centen, hún centen, wel andere doelen mochten dienen: gezondheidszorg bijvoorbeeld, onderwijs ook, beter openbaar vervoer vooral, een voor een dossiers waar het huilen met de pet op is, in Brazilië.

Intussen zijn we een halfjaar verder en is de rust teruggekeerd. Maar verse twijfel steekt de kop op nu twee bouwvakkers om het leven zijn gekomen. Het gebeurde een dikke week geleden, toen een hijskraan neerplofte op het Itaquerão. In dat stadion, in São Paulo, wordt volgend jaar de officiële aftrap voor het WK gegeven. De vraag luidt of het zover komt.

Metrostation Corinthians-Itaquera, rode lijn, het oosten van São Paulo, in de spits makkelijk een uur van het stadscentrum verwijderd. Op de loopbrug die de massa volgend jaar naar het Itaquerão moet voeren, staan ramptoeristen.

Caio, Tylon en Carlos bijvoorbeeld, drie 14-jarigen die vanmorgen geen les hebben en de schade komen meten. De jongens hangen losjes over de reling, hun mobieltjes in de aanslag.

"Dit is óns stadion", pocht Carlos. "Na het WK krijgt mijn team, Corinthians, hier onderdak."

Caio valt in. "Ik supporter voor Palmeiras, maar dit gaat al lang niet meer over mijn elftal of een ander. Corinthians? Mij best. Alleen is het triest dat het WK levens heeft gekost."

Waarna Tylon: "Die doden vind ik erg, het prijskaartje (naar schatting 820 miljoen real of 252 miljoen euro, ld) ook. Hoofdzaak is nu dat het stadion afgewerkt raakt. God is Braziliaan, met Gods hulp moet het lukken."

De vrienden knikken. Alle drie wonen ze in deze achtergestelde voorstad, Itaquera, en alle drie willen ze voetballer worden, Neymar achterna, hun held, en net als zij een kind van São Paulo.

Financiële winnaar

Het stadion zelf, een witte kolos op een berg van rode modder, ligt er maar deplorabel bij. Het dak is opengereten, het afgebroken stuk hangt hulpeloos te slingeren, de torenkraan heeft het bouwsel, goed voor 68.000 zitplaatsen, als een zwaard doorkliefd. Lag het nu aan de kraan, aan de bediener van de kraan of, de populairste uitleg, domweg aan de regen?

"Het onderzoek loopt nog en zo lang ligt een deel van de werf stil", zegt opzichter Orlando Mendes bij de ingang. "De andere werken zijn gisteren (maandag, ld) hervat, na de heilige mis voor onze beide makkers."

Op zijn helm heeft Orlando het logo van Odebrecht staan, de grootste betonboer van Brazilië en financieel al winnaar nog vóór het eerste doelpunt is gemaakt. Het andere embleem op Orlando's hoofddeksel is dat van Corinthians, zwart, wit en rood. De man blaakt van trots. "Geen sprake van dat we dit stadion laten stikken. Hier werkt dag en nacht 3.500 man, hé! Zie die vrachtwagens op- en afrijden! Prachtig, toch?"

Onder geen beding mag Orlando perslui binnenlaten, maar een vriendelijk woord doet wonderen. Ook dát is de jeitinho. Via een drassige sluipweg staan we plots dichter bij het Itaquerão dan we durfden te vermoeden. Hier worden oprijlanen aangelegd, parkeerplaatsen en plantsoenen. Het Itaquerão ademt geknakte strakheid, maar met hun kleurrijke helmen en overalls brengen de arbeiders leven in het plaatje. Ze zijn in goeden doen, en een voor een van mening dat de klus geklaard wordt.

Tot dusver heeft Itaquera, bakermat van een legendarische club die liefst 30 miljoen torcedores of supporters telt, het zonder voetbaltempel moeten stellen. De Corinthians treffen hun rivalen in het Pacaembú, in een veel rijker stadsdeel. São Paulo telt al ettelijke stadions, en zeker dat van Morumbí, in het westen, had met enig lapwerk aan de FIFA-vereisten beantwoord. Hoefde een blitse, eigen arena dan zo nodig?

"Tuurlijk wel," zeggen Marco en Cotília, twee buurtbewoners, licht verontwaardigd over zoveel Europese bemoeizucht. "Dat heeft onze club verdiend. Ons is het dan ook niet om het WK te doen. Daar zijn de entreekaartjes toch maar voor de rijken. Armen mogen vrede nemen met hun tv. Ach wat, daar kunnen we mee leven. Na afloop is het Itaquerão mooi van ons."

Moedig voorwaarts, niet zaniken over arbeidsongevallen of de duizenden gezinnen die ook hier voor een habbekrats zijn weggekocht: dat is de teneur in Itaquera. Dit is per slot van rekening São Paulo, met zijn 21 miljoen zielen en 4.500 wolkenkrabbers een van de grootste steden ter wereld. Zozeer is de megapool uit haar voegen gebarsten dat zelfs het WK er geen partij voor lijkt. Hooguit is het Itaquerão een beeldspraak voor alles wat altijd weer misloopt in 'Sampa', met het significante verschil dat nu de hele planeet meekijkt.

Nog altijd in de buurt, maar desondanks alweer een halfuur ver, ligt het SESC Itaquera, een van de ettelijke sport- en cultuurcentra die de federatie van handelaars en industriëlen hier runt. In dit stuk tropisch regenwoud, pal in São Paulo, komen busladingen jongeren hun lijf uitzweten. Zwemmen, tennissen en uiteraard ook voetballen.

Het is bijna zomer, en bloedheet. Lucas I, Lucas II, Daniel en Thiago, een 14- en drie 13-jarigen, allen afkomstig uit de oostelijke voorstad, houden even pauze. Ze zijn op schooluitstap en hebben een eerste balletje getrapt. De oudere Lucas, een frêle jongen wiens ogen een ernstige inborst verraden, voert het woord. "Nee", zegt hij beslist, "ik hou niet van voetbal. Ik speel het om mijn makkers niet teleur te stellen. Voor mij had die Copa niet gehoeven. Of toch niet zolang in Brazilië het onderwijs niet deugt. Goede medische posten wil ik ook, geen stadions."

Lucas vloekt behoorlijk in de kerk. Zijn makkers schudden het hoofd en vinden hem een pretbederver. "Komaan Lucas", valt zijn naamgenoot hem in de rede, "het wordt best een mooi WK!" "Ja man", verzekert Thiago, "Brazilië heeft de beste kansen om te winnen. Spelen we verder?" Zonder veel elan, brekend met elk cliché, pikkelt Lucas I het veld weer op.

We nemen een taxi. Links en rechts van de snelweg strekken zich afwisselend favela's of sloppenwijken uit, afgedankte fabrieken, door vocht en schimmel aangevreten wooncomplexen en giganteske malls. Het verkeer zit muurvast, over de afstand tussen Itaquera en het centrum, 27 kilometer, doen we twee uur. De WK'er die straks São Paulo bezoekt, is gewaarschuwd: de mobiliteit zit tegen. De kwestie is de bewoners van Itaquera niet ontgaan, velen hopen een stevig graantje mee te pikken door hun huis te huur te zetten. Voor een tijdelijk gevoel van veiligheid - vandaag een heikel issue - belooft de politie wel te zorgen.

Aan de horizont doemt, onbegrensd en mateloos, een muur van torenflats. Terwijl São Paulo's fonkelnieuwe wagenpark stapvoets voortschuift, suizen door de hemel helikopters. Om Bob Fernandes te ontmoeten, hoofdredacteur van het webzine Terra Magazine en een van de meest gezaghebbende voetbalspecialisten van Brazilië, hadden we beter kunnen vliegen. "Het is zoals met het WK", lacht hij. "Niemand haalt zijn afspraak hier." Onze excuses wuift hij vrolijk weg.

Fernandes heeft niet alleen verslag uitgebracht van de voorbije vier WK's, hij mag zelf ook een voorzet geven. Hij laat een filmpje zien waarop hij een paar passen met Pelé uitwisselt, nog altijd 's lands grootste voetbalmonument en de trots van São Paulo. "Waanzin, die kerel", zegt Fernandes. "Hij vertelt je moeiteloos alle matchen na die hij gespeeld heeft."

Fernandes woont in een riante flat, acht hoog. Het verschil met Itaquera kan niet groter zijn, dit is de aircokant van de sociale kloof, het Sampa van de begoede middenklasse. Die kloof, zegt de journalist, loopt dwars door de WK-perceptie heen.

"De betogingen in juni, dat was de middenklasse, de studenten ook, een minderheid dus. Het bureau Datafolha heeft er een studie over gemaakt: 72 procent van de Brazilianen steunt de organisatie van het WK, maar dat zijn vooral de armen."

Fernandes zelf is alvast kritisch. "Niet één land waar het WK heeft plaatsgevonden is daar toen puntje bij paaltje kwam beter van geworden, net zoals geen enkel land probleemloos de deadline heeft gehaald. Tot daar het algemene verhaal. Wat Brazilië nu betreft: tja, met zijn continentale afmetingen moest er, over alle partijen en hun respectieve machtsbases heen, voor elk wat wils in zitten. Die redekaveling heeft ons veel tijd gekost."

De man fulmineert. "Met zeven, acht WK-steden waren we er mooi gekomen. Neen dus, het werden er twaalf. In Manaus, in het Amazonewoud, staat het stadion er straks geheid nutteloos te wezen. De federale regering klopt zich op de borst dat er geen overheidsgeld aan te pas gekomen is, maar de deelstaten zijn belangrijke partners, en de centen die zij via de ontwikkelingsbank BNDES ter beschikking stellen zijn evengoed publiek. Het aanvankelijke budget voor het WK is intussen met 30 procent overschreden. Een kost van zeven tot acht miljard real (2,17 tot 2,48 miljard euro) enkel voor stadions is een serieus probleem. Alleen: het volk wilde de Copa, de politiek wilde de Copa en het bedrijfsleven wilde de Copa. Zo zie je maar."

De schade aan het Itaquerão valt nog wel te repareren, denkt Fernandes. De beloofde werken aan luchthavens en openbaar vervoer zijn, zeker in São Paulo, een ander paar mouwen. De trein tussen de internationale luchthaven van Guarulhos en het centrum laat op zich wachten, de verlenging van het metronet al evenzeer, om nog te zwijgen van de naar sint-juttemis verdaagde hst-lijn tussen Rio en São Paulo.

"Ach, het doet het er voor mij niet toe of dit soort projecten de deadline haalt. Crucialer is dat de noodzakelijke infrastructuur er komt. Liever te laat, maar proper en transparant, dan haast je, rep je, met alle corruptie en veiligheidsrisico's van dien."

Dat Jan Modaal in zijn volkswijken en favela's intussen tuk is op het feest, en amper naar de centen omziet, past in het aloude recept van brood en spelen. Toen carnavalspecialist Fernando Pamplona ooit de vraag kreeg of de voor veel deelnemers onbetaalbare kostumering niet veel goedkoper moest, reageerde hij razend. "Dat is nou typisch een opmerking van intellectuelen", zei hij. "Jullie zijn het die van armoede houden, niet de armen. Die hebben er een hekel aan en adoreren luxe!"

"Tragiek en spektakel hangen nauw samen", bevestigt Fernandes. "Het jaar van de Copa, 2014, wordt bijzonder lastig voor dit land. De economische boom is voorbij, we kiezen een nieuwe president, vroeg of laat komen de manifestanten weer op straat. Maar laat het mij je op een blaadje geven: zodra de bal straks aan het rollen gaat, barst het feest hier los. Duitsland, Spanje, Argentinië en Brazilië: dat worden de landen om naar uit te kijken. Of we kans maken? Zeker weten. Bij WK's is het mentale aspect doorslaggevend. Miljoenen torcedores zullen onze Seleção toejuichen, andere elftallen zullen sidderen en beven. Dit wordt prachtig!"

Weinige etages, maar vele sociale klassen lager staat Nildo, onwrikbaar in de middagzon, het is 36 graden warm. Zoals elke dag heeft hij er ook nu weer twee uur trein op zitten, want hij komt uit de verre voorstad Tabuão. Niets wat Nildo tegenhoudt, gelukkig. Zijn waslijn met T-shirts en vlaggen wappert prominent voor de hoofdingang van het Pacaembú, de zaken gaan prima. "Vasco da Gama, Flamengo, Botafogo, Palmeiras of São Paulo, bij elke Braziliaan past een vlag", zegt hij.

"Geef mij dus maar Corinthians." Hij lacht een rij Colgate-witte tanden bloot. "Hun massa, hun gewicht, de souplesse van hun spel, heerlijk! Schrijf maar dat ze hier moeten blijven spelen. Dat Itaquerão? Hmm, de voortekenen zijn slecht. Het ding moet vooral onze ondergang niet worden."

"Komaan, een stadion is niet meer dan een stadion, een Copa hooguit een Copa." Voor Hugo Kennedy, een 17-jarige migrant uit Minas Gerais die op leercontract is bij een schrijnwerker, bezit het voetbal eindeloos meer noblesse dan de poespas eromheen.

"Kijk naar een Neymar, zijn stijl, zijn dribbels en zijn levensverhaal! Daar krijg ik pas kippenvel van, dát moet Brazilië de wereld laten zien!"

Hugo is met een groep vrienden naar het Ibirapuera-park afgezakt, de groene long van São Paulo. Het Ibirapuera is de plaatselijke versie van Central Park en een van de zeldzame plekken in hartje megapool waar het jogo bonito, het 'mooie spel', ongestoord bedreven wordt.

De kerels schijnen de kunst niet alleen onder de knie te hebben, ze maken er een bont spektakel van, vol temperament en tropicalia. De enen spelen blootvoets, de anderen op hun sokken, nog anderen in havaiana's, eentje op zijn rollerblades zelfs. Ze dribbelen, geven kopstoten, begaan onstuimige valpartijen. Door de transistor stoomt intussen de forró, de pret primeert.

"Zie je wat ik bedoel?", knipoogt Hugo. "Klaar met dat WK of niet, met of zonder jeitinho, een spetterend feest is het minste wat ons straks moet lukken." Eerlijk, we willen het graag geloven.