Direct naar artikelinhoud

Indrukwekkend boek over armoede bestrijden met kleine stapjes die grote gevolgen hebben Er bestaat een derde weg voor ontwikkelingshulp

Tegen 2015 moet het percentage mensen dat in extreme armoede leeft met ten minste de helft zijn teruggebracht. Dat is de eerste van acht millenniumdoelen, de goede voornemens waarmee de Verenigde Naties deze eeuw in gingen. Of dat streefdoel gehaald zal worden, is hoogst twijfelachtig. Wat de hinderpalen en mogelijke oplossingen zijn, wordt indrukwekkend uitgelegd in Arm & kansrijk.

Over de beste manier om de plaag die armoede heet te bestrijden, zijn de meningen al lang verdeeld. Aan de ene kant zijn er mensen zoals Jeffrey Sachs, die in Het einde van de armoede schrijft dat inwoners van arme landen, die vaak gehandicapt zijn door klimatologische of geografische omstandigheden buiten hun wil, nood hebben aan hulp van buitenaf. Zij zouden belangrijke diensten met subsidies of helemaal gratis moeten krijgen. "Onzin", schrijft William Easterly in White Man's Burden, want voor hem zijn de armen consumenten en belet ontwikkelingshulp juist dat ze zelf naar oplossingen zoeken. 'Aanbodadepten' tegen 'vraagadepten', de markt tegen de overheid, ook op dit vlak woedt de discussie dus.

Maar volgens ontwikkelingseconomen Abhijit Vinayak Banerjee en Esther Duflo "gaat dit gepolariseerde debat tussen ideologisch tegengestelde strategieën voorbij aan waar het in wezen om gaat". En dat is de vraag waarom arme mensen de keuzes maken die ze maken. Ze pleiten in Arm & kansrijk voor een derde weg, "waarbij we de grote vragen laten wat ze zijn en ons richten op het leven en de keuzes van arme mensen".

Daartoe trokken ze in de voorbije vijftien jaar maanden lang naar landen als India, Kenia, Indonesië en Chili, waar ze luisterden naar hulpverleners, overheidsfunctionarissen en natuurlijk mensen die in de armoedefuik vastzitten. Via 'gerandomiseerde gecontroleerde onderzoeken' (RTC), een methode die ontstond in de medische wereld, vergeleken ze kleine, willekeurige en bovenal gelijksoortige projecten met elkaar. Op die manier achterhaalden Banerjee en Duflo wat werkt en voor welke aanpak om praktische redenen het best kan worden gekozen. De speurtocht leidde tot verrassende conclusies op alle gebieden die een rol spelen bij het armoedeprobleem, zoals gezondheid, honger en onderwijs, maar die daarvoor geen kant-en-klare verklaring bieden.

Diarree

Neem diarree, een aandoening die jaarlijks aan zo'n anderhalf miljoen Afrikaanse kinderen het leven kost en waarover Vlaanderen dankzij Music for Life het een en ander heeft opgestoken. Om het drinkwater te zuiveren dat daar verantwoordelijk voor is, moet chloor worden toegevoegd. Dat zou het aantal sterfgevallen bijna halveren en is spotgoedkoop. Mensen die door de ziekte getroffen worden, weten dat, maar toch wordt er weinig gebruik van gemaakt.

Hetzelfde geldt voor borstvoeding. De Wereldgezondheidsorganisatie beveelt het aan, het is helemaal gratis, en toch geeft wereldwijd nauwelijks 40 procent van de moeders de borst.

Malaria, ook goed voor ongeveer een miljoen dodelijke slachtoffers per jaar, kan worden bestreden door met insecticiden geïmpregneerde netten te gebruiken. Uit een RTC bleek logischerwijs dat die klamboes vaker gebruikt worden als ze gratis zijn. Maar als je ze eenmalig gratis uitdeelt, dan heeft dat geen positieve gevolgen voor de volgende generatie.

Ook is gebleken dat vele vrouwen tegen hun wil zwanger worden, maar afzien van voorbehoedsbegeleiding als hun echtgenoot aanwezig is. En vele ouders brengen hun kinderen zelden naar een plaatselijk ziekenhuis waar ze gratis vaccins kunnen krijgen.

Niet alleen wat de gezondheidszorg betreft, halen Banerjee en Duflo overigens heel wat (veronder)stellingen onderuit. Zo bleek dat dorpelingen in China die subsidies voor hun rijst of noedels krijgen daardoor niet meer van dat basisvoedsel kopen, integendeel zelfs. Ze geven de vrijgekomen middelen liever uit aan dingen die het leven minder saai maken, zoals televisie of snoep. Heel menselijk, die hang naar onmiddellijke bevrediging. Maar voor arme mensen is het veel riskanter dan voor mensen in rijke landen die absoluut de nieuwste smartphone moeten hebben.

Hoopgevend

"De ladders om uit de armoede omhoog te klimmen zijn er, maar staan niet altijd op de juiste plaats. En het lijkt soms alsof de mensen niet weten hoe ze erop moeten stappen, of dat zelfs niet willen", schrijven Banerjee en Duflo. Daarvoor bestaan talrijke redenen, zoals geloof ("een combinatie van overtuigingen en principes") en hoop, maar echt bemoedigend klinkt dat niet.

Toch geven de auteurs een hele reeks voorbeelden van hoopgevende, wél succesvolle initiatieven. De vaccinatiekampen van Seva Mandir in het Indiase Udaipur bijvoorbeeld. Of de onderwijshervormingen in datzelfde land door de ngo Partham. Of het Profamiliaprogramma dat aan gezinsplanning doet in Colombia, om er maar enkele te noemen. Of de manier waarop een boer in Kenia, in tegenstelling tot vele collega's, wel op tijd kunstmest kocht, niet alleen omdat het rendement van zijn boerderij daardoor met 70 procent steeg, maar ook omdat hij dat geld dan niet meer kon uitgeven aan andere zaken.

En telkens weer is er sprake van kleine aanpassingen, van duwtjes in de rug en aanmoedigingen, waardoor mensen beslissingen nemen die echt in hun belang zijn.

De auteurs nemen ook instellingen en structuren onder de loep en sparen geen heilige huisjes. Over de veelgeprezen microkredieten die Mohammed Yunus een Nobelprijs voor de Vrede opleverden, hebben de twee 'randomistas' gemengde gevoelens. Ze leiden tot een heel beperkte stijging van het aantal nieuwe bedrijfjes (alweer omdat het geld vaak wordt gebruikt voor het kopen van consumptiegoederen). Voor de armen is zo'n krediet een nuttig hulpmiddel om te overleven, "maar we houden onszelf voor de gek als we denken dat dit mensen massaal uit de armoede zal helpen".

Echt geïrriteerd zijn ze over de suggestie uit het Easterlykamp dat mensen hun lot meer in eigen handen moeten nemen om aan de armoedefuik te ontsnappen. De werkelijkheid is namelijk dat de armen, die niet beschikken over alle diensten die wij automatisch aangeboden krijgen, hoe dan ook al veel meer en veel moeilijker keuzes moeten maken.

Geen toverformule

Slecht bestuur, corruptie en inefficiëntie spelen een belangrijke rol in met armoede kampende landen. Toch zien de auteurs lichtpuntjes, zoals de invoering van elektronisch stemmen in Brazilië en de groeiende gemeenschapsdeelname in ontwikkelingsprojecten. Toch klinkt hun hoop op een 'rustige revolutie' wel erg dof. Dat de armen geen invloed kunnen uitoefenen op macro-economische gegevens en op institutionele hervormingen is voor de auteurs nu eenmaal een feit. En dat zij ook daarvoor geen toverformule hebben, past in hun herhaalde waarschuwing dat "we geen knop hebben om armoede definitief uit te roeien en niet moeten doen alsof snelle oplossingen voorhanden zijn".

Wel bieden ze, door de manier waarop ze onderzoeken wat armen beweegt en bekommert, een beter inzicht in de problemen die een oplossing in de weg staan. Ze gaan concreet in op manieren om hun levensomstandigheden te verbeteren, altijd vanuit het besef dat 'duwtjes' die tot kleine veranderingen leiden vaak grote gevolgen kunnen hebben.

Hun tegelijk wetenschappelijke en praktische aanpak is heel wat overtuigender dan de manier waarop de doeltreffendheid van hulp tot dusver op basis van twijfelachtige criteria of soms helemaal niet werd geëvalueerd. Ook is de derde weg van Banerjee en Duflo een verademing na het aanhoudende gekrakeel tussen 'linkse' en 'rechtse' ontwikkelingsgoeroes. Dat maakt van Arm & kansrijk een bijzonder belangrijk boek, dat de lof van Nobelprijswinnaar Amartya Sen en The Economist en de onderscheidingen van de Financial Times en (zelfs) Goldman Sachs meer dan verdient.