Direct naar artikelinhoud

Met of zonder Silvio Berlusconi, ‘Made in Italy’ blijft het goed doen

Chronisch politiek gekrakeel, een vernietigende aardbeving, oubollige infrastructuren, ongedisciplineerde en exuberante burgers, het loden gewicht van de maffia. Zoveel is zeker, we hebben moeite om Italië ernstig te nemen en niet te vergeten dat het land de op zes na grootste economie ter wereld blijft. Niet alleen produceert het veel meer, het exporteert ook meer dan pakweg Frankrijk. Zeker Noord-Italië, de bakermat van de xenofobe Lega Nord maar evengoed een proefstation voor innovatie en design, blijft een van de rijkste en meest succesvolle regio’s van Europa. Bestuurd wordt het land intussen door ene Silvio Berlusconi, voor de derde keer al. Oogt de premier in het beste geval als een playboyachtige clown, dan is hij in het slechtste geval een gevaarlijke telecraat of oplichter. Maar een serieus politicus? Moeilijk. “Buiten Italië staan links en rechts, politici zowel als zakenlui, perplex tegenover Berlusconi”, bevestigt Marc Lazar, een van de grootste Italiëspecialisten in Europa, in een recent interview met het blad L’expansion.Beschouwde het buitenland Il Cavaliere in de vroege jaren 90 als een oppervlaktefenomeen dat na zijn nederlaag tegen Romano Prodi in 1994 van het toneel zou verdwijnen, dan heet de premier vandaag een gevaar voor de democratie. Lazar: “Zijn succes heeft veel te maken met de diepe crisis die Italië heeft doorgemaakt toen het partijenlandschap er instortte. De christendemocratie was al vijftig jaar aan de macht en implodeerde, de socialisten verdwenen van het toneel, de communisten pleegden harakiri en nieuwe groeperingen zagen het licht. Iedereen was het kompas kwijt.”

‘Beschermer des volks’

Anno 2009, ruim vijftien jaar later, is Italië een ander land geworden en herkent een meerderheid van Italianen zich in selfmade manBerlusconi. “Het berlusconisme gaat intussen ook verder dan hemzelf”, aldus Lazar. “Hij heeft de culturele hegemonie verworven, een mengeling van contradictorische waarden, waarbij liberalisme en protectionisme, individualisme en mededogen met de minderbegoeden, christelijke waarden en weinig religieuze persoonlijke zeden, een pro-Europees discours en de verdediging van het staatsbelang, moderniteit en traditie met elkaar versneden worden.”Naar de reden voor Berlusconi’s culturele dominantie moet niet ver gezocht worden: enerzijds bezit en overheerst hij ’s lands zeer bonte televisielandschap, anderzijds heeft hij in de ‘cultuurstrijd’ amper tegenwind gekregen van links, waar de politieke verdeeldheid niet alleen voor onleesbaarheid zorgde, maar als gevolg daarvan ook voor politieke leegte. Maar er zijn andere elementen. Wat hebben de opeenvolgende centrumlinkse regeringen in Italië gedaan? Zich verder richting centrum geprofileerd dan bijvoorbeeld Tony Blair in Groot-Brittannië. Links was in Italië synoniem met strakke begrotingen en besparingen, met belastingverhogingen en privatiseringen. Prodi privatiseerde zelfs meer dan Berlusconi ooit geprivatiseerd heeft, zodat die laatste zich vandaag het epitheton “beschermer des volks” kan opspelden - zie zijn innige omhelzing met een huilend oudje in het door de aardbeving getroffen L’Aquila. “Silvio, Silvio, aiutami, help mij.”Zoals hij enerzijds globaliseringsangstige laagopgeleiden aansprak, zo bouwde Berlusconi anderzijds een stevig blok van kmo’s, handelaren, vakarbeiders en vrije beroepen om zich heen - de ruggengraat van de Italiaanse economie. Toen hij in 2007 opnieuw verkozen werd, en Walter Veltroni van de centrumlinkse Partito Democratico het nakijken gaf, deed hij dat op grond van zijn veronderstelde economische capaciteiten en de matigende boodschap dat er geen simpele oplossingen waren voor diepe problemen. Even deed ook internationaal de perceptie opgeld dat de hofnar van vroeger plaatsgemaakt had voor de plichtsbewuste staatsman. De onthullingen van de van hem scheidende Veronica Lario, gevolgd door de op foto vastgelegde zwembadtaferelen op Sardinië en het schandaal van een rist door de staat opgehoeste privévluchten, maakten korte metten met die indruk. Op beleidsvlak hamert Berlusconi’s rechtse regering intussen wel op de soliditeit van banken en economie, de fiscale en administratieve hervormingen waar ’s lands patroons op wachten, komen niet echt van de grond. Het even hetzerige als omstreden beleid tegenover migranten mag intern dan wel weinig potten breken, het getuigt al evenmin van staatsmanschap. Blijft bijgevolg de vraag of Berlusconi het imago en daarmee de hoogwaardige economie van Italië - het land telt meer dan vier miljoen bedrijven - niet vakkundig naar de knoppen regeert.“Zeker nu Italië zijn export veel minder door de recessie aangetast ziet dan veel buurlanden, is het moeilijk om Berlusconi’s negatieve impact op het label ‘Made in Italy’ te meten”, zegt, daarover gebeld in Milaan, Piero Bassetti, oud-minister-president van de regio Lombardije en vandaag voorzitter van de zich op globaliserende en lokaliserende (‘glokaliserende’) tendenzen focussende denktank Globus et Locus. “Tezelfdertijd heb ik de indruk dat Berlusconi de merknaam Italië subtiele schade berokkent, geconstrueerd als die is op een imago van degelijkheid en prestige. Nu goed, ik maak me sterk dat de consument intelligent genoeg is om het onderscheid te maken.”

Het concept natiestaat

Volgens Bassetti heeft het buitenland Italië altijd al slecht begrepen, omdat het steevast uitging van het concept natiestaat. “Frankrijk zou bijvoorbeeld zichzelf niet zijn als het niet heel erg daarop gebaseerd was. Italië juist niet. Een van de sterke punten in Italië is dat de staat hier zwak is. Daar staat immers een uiterst resiliente burgermaatschappij tegenover. De kracht van Italië, dat zijn altijd zijn burgers geweest, nooit de politiek, die er juist de historische zwakte van uitmaakt.” Of het nu zijn keuken betreft, het erfgoed, de muziek of de levensstijl: het contrast met de politieke zeden kan moeilijk scherper zijn. “Soms heeft die paradox in het nadeel van Italië gespeeld”, zegt Bassetti, “maar anno 2009 speelt ze in ons voordeel. Neem Duitsland. Daar heeft de regering zich altijd gemoeid met Opel en verkeert het bedrijf in grote moeilijkheden. In Italië heeft de staat Fiat losgelaten en gaat het goed met het bedrijf.”Globus et Locus beschouwt Italië als beter voorbereid op de toekomst dan zijn buren, omdat het globaal ook beter verankerd is. Wereldwijd telt de ‘Italiaanse beschaving’ 250 miljoen leden, mensen die Bassetti niet als italiani maar als italici beschouwt: enerzijds de migranten en hun nakomelingen in Europa en Noord- en Zuid-Amerika, anderzijds de talloze niet-Italianen die deel hebben aan de Italiaanse cultuur, omdat ze Italiaans geleerd hebben, door het land gefascineerd zijn en het mee verkopen. In die zin mag ook Guy Verhofstadt een italicus heten.Ter illustratie: terwijl het onderwijs van de Franse taal wereldwijd terugvalt, trekt het Italiaans jaar na jaar meer belangstellenden. Anders dan de wereldwijde invloed van Frankrijk is die van Italië de voorbije vijftig jaar spectaculair toegenomen. Niet vastzitten in een 19de-eeuws stramien zoals de natiestaat, is een voordeel in tijden waar die laatste haar relevantie verliest, betoogt Bassetti: “De ramp die onze staat is - en ik ben zeer streng voor Berlusconi - houdt kansen in waar wij gebruik van maken.” Neem het succes van Noord-Italië. Dat ligt in het feit dat de regio haar grootindustrieën in ruime mate heeft gereduceerd en door kleinschalige, hoogkwalitatieve familie-kmo’s (schoenen, voedsel, drukkerijen, designmeubelen, textiel) heeft kunnen vervangen. “Grote bedrijven en multinationals zijn de zwakke schakels in de moderne economie, ze zijn een last veeleer dan een zegen. Wel blijft er in Noord-Italië veel werk aan de winkel inzake wetenschappelijk onderzoek, al moet gezegd dat we ook daar met een inhaalbeweging bezig zijn. Trouwens, anders dan de stereotiepen het willen, doen ook Zuid-Italiaanse regio’s als Le Marche en Apulië het niet slecht.”

Grootste uitdaging: xenofobie

De grootste uitdaging voor de toekomst van Italië noemt Bassetti zonder meer de xenofobie. “Onze economie kan niet zonder de migranten. Het zou vreselijk zijn als Italië zijn capaciteit verliest om zich aan de geschiedenis aan te passen en de xenofobie vrij spel zou geven. Die dreiging is groot. Gelukkig zijn er ook andere dynamieken bezig. Zo is Italië goed op weg om het populisme achter zich te laten, net zoals het buitenland begonnen is zijn clichébeelden over ons bij te stellen. Die evolutie is belangrijk in het licht van hét cruciale thema van ons tijdsgewricht: de globalisering en hoe we ons daartegenover verhouden.”