Direct naar artikelinhoud

'Na haar dood leeft ze gewoon verder'

Ze wisten allebei dat genezen geen optie meer was, maar toch kwam haar afscheid onverwacht snel. Nu, negen jaar later, is ze echter nog steeds een beetje thuis. En blijft zijn liefde voor haar maar groeien.

Ze had longkanker en wist dat zich iets aan het voltrekken was waar geen arts een middel tegen had. De avond van haar dood heb ik rustig op het atelier gezeten en dacht aan de jaren dat we samen waren geweest en in het bijzonder aan de laatste maanden die we voornamelijk in bed hadden doorgebracht. Ze las veel, en dan luisterde ik naar het ritselende geluid van de bladzijden. Soms las ze me hardop voor en mompelde ik in mijn halfslaap dat ik geen lor begreep van al haar favoriete filosofen, dat ze hun woorden maar voor me moest opschrijven dan zou ik ze de volgende dag wel nalezen. Ik bewaar nog steeds haar velletjes papier met lange citaten van Nietzsche waarvan ik trouwens ook de volgende dag nog steeds maar de helft begreep.

Het is raar hoor, de dood. Plof, weg was ze. Ineens alle leven eruit. We wisten dat het eraan kwam, maar het gebeurde allemaal veel sneller dan we dachten. We hebben ons nauwelijks kunnen voorbereiden.

Ik herinner me dat ik dacht: zo ziet dat er dus uit, een dode geliefde, en onwillekeurig stelde ik me voor hoe ik er zelf bij zou liggen als het zover was.

Die eerste avond was er geen sprake van verdriet. Als iemand net dood is, lijkt het of je beschermd wordt voor een diepe angst of paniek. Zoals hormonen bij een bevalling was er ook nu iets wat me hielp tegen de ergste pijn. Ik zat in mijn atelier en er maakte zich een rust van me meester die niet meer is weggegaan. Ook later niet, toen het besef dat ze echt nooit meer terug zou komen, in alle helderheid tot me doordrong. Ik heb me vaak afgevraagd hoe dat komt. Waarom anderen kapot gaan als een geliefde sterft en ik het gevoel heb dat onze liefde nog steeds groeit. Ook nu, negen jaar later, blijf ik erbij dat er met haar dood geen einde aan onze verbintenis is gekomen.

Het moet iets te maken hebben met haar dagboeken. Na haar dood ben ik die allemaal gaan lezen. Uren en uren achter elkaar. Ze was vertaler en had haar leven zo ingericht dat ze veel tijd had om wandelingen te maken. Daar schreef ze over en verder over alles wat ze meemaakte.

Kinderen hadden we niet en wilden we niet. Bij leven deed mijn vrouw me soms denken aan een generaal. In de manier waarop ze mij had ingepalmd bijvoorbeeld en van een andere vrouw had afgetroggeld: helemaal Napoleon die vanaf een heuvel zijn troepen inspecteert, een strategie bepaalt en dan ten aanval trekt. Afstand nemen, oordelen, handelen, daar was ze goed in. Zij was een vrouw die mij ineens kon bespringen.

En toen was ze van het ene op het andere moment dood. Ik las en las maar in die dagboeken. Veel passages gingen over mij. Heel interessant, maar die sloeg ik over. Daar is het ook nu nog te vroeg voor. Op sommige bladzijden was de inkt uitgelopen, door haar tranen, vermoedde ik. Ook die delen gingen over mij en ook die heb ik nog steeds niet gelezen.

'Sorry', schrijft ze ergens - bijna alsof ze wist dat het moment dat ik alles zou lezen, ooit zou komen. 'Sorry, maar liefde is niets meer dan zelfhypnose. Je denkt misschien dat je zelf iemand kiest, maar liefde is niet meer dan een trance veroorzaakt door hormonen, geur en toeval.'

Helemaal in het straatje van de moderne biochemici dus, en eigenlijk niks nieuws, en toch voelde ik een steek. Ik had me altijd beschouwd als haar grote liefde, maar was ik dat wel? Ze plaatste me op een afstand met die opmerking, met een zin rekende ze af met de romantische liefde.

Zo beïnvloedden de dagboeken langzaam het beeld dat ik van haar had. Ze werd niet minder leuk, maar anders en meer. Ze was geen dode in een lijstje op het dressoir, maar ze leefde, want hoe anders moet je iets dat zich ontwikkelt noemen?

Ik besloot daar iets mee te gaan doen in mijn werk. Alle plekken die ze in haar schriften beschrijft, ben ik gaan opzoeken. Ik zette er een geprojecteerde afbeelding van haar naast en maakte er een foto van. Ik belandde op de meest fantastische plekken. Via ambassades kreeg ik toegang tot het Louvre, een amfitheater op Cyprus, de Acropolis en het Oudheidkundig museum in Leiden. En zij leidde me op die weg. Van alle foto's ben ik bezig een film te maken.

Ik weet dat het vaag klinkt, een kunstenaar die in de war is nadat zijn grote liefde is overleden. Maar de dagboeken zijn niet de enige reden waarom deze liefde nog steeds niet voorbij lijkt. Nu alle sporen van het dagelijks leven eraf zijn, verdwijnen er dimensies, maar komen er ook andere bij. Dat kan alleen omdat de liefde tussen ons altijd goed is geweest en we niet zijn blijven haken aan frustraties. Hoeveel pijnlijker was het geweest als we een verhouding hadden gehad vol gemiste kansen. Dan was de rouw gericht op verdriet en spijt.

Ja, het was goed tussen ons. Nu ze dood is, is het of ik met haar een ander landschap binnenga. Laat ik het anders zeggen, vlak voor ze stierf vroeg ze me letterlijk of ik het goed vond als een deel van haar bij mij zou blijven, want zei ze, "anders mis ik mijn huisje zo".

En ik, haar trouwe man, haar echtgenoot, vond dat niet eens een rare vraag. Haar voorstel leek mij vanzelfsprekend en een buitengewoon goed idee. Zo geschiedde. Ik heb een vorm gevonden om haar dood te accepteren. De dood is niet star maar soepel. Dat inzicht maakt me los en vrij.