Direct naar artikelinhoud

Welkom in de textieljungle van Bangladesh

Nergens is kleding laten maken goedkoper dan in Bangladesh. Er zijn wetten, maar nog meer overtredingen. 'Als klanten iets meer zouden betalen, zouden wij ons meer aan de regels kunnen houden.' We dalen af van de top naar de bodem van de Bengalese kledingindustrie.

MODELFABRIEK

Als naaister in Bangladesh had Parveen Akhter (23) het niet beter kunnen treffen. Ze heeft geluk gehad en dat weet ze. Hoe bevalt je werk? "Goed", zegt Parveen glunderend.

Tien uur per dag, zes dagen per week, naait ze voorpanden van T-shirts. Daarmee verdient ze ongeveer zestig euro per maand. Met dit salaris kan haar familie de huur betalen van één kamer in een raamloze hut van golfplaten, verstopt tussen de hoogbouw van Dhaka.

Hoeveel kledingfabrieken Bangladesh telt, weet niemand - schattingen variëren van drieduizend tot wel zesduizend. Ze zijn gevestigd in afbraakpanden in de binnenstad, maar ook in ruime gebouwen op pas verrezen industriegebieden. Het land eromheen wordt bezet door de stoffige hutjes van de duizenden arbeiders.

In deze textieljungle wist Parveen een baan bovenaan de ladder te verwerven. De fabriek waar ze werkt, Babylon, behoort tot de beste van het land. Hier wordt haar salaris elke maand op tijd betaald. En, heel belangrijk: "De opzichters schelden niet."

Elke paar weken organiseert Babylon een ontruimingsoefening. Na de ineenstorting van het Rana Plaza, even buiten Dhaka, waarbij ruim 1.100 mensen omkwamen, is begin mei het hele gebouw nog eens gekeurd. Brandblussers en nooduitgangen zijn er te over.

Babylon produceert kleding voor onder meer H&M en de kinderlijn van Zara. Certificaten van C&A hangen aan de muur van het trappenhuis. Dit is een bedrijf dat aan alle eisen van westerse klanten voldoet. Modehuizen weten dat hun kleding hier geproduceerd wordt en niet stiekem ergens anders. In Bangladesh is dit een ideaalplaatje.

"Wij zien onze arbeiders als collega's", zegt directielid Mohammed Hassan. Het salaris dat hij aan zijn arbeiders betaalt - meestal iets meer dan 50 euro in de maand - voldoet aan alle wettelijke normen. Alleen is het bedrag voor bijna niemand genoeg om rond te komen. Dat komt door het prijsvechten dat de Bengalese kledingexport groot maakte.

De bodem van de internationale kledingmarkt, dat is Bangladesh. Nergens ter wereld wordt zo goedkoop textiel geproduceerd als hier. Het minimumloon voor een textielarbeider bedraagt nauwelijks 30 euro per maand. De race om de laagste prijs eindigt steevast in Dhaka. "Het is kapitalisme", zegt Hassan. "En daar is niets mis mee."

Hij zit al ruim twintig jaar in de textielexport, zag de sector opgroeien. Tot midden jaren negentig waren westerse afnemers zo blij met de lage prijzen in Bangladesh dat ze geen eisen stelden aan arbeidsomstandigheden. "Kinderarbeid was toen heel gewoon. Nu zie je dat niet meer. Ik snap trouwens niet dat kinderen niet meer mogen werken. Nu werken ze op straat, dat is gevaarlijk. In de fabriek hebben we licht werk voor hen. Maar het is de wet, dus we houden ons eraan."

In de fabriekszalen zitten Parveen en haar collega's van 's ochtends acht tot 's avonds zeven met honderden tegelijk achter lange rijen naaimachines. Praten is niet toegestaan. Zwijgend produceren deze jonge vrouwen elke dag tien of elf uur kleding voor de westerse markt. Op een schoolbord staan de streefcijfers voor de productie vandaag: 1.920 blouses voor het Amerikaanse Tesco.

Veel naaisters zijn onlangs van het platteland naar de stad getrokken om een nieuw leven te beginnen als fabrieksmeisje. De negentienjarige Laboni Akhter waagde de sprong een half jaar geleden, aan het einde van de regentijd, met haar ouders, jongere zusjes en haar eigen dochtertje van nog geen jaar.

Hier verdient ze als naaister in opleiding 30 euro per maand, daar niets. Haar echtgenoot bleef achter in haar geboortedorp, om het land te bewerken. Ze stuurt hem tien euro per maand. Af en toe bellen ze. Een keer per jaar hoopt ze hem te kunnen bezoeken.

Onlangs werd Babylon 's avonds opgeschrikt door rookwolken voor het raam. Grote consternatie: brand bij buurfabriek Tung Hai. Met acht doden, onder wie de directeur, was dit na Rana Plaza een nieuwe tragedie die de internationale pers haalde. Medewerkers van Babylon hielpen met blussen. De nooduitgangen zaten op slot, zeggen ze. Heel triest. Anders had iedereen gered kunnen worden.

"No more Rana Plaza", zegt directeur Hassan plechtig. Veiligheid, verwacht hij, kan een breekijzer worden om meer geld los te peuteren, net als goede werkomstandigheden. Zo wordt meteen de concurrentie aangepakt waar Babylon als relatief dure fabriek onder leidt.

Voor de 23-jarige Parveen begint de tijd te dringen voor een huwelijk. Maar haar vader, die niet meer kan werken vanwege een hartkwaal, heeft geen geld voor een bruidsschat. Zelf kan ze niets opzij leggen. "Ik denk dat ik altijd zal blijven werken." Haar toekomst ligt in de fabriek.

NAAR BENEDEN

De ijskoffie op tafel kost bijna drie euro per glas, een paar dagen loon voor veel textielarbeiders. De twee kledingfabrikanten kijken nerveus het restaurant rond. Het gevaar kan overal vandaan komen. Die jongeman daar, waarom houdt die zijn iPhone op ons gericht? "De overheid heeft spionnen in dienst. Grote kledingmerken trouwens ook."

De twee fabrieksdirecteuren willen niet met hun naam in de krant. Een gesprek met een westerse journalist kan de handel schaden. Toch willen ze hun verhaal kwijt. Ze zagen op tv dat klanten in het westen protesteren tegen kledingmerken die hier produceren. Het raakte hen. "Als klanten iets meer zouden betalen, zouden wij ons meer aan de regels kunnen houden."

Op dit moment gebeurt dat niet. Dat is te zien als een van de directeuren later een rondleiding geeft in de fabriek. Hier hangen geen certificaten van C&A aan de muur, zoals bij Babylon. Deze fabriek is niet compliant, zoals dat in de kledingindustrie heet. De inspectie van sommige grote modemerken keurt dit bedrijf af. Het staat te dicht bij de illegale onderkant van de Bengalese kledingindustrie.

In de naaizalen hangen brandblussers, maar de verplichte strepen op de vloer richting de nooduitgangen zijn vervaagd.

Werknemers onder de achttien worden hier niet aangenomen, staat er in het Engels, zodat westerse inkopers het goed kunnen lezen. Maar achter een tafel staat Rosina. Voor twintig euro in de maand, minder dan het minimumloon, snijdt ze draadjes van broeken. Onlangs is ze met haar familie verhuisd van het platteland naar de grote stad. Rosina is vijftien jaar.

"We houden ons min of meer aan de regels", zegt de kledingfabrikant. "En we hebben min of meer geen kinderarbeid."

In dit schemergebied laat warenhuis Wibra kleding maken. De productie van nieuwe T-shirts is in volle gang. Het patroon wordt van karton overgetekend op de stof, die daarna om tijd te besparen met 62 laagjes tegelijk machinaal gesneden wordt. In september of oktober zullen de shirts in de winkels liggen in Nederland en België. De discounter wil niet reageren.

De fabrieksdirecteuren zouden graag helemaal compliant willen zijn, zeggen ze. Maar dat kunnen ze niet betalen. Dat komt omdat Bangladesh het land is van de laagste prijzen.

Westerse afnemers betalen, zeg maar, twee dollar per T-shirt. Maar compliancy kost geld. "Als we alle regels uitvoeren: meer dan drie dollar per T-shirt. Dat gaat niet." Bezuinigen kan bijna niet, rekenen de fabrikanten voor. Het textiel en het garen moeten ze elders inkopen. Die prijs ligt vast. Zelf willen ze ook iets overhouden - 4 tot 5 procent winst, ook voor investeringen. Een van hen plukt aan zijn pantalon. "Ik kan niet werken voor lege zakken."

De enige kosten die omlaag kunnen, dat zijn de arbeidskosten. Dat gaat natuurlijk ook niet. "Die lonen zijn al heel laag." Op de vraag of het geen tijd wordt om met westerse afnemers te onderhandelen over hogere prijzen, onderdrukken beide heren met moeite een lach. Dit is immers Bangladesh, het land waar kleding goedkoop moet zijn.

"Iedereen weet dat westerse kledingmerken naar Bangladesh gaan vanwege de lage prijs. H&M verplaatste hier vorig jaar veel orders hiernaartoe vanuit China, omdat het daar te duur is geworden."

Het lijkt erop dat deze ondernemers hun verantwoordelijkheid willen afschuiven. Maar ze krijgen bijval uit onverdachte hoek: van een ontwikkelingsorganisatie die zich inzet voor betere omstandigheden in de kledingfabrieken. "Ze hebben eigenlijk gelijk", zegt Ashraf Uddin, directeur van de Bangladesh Labour Welfare Foundation. "De markt is heel competitief."

Een Nederlandse inkoper in Dhaka, die werkt voor Europese modehuizen en net als de twee kledingfabrikanten anoniem wil blijven, vertelt dat klanten bij hem mogen kiezen: een compliant fabriek of een non-compliant fabriek. Niet iedereen wil namelijk betalen om zich aan de regels te houden. "Sommige klanten willen het niet. Compliancy kost namelijk geld. Je moet een tweede nooduitgang aanleggen, zorgen voor brandblussers."

De textielmarkt beweegt zich altijd naar de goedkoopste plaats ter wereld, zegt de Nederlandse inkoper. "Ik ga altijd naar landen waar de lonen het laagste liggen." Als inkopers steeds meer veiligheidseisen gaan stellen aan de kledingproductie in Bangladesh, dan gaat de prijs omhoog. Natuurlijk zullen H&M en C&A hier dan niet gelijk de deur dichtgooien. "Maar kopers trekken hier dan weg."

OP DE BODEM

In een schemerige hoek van de fabrieksruimte staat Shilpi Akhter. Niet lang geleden is haar hele familie van het platteland verhuisd naar de grote stad, in de hoop op een beter leven. Sinds drie maanden leert Shilpi in dit naaiatelier knopen aan bermuda's zetten. Ze kan het al goed, lacht ze trots, kijk maar.

Hoe oud ben je? "Twaalf", zegt Shilpi.

Het naaiatelier heet Tracker Fashion en zit verstopt achter een anonieme gevel in de binnenstad van Dhaka, in een volkswijk waarin het wemelt van vergelijkbare ateliers. De bermuda's die deze week gemaakt worden, gaan naar India. Maar in dit eindstation van de Bengalese kledingindustrie passeert alles de revue.

"We hebben ook geproduceerd voor Primark", zegt manager Murad Hussain. Met een graai in de bak proefmonsters naast zijn bureau, tussen de Duitse en Amerikaanse labels: "Dit was voor de Nederlandse markt." Een bruine herenbermuda van Re-ject, het huismerk van postorderbedrijf Neckermann. Een maataanduiding, 48 / 50, met daarvoor de letters NL. "Helaas is niet meer te achterhalen hoe die bestelling is geplaatst", zegt een woordvoerder van het bedrijf. De Duitse tak van Neckermann, die namens Nederland inkopen deed in het buitenland, is in oktober vorig jaar failliet gegaan. Primark noemt de beschuldigingen 'ongefundeerd' en wil er niet inhoudelijk op ingaan.

Het is onwaarschijnlijk dat ze wisten dat deze kleding bij Tracker Fashion is gemaakt door naaisters als Shilpi of bijvoorbeeld haar veertienjarige collega Shariful Islam, die nu heel ijverig draadjes afknipt. In deze fabriek, waar de naaimachines zo dicht op elkaar staan dat je je er met moeite langs kunt wringen, komen geen westerse kopers.

"We krijgen hen nooit te zien," zegt Hussain. "Ze komen ook niet te weten dat hun kleding hier is gemaakt, zelfs achteraf niet." Ten overvloede voegt hij eraan toe: "Wij zijn niet compliant."

Alle kledingmerken wier shirts en bermuda's hier zijn geproduceerd, leven in de veronderstelling dat ze een contract hebben gesloten met een totaal ander bedrijf: NKL Apparels, ook gevestigd in Dhaka. Of met een Engels huis voor internationale kledingexport dat tot de vaste klanten behoort van NKL Apparels. Een van de eigenaren van NKL Apparels, Mohammed Salim, is sinds een aantal jaar toevallig ook mede-eigenaar van Tracker Fashion.

Als overbelasting dreigt in zijn eigen fabriek, dan besteedt Salim de order uit aan zijn dochteronderneming. "Dat doe ik bij bestellingen voor de Indiase markt, en als het druk is ook bij Europese merken", zegt hij desgevraagd door de telefoon. Per kledingstuk werken ze ongeveer tien cent goedkoper dan een gewone fabriek.

Fabrieken die orders doorsluizen naar een goedkope fabriek, zijn het grote probleem van de kledingindustrie in Bangladesh, zegt Ashraf Uddin van de Bangladesh Labour Welfare Foundation. "De westerse inkoper wordt alleen rondgeleid in een mooie, grote fabriek. De echte fabriek krijgt hij niet te zien."

Wie zaken doet in de textielsector in Bangladesh, weet nooit helemaal zeker of kleding niet toevallig is gemaakt op de bodem van de markt, door de handen van Shilpi. De angst van iedereen in de textielsector is dat meer bedrijven het land de rug toekeren. "Dan moeten de fabrieken dicht en eindigen onze meisjes in de prostitutie", zegt Mahabubur Rahman, inkoper bij Linmark.

Vanuit de overheid is er nauwelijks controle op wat er in de kledingfabrieken gebeurt. In heel Bangladesh werken 55 arbeidsinspecteurs, die verantwoordelijk zijn voor alle industrie in heel het land. Na Rana Plaza komen daar 200 bij, dankzij ingrijpen van de International Labour Organisation (ILO). Voor een land waar eerst nog geïnventariseerd moet worden hoeveel kledingfabrieken er eigenlijk zijn, is dat nog steeds weinig.