Direct naar artikelinhoud

Kind en Gezin gaat Vlaamse dagverblijven beter screenen

Na verschillende incidenten met opvangouders gaat Kind en Gezin probleemdossiers beter opvolgen. Onder meer de oprichting van een risicocel, die potentiële problemen in de gaten houdt, moet soelaas brengen. Alvast 5 procent van de 10.200 opvangvoorzieningen die Kind en Gezin de afgelopen maanden analyseerde, komt in aanmerking voor die opvolging.

Nieuw opgerichte risicocel moet mogelijke probleemdossiers proactief opvolgen

De dossiers die mogelijk problematisch zijn, gaan van niet-herstelde hekjes tot onthaalvoorzieningen waarover een klacht is ingediend bij het gerecht.

Nadat Kind en Gezin vorig jaar regelmatig het nieuws haalde met verschillende problemen bij opvangvoorzieningen in Vlaanderen (zie kader), eiste Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Jo Vandeurzen (CD&V) meer duidelijkheid over hoe klachten en moeilijke dossiers werden opgevolgd. Ook vroeg de minister om die opvolging uit te breiden en te verfijnen. Kind en Gezin kondigde daarop aan de dossiers van alle 10.200 crèches en onthaalouders in Vlaanderen en Brussel opnieuw onder de loep te nemen. De bedoeling was om na te gaan welke dossiers mogelijk voor problemen kunnen zorgen, en om die opvangvoorzieningen dan proactief op te volgen.

Uiteindelijk krijgt 5 procent van de crèches en onthaalouders de stempel ‘mogelijk risico’ mee, zo maakt Kind en Gezin nu bekend. “Het gaat daarbij om zaken die nog geen acuut gevaar voor de kinderen betekenen, maar die we toch in de gaten moeten houden”, verduidelijkt woordvoerster Leen Du Bois. “Dat kan gaan van een hekje dat maar niet hersteld raakt tot het gerecht dat een klacht heeft ontvangen over een bepaalde voorziening.” Een acuut gevaar (bijvoorbeeld een kind dat een letsel oploopt, een vermoeden van mishandeling of overmacht door brand) werd nergens vastgesteld.

Om de dossiers wat nauwgezetter in de gaten te houden, wordt een risicocel op poten gezet die de probleemgevallen regelmatig moet evalueren. Die cel wordt gezien als een aanvulling op de gevarenprocedure die al bestond. “Die treedt in werking als er iets gebeurt”, aldus Du Bois. “De gevarencoördinators nemen dan de nodige maatregelen. De bedoeling is om de risicocel proactief dossiers te laten opvolgen.”

Om het werk van de risicocel te vergemakkelijken, komt er ook een databank die de risicodossiers moet bundelen. “Daarvoor werden problemen provinciaal opgevolgd, waardoor de informatie versnipperd was. Een centrale databank laat ook toe alle expertise samen te brengen. Want sommige problemen vereisen wel degelijk een bepaalde knowhow”, aldus Du Bois.

Bedoeling is ook de dossiers van de crèches en onthaalouders op termijn beter te screenen. “We hanteren bepaalde criteria om dossiers te taxeren op bepaalde risico’s. Hoe wordt er bijvoorbeeld omgegaan met de ouders? Hoe zit het met de fysieke of psychologische integriteit van het kind? Wordt er gediscrimineerd? We hebben besloten dat we meer criteria in onze analyse moeten opnemen. Zo moeten we in de toekomst meer stilstaan bij de manier waarop een kind letsels heeft opgelopen tijdens de opvang. Gaat het om nalatigheid, of was het echt een ongeval? Die vragen willen we wetenschappelijk laten valideren.”

De dossiers werden ook gelezen door verschillende medewerkers die vanuit hun expertise verschillende invalshoeken aanbrachten. Kind en Gezin benadrukt wel dat zelfs de meest zorgvuldige methode niet waterdicht is.

Kind en Gezin overlegt tot slot ook met Justitie over een betere communicatie bij problemen. “Wanneer het parket een onderzoek opent na een klacht van een opvangvoorziening, dan worden we uiteindelijk wel op de hoogte gesteld”, legt Du Bois uit. “Maar soms mogen de onderzoekers niet communiceren over de zaak om het geheim van het onderzoek niet te schenden. We zoeken nu uit of ze ons, zonder al te veel informatie vrij te geven, een indicatie kunnen geven over onze positie. Kunnen we de crèche tijdens het onderzoek openlaten, of sluiten we best de deuren?”