Direct naar artikelinhoud

Toerekeningsvatbaar?

Er zijn van die dingen die je als beginnend moordenaar beter vooraf in overweging neemt. Je pleegt je moord beter in het gerechtelijk arrondissement Antwerpen dan in Oost- of West-Vlaanderen. In het ene geval is de kans groot dat de gerechtspsychiater je laat interneren, in het andere valt haast niet te ontkomen aan een assisenproces.

Welkom bij de loterij van de Belgische gerechtspsychiatrie

Gerechtspsychiaters leken het in de zaak-Hans Van Themsche, die op 11 mei 2006 op een moordende raid door Antwerpen trok, maar over één ding eens te raken: dat de dader een harde noot was om te kraken. “Over het narcisme waren we het eens, maar psychopathie en Asperger liggen zo dicht bij elkaar dat het onderscheid moeilijk te maken valt. Het heeft vooral te maken met welk etiket je erop kleeft.” Dat etiket werd in het geval-Van Themsche uiteindelijk: toerekeningsvatbaar.

Eind oktober 2009, dik twee jaar na de Marollenmoord, was de kogel ook daar eindelijk door de kerk. Leopold Storme (21), verdacht van drievoudige moord op zijn ouders en zus, werd ‘niet geestesgestoord’ verklaard en moet bijgevolg voor assisen verschijnen. Had een eerste psychiatrisch verslag nog aangetoond dat Storme zwaar schizofreen en ontoerekeningsvatbaar was, een tweede expertise concludeerde dat daar hoegenaamd geen sprake van was. Een derde oordeel moest uiteindelijk de doorslag geven.

Voor het aangestelde college van respectabele neuropsychiaters en psychologen bestond er medio 2008 geen twijfel: Abdallah Ait Oud was bij zijn volle verstand toen hij de stiefzusjes Nathalie Mahy (10) en Stacy Lemmens (7) ontvoerde en vermoordde. En het Luikse hof van assisen veroordeelde hem tot levenslange opsluiting. Zeven jaar eerder was dezelfde Ait Oud door een ander college van respectabele psychiaters nog ‘ontoerekeningsvatbaar’ verklaard na de ontvoering van een meisje in Flémalle. Na vier jaar internering werd hij vrijgelaten. Een psychiatrische tegenexpertise had aangetoond dat zijn internering het gevolg was van een foute diagnose.

Of een dader van een crimineel feit al dan niet voor een rechtbank moet verschijnen, hangt grotendeels af van het oordeel van de gerechtspsychiater. Verklaart die de dader krankzinnig - de juridische term luidt ‘ontoerekeningsvatbaar’ - op het moment van de misdaad, dan maakt hij of zij veel kans om geïnterneerd te worden. In België zijn gerechtspsychiaters dun bezaaid. En houden ze er vaak verschillende ideeën en interpretaties op na. Niet zelden staan de eindconclusies van aangestelde experts lijnrecht tegenover elkaar in dezelfde zaak. Probeer als rechter of assisenjury maar eens te achterhalen welke psychiater het bij het juiste eind heeft.

“Ik vraag een tegenexpertise aan”, zei Jaak Haentjes, advocaat van Kim De Gelder dinsdagmiddag. “De Gelder is ziek en moet geïnterneerd worden. Hij ligt op bed urenlang te schaterlachen naar het plafond en praat met zijn boterhammen.” Een dag eerder had een college van vijf psychiaters de crèchemoordenaar toerekeningsvatbaar verklaard. “Een unanieme beslissing, waar we niet lichtzinnig over zijn gegaan”, licht Roger Deberdt, voorzitter van het college, toe. Toch verbaast het hem niet dat een tegenexpertise werd gevraagd. “Dat gebeurt in het algemeen regelmatig. Vaak op vraag van de verdediging, die de inhoud van het eerste verslag wil ondermijnen. Ik kan nu al raden welke psychiater de advocaat hier zal laten opdraven. Als je een tijd in dit wereldje vertoeft, kun je makkelijk voorzien welke gerechtspsychiater welk oordeel zal vellen. Zelf voer ik nooit tegenexpertises uit. Een principekwestie.”

Strafpleiter Johan Platteau kan ze niet op een hand tellen, de voorbeelden van rechtszaken waarbij psychiaters het niet eens werden. “Niet alleen advocaten, ook magistraten weten maar al te goed bij welke psychiater ze moeten aankloppen als ze iemand ontoerekeningsvatbaar verklaard willen zien”, aldus Platteau. “Een onderzoeksrechter vertelde me ooit tijdens een zaak: ‘Maakt niet uit wat je pleit, de dader wordt toch geïnterneerd.’ Op dat moment was het verslag van de aangestelde psychiater zelfs nog niet ingediend. Er zijn experts van wie je weet: die bestempelt nagenoeg elke dader als ‘extreem gevaarlijk’.”

Twaalf jaar geleden onthoofdde Sam Bierten met een broodmes en een bezemsteel zijn vriendin Melissa Van Loo (17). Melissa was op die bewuste lentedag in 1998 alleen thuis in Turnhout. Haar ouders waren op tweedaagse citytrip in Duitsland. In de ochtend van 15 april troffen hulpdiensten het zwaar verminkte lichaam van Melissa aan in de keuken. Bierten werd dezelfde dag nog opgepakt en legde een omstandige schuldbekentenis af. Tot een rechtszaak kwam het nooit. Bierten werd geïnterneerd. “Het was een duidelijk geval van cannabispsychose”, weet gerechtspsychiater Roger Deberdt, die de dader ontoerekeningsvatbaar verklaarde, nog. “De dader verklaarde dat hij ervan overtuigd was dat het meisje bezeten was door de duivel en zijn gedachten kon lezen en sturen. Hij heeft zelfs haar hersenen geplet om dat te voorkomen. Hij is zeer impulsief te werk gegaan, als gevolg van zijn psychose. Duizend procent zeker.”

Collega’s van Deberdt waren niet zo overtuigd. Politiepsycholoog Ben Engelen, die door de familie van Melissa als tegenexpert werd aangezocht, verwijst in zijn rapport van 17 mei 1999 naar de seksueel getinte verwondingen op het lichaam, die Bierten tot dan toe consequent had verzwegen. Vijf messteken in de borsten en zes in de vagina. “Dat ondersteunt de thesis van een seksuele gerichtheid, in tegenstelling tot de geponeerde algemene vernietigingsdrang.”

Ook neuropsychiater Colon achtte Bierten in zijn expertiseverslag ‘mogelijk toerekeningsvatbaar’. “We hebben tot twee- of driemaal toe een tegenexpertise laten uitvoeren, maar daar is nooit iets mee gedaan”, zucht Francine Slootmans, Melissa’s moeder. “Dan ben je verschrikkelijk kwaad en teleurgesteld. Zeker omdat wel degelijk zaken naar voor kwamen die op een beredeneerd handelen wezen. Zo stond hij op het punt om na de moord ons huis plat te branden om alle sporen uit te wissen. En had hij de sleutel waarmee Melissa kon ontkomen in zijn zak verborgen. Tijdens een confrontatie heeft hij zich zelfs versproken. ‘Ik moest kiezen tussen Melissa en drugs en ik heb gekozen’, vertelde hij me. Melissa had tegen de politie verteld waar Bierten softdrugs kocht. Met die piste is niets gedaan. De dader had immers verklaard: ‘Het was Satan.’ Ik denk dat hij iedereen briljant om de tuin heeft geleid.”

Twee jaar geleden kreeg de moeder van Melissa plotseling te horen dat Bierten de instelling soms ‘op proef’ mocht verlaten. Door de recente discussie omtrent de mentale toestand van Kim De Gelder beleeft Francine het allemaal opnieuw. “Ik erger me dood aan dat eeuwige psychiatrische gebakkelei bij zulke rechtszaken. Iemand is gek of hij is het niet. En toch heb je zoveel verschillende opinies. Ik begrijp niet waar de lijn ligt.”

Die lijn, zo blijkt, is mogelijk geografisch bepaald. Cijfers zijn niet meteen voorhanden, maar volgens ingewijden moet je als dader vooral geluk hebben met de provincie waar je aan een psychiatrisch onderzoek wordt onderworpen. “Je had een periode waarin er haast geen assisenprocessen meer plaatsvonden in Antwerpen”, vertelt een advocaat. “De daders werden bijna allemaal geïnterneerd. Terwijl in Oost- en West-Vlaanderen gerechtspsychiaters daders sneller als ‘normaal’ bestempelden.”

Deberdt is samen met zijn collega Hans Hellebuyck een veel gevraagd deskundige in de provincies Oost- en West-Vlaanderen. Beiden hebben de reputatie dat ze daders met een persoonlijkheidsstoornis niet snel ontoerekeningsvatbaar zullen verklaren. In tegenstelling tot hun collega’s aan de andere kant van het land.

“Straks lijkt het nog alsof er iets in de West-Vlaamse grond zit”, lacht gerechtspsychiater Rudy Verhelst. “Nee, ik denk dat er vooral individuele verschillen spelen. Al zie je wel een verschil tussen Vlaanderen en Franstalig België. Beneden de taalgrens gaat men in het algemeen minder vaak over tot internering. Als psychiater die advies aan de rechter moet geven, vertrek je van de basisvraag: had de dader een andere keuze kunnen maken dan de keuze die hij gemaakt heeft? Al blijft het in wezen een klinische appreciatie of een dader over zijn wilsvrijheid beschikte of niet. Een appreciatie die wel teruggaat op ervaring en een set van bronnen, maar die in tegenstelling tot een bloedstalenonderzoek niet op mathematische doelstellingen steunt.”

Dat expertises in de praktijk regelmatig haaks op elkaar staan, heeft verschillende oorzaken, zegt Verhelst. “Om als gerechtspsychiater aangesteld te worden moet je geen opleiding hebben gevolgd. De schaarse opleidingen tot expert in ons land zijn trouwens erg rudimentair. Bovendien word je vaak voor een bepaalde reden aangezocht door een advocaat en functioneer je in een maatschappelijk-juridische context. Vanuit maatschappelijk oogpunt wil men dat er een proces komt zodat de dader gestraft wordt. Dat speelt op een onderliggend niveau allemaal mee. Zelf vergelijk ik een psychiatrisch besluit met een esthetisch oordeel: mooi of niet mooi?”

Roger Deberdt laat naar eigen zeggen gemiddeld 3 procent van de door hem onderzochte daders interneren. “Niet dat ik alleen toerekeningsvatbaarheid verdedig, maar ik zie velevreemdediagnoses. Diagnoses die je in de dagelijkse praktijk zelden of nooit tegenkomt maar die in grote gemediatiseerde rechtszaken plotseling de kop opsteken. Iemand van wie je het ervoor nooit zou hebben gezegd heeft dan ineens het syndroom van Asperger.”

De advocaten van Patrick Derochette vertelden het in de lente van 1999 aan iedereen die het wilde horen: “Alle psychiatrische rapporten zijn eenduidig: Derochette is niet verantwoordelijk voor zijn daden.” En dus werd de ontvoerder en moordenaar van de kleine Loubna Benaïssa (9) geïnterneerd. Getuigen hoefden niet eens op te draven. Het dossier werd begraven. Nochtans spraken twee Brusselse psychiaters elkaar in het tweede rapport vrij grondig tegen op de vraag of Derochette al dan niet toerekeningsvatbaar was.

“De psychiatrische verslagen waren inderdaad niet eenduidig”, zegt Laurent Arnauts, toen de advocaat van de familie Benaïssa. “Los van de expertises bleek ook uit het dossier dat Derochette in staat was om te functioneren in de maatschappij. Hij was ‘un homme sans histoire’, een gewone pompbediende. Op basis van de pv’s kon je vaststellen dat hij in staat was tot een rationele uitleg. Zo verklaarde hij ooit aan de speurders dat hij in opdracht van Dutroux had gehandeld, die hem geld had gegeven. Los van de vraag of hij loog of niet, was dat een uitgekiende verdedigingsstrategie. Ik heb destijds tevergeefs gepleit om hem alsnog toerekeningsvatbaar te verklaren. Als er sprake is van twijfel vind ik het beter om zo’n zaak voor assisen te brengen.”

“Het probleem is dat de wetgeving geen ruimte laat voor nuances”, zucht Johan Platteau. “Er zijn slechts twee modaliteiten die van tel zijn: toerekeningsvatbaar of ontoerekeningsvatbaar. Het is zwart of wit.” Ex-hoogleraar in de gerechtspsychiatrie Myriam Van Moffaert verwijst in dat opzicht naar Nederland, waar er meer gradaties van aansprakelijkheid gelden.

Op 21 april 2007 werd in het parlement een wet goedgekeurd die de huidige interneringswet moest vervangen. Een wet waarin duidelijk wordt gesteld wanneer een dader geïnterneerd moet worden. Drie jaar later is het nog wachten op de uitvoering ervan. Senator Els Van Hoof (CD&V) diende onlangs daarom een tweede wetsvoorstel in voor meer kwaliteitscontrole bij gerechtspsychiatrie. “Behalve een beter honorarium voor de experts, die nu allesbehalve goed betaald worden, is er vooral nood aan meer eenvormigheid. Wat zijn de specifieke vragen die zo’n expert moet beantwoorden?”, vraagt Van Hoof zich af.

Psychiater Rudy Verhelst wil nog een stap verder gaan. “Ik pleit persoonlijk voor een ontkoppeling: voer eerst het proces en ga daarna pas over tot een psychiatrisch onderzoek, waarbij wordt bekeken of en welke behandeling nodig is om te voorkomen dat de dader hervalt. Dat is uiteindelijk het opzet, in het belang van de betrokkene én de maatschappij. En net daar faalt het huidige systeem.”