Direct naar artikelinhoud

'Crashen leert je wat de essentie is'

Tom Waits die met een zware frons recht in de lens kijkt. Johnny Cash die zijn arm nonchalant uit een autoraam laat hangen. Het zijn de stoere, mysterieuze loners op de zwart-witfoto's van Anton Corbijn. In Zeno X combineert hij zijn bekende muzikantenportretten met beelden van kunstenaars als Damien Hirst en Lucian Freud.

Zijn liefde voor muziek resulteerde in liefde voor fotografie. En muzikantenportretten werden na verloop van tijd gecombineerd met kunstenaarsportretten. "De schilderkunst begon voor mij meer vragen op te roepen dan de muziekwereld, want die had zich over de jaren heen aardig aan me geopenbaard", zegt Corbijn. "In de muziek vond ik steeds minder mysterie, de kunstwereld was wél enigmatisch. Ik wilde meer te weten komen over de motivatie en de kracht van mensen die starten vanuit het niets. Als fotograaf heb je altijd iets voor je camera. Dat is al het halve werk. In de schilderkunst begin je met een wit doek, dus moet je veel meer uit jezelf putten."

U bent als fotograaf begonnen om binnen te kunnen dringen in de muziekwereld. Wanneer werd het medium fotografie meer dan alleen een middel?

Anton Corbijn: "In 1972 begon ik foto's te nemen. Ik ging naar zo veel mogelijk concerten met de camera van mijn vader. Na verloop van tijd kreeg ik interesse voor het werk van professionele fotografen. Zo zag ik bijvoorbeeld dat het veel mooier was om geen flits te gebruiken."

"Een sleutelmoment was toen ik stopte met muzikanten te fotograferen op het podium en vroeg of ik hen in de kleedkamer mocht portretteren. Het heeft te maken met een zekere controle. Als je voor een podium staat, heb je het licht en de beweging niet in de hand, in de kleedkamer wel. Fotografie werd belangrijker dan het optreden, de muzikant kwam los van de muziek. Ik wilde focussen op de mens achter de artiest."

Probeert u bij zo'n shoot dan een sfeer te creëren waarin de muzikant zich openstelt?

"Ik weet niet of ik zo goed ben in het creëren van een sfeer. (lacht) Het is een beetje geven en nemen. Zij moeten er ook open voor staan. Vaak gaat het mis hoor, maar die beelden ga jij nooit te zien krijgen."

De eerste keer dat u Joy Division ging fotograferen, kreeg u naar verluidt geen al te hartelijke ontvangst.

"Nee. Maar ik was zelf een of ander houterig figuur dat slecht Engels sprak. Ik kan me perfect voorstellen dat ze dachten: what the fuck komt die kerel hier doen?

"Ik had hen toevallig ontmoet en vroeg of ze de volgende dag voor mij wilden poseren bij een metrostation. Ik woonde nét in Londen, dus ik moest het metrostation kiezen bij mijn flat, gewoon omdat ik er geen enkel ander kénde. Het was een klein wonder dat ze kwamen opdagen, want ze lieten zich helemaal niet graag fotograferen.

"Maar daar stonden ze dus, op een koude novemberdag, aan dat metrostation. Ik wilde ze de hand schudden, maar ze weigerden. Onbeholpen en in heel slecht Engels probeerde ik duidelijk te maken wat ik wilde. Ik nam maar weinig foto's. Bij het afscheid gaven ze me wel een hand. Heel plezierig.

"Ik bood de foto's aan bij verschillende bladen, maar niemand wilde ze gebruiken. Ian Curtis en co. waren de enigen die ze goed vonden. Daarom hebben ze me gevraagd om naar Manchester te komen om nog wat beelden te maken. Dat moet je ze wel nageven, die jongens. Ze zagen iets in mijn werk dat níémand anders zag. Tot Ian overleed. Plots veranderde de lading van de beelden en was er wél interesse. De een zijn dood is de ander zijn brood.

"Hetzelfde gebeurt nu met mijn nieuwe film A Most Wanted Man, waarin Philip Seymour Hoffman de hoofdrol speelt. Ik kan zijn overlijden nog steeds niet helemaal vatten. Ik heb de film één keer gezien na zijn dood en dat vind ik heel moeilijk. Er kleeft een heel ander gewicht aan die film nu, een gewicht dat ik uiteraard liever niet had gehad."

A Most Wanted Man moet nog uitkomen, maar intussen is uw volgende film, Life, al in post-productie.

"Het gaat snel, ja. Na een thriller over de war on terror vertel ik met Life weer een persoonlijker verhaal. De film gaat over de vriendschap tussen James Dean en Life-fotograaf Dennis Stock. Niet Dean, maar Stock was voor mij de reden om deze film te maken. Eén van de centrale vragen is hoe je als fotograaf omgaat met beroemdheden, iets wat mij natuurlijk niet vreemd is."

U mag dankzij de fotografie veel celebrity's onder uw vriendenkring rekenen.

"Inderdaad. Als je zolang samenwerkt, ontstaat daar bijna altijd een vriendschap uit."

Een eigenschap die bij elk van hen terugkomt: een onvoorwaardelijke passie voor hun werk.

"Dat klopt. In de jaren zeventig en tachtig was fotograferen álles voor mij. Nog steeds word ik aangetrokken door mensen die op dezelfde manier werken."

Miste u niets door zo eenzijdig te focussen op werk?

"Absoluut. Als ik terugkijk op mijn twintiger en dertiger jaren besef ik dat ik niets anders gedaan heb dan werken. Ik ben ook wel een paar keer gecrasht. (lachje) Maar goed, je kunt niet alles hebben. Al is het niet slecht om af en toe te beseffen dat je iets mist. Uiteindelijk is een foto niet je leven waard.

"Vorige week had ik problemen met mijn longen, dus doe ik het nu wat rustiger aan. Nu goed, ik adem nog. (lacht) Als je echt zwaar crasht, ga je wel nadenken over wat de essentie is. Het is heel belangrijk om adem te halen, om goede lucht te hebben, en dat bedoel ik niet op een hippiemanier. Ik geniet heel erg van natuur. Het is belangrijk om af en toe eens om je heen te kijken. Dat klinkt heel vaag waarschijnlijk.

"Ik heb wel eens grote opdrachten afgezegd. Ergens midden jaren zeventig had ik mijn vriendin beloofd om met Pasen samen iets te doen. Toen belde Oor om te zeggen dat ik naar Zwitserland kon gaan om David Bowie te fotograferen. Toen ik weigerde, antwoordden ze dat ik mijn carrière wel kon vergeten. Nou, dat viel wel mee." (lacht)

Was het een moeilijke keuze?

"Natuurlijk. Ik had Bowie dolgraag gefotografeerd, maar ik denk dat mijn vriendin een soort ultimatum had gesteld. Ik heb toen een duidelijk besluit genomen. Je kunt je carrière altijd laten voorgaan, maar dan heb je geen leven meer. Nadien heb ik Bowie een paar keer voor mijn lens gehad. Om maar te zeggen: je leven hangt niet af van één opdracht.

"Niets is belangrijker dan góéd werk te maken. Beter één sterke foto dan maar blijven doorwerken en slecht werk afleveren. Kijk, daar heb je mooi advies van Ome Anton om af te sluiten." (lacht)

New Squares, tot 5 juli, Zeno X Gallery, Antwerpen. www.zeno-x.com