Direct naar artikelinhoud

De FBI kwam en zag dat het slecht was

Nog voor de aanslagen in Brussel stuurde de VS antiterreurexperts naar België om het probleem van de Syrië-strijders beter aan te pakken. Vooral de moeizame en onduidelijke informatie-uitwisseling van onze politie- en inlichtingendiensten blijft Washington grote zorgen baren.

Op 23 en 24 februari, exact een maand voor de aanslagen in Brussel, vond op de Amerikaanse ambassade in Brussel een besloten ontmoeting plaats tussen Amerikaanse en Belgische inlichtingenexperts. Onderwerp van deze vergadering: hoe kunnen we teruggekeerde Syrië-strijders beter in beeld krijgen en vermijden dat ze nieuwe aanslagen plegen?

De vergadering kwam er op vraag van de Belgische autoriteiten, maar kadert in een breder initiatief van president Obama. Na de aanslagen in Parijs besloot de Amerikaanse president om zogenaamde foreign fighter surge teams - crisisteams inzake Syrië-strijders - naar Europa te sturen om Europese politie- en inlichtingendiensten bij te staan en nieuwe terreuraanvallen te voorkomen.

Op de vergadering in Brussel waren hoge vertegenwoordigers van de FBI, het State Department en Homeland Security aanwezig. Aan de Belgische kant van de tafel zaten experts van Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken en de Federale Politie.

De Amerikaanse buitenlandminister John Kerry zegt dat de Amerikaanse crisisteams rond Syrië-strijders onder andere tot doel hebben om tot een betere informatie-uitwisseling te komen. Het is bekend dat er in Washington behoorlijk wat frustratie bestaat over de moeizame Europese doorstroming van inlichtingen over teruggekeerde Syrië-strijders en andere terreurverdachten. Kerry kondigde bovendien aan dat er deze maand nog twee gelijkaardige bijeenkomsten in Brussel zullen plaatsvinden.

Gebrekkige wil

Olivier Van Raemdonck, woordvoerder van binnenlandminister Jan Jambon. "Er was inderdaad een meeting tussen de Belgische en Amerikaanse veiligheidsdiensten, en het is een feit dat we de intentie hebben om goed met de Amerikanen samen te werken rond foreign fighters. Grote beslissingen zijn er op die vergadering niet genomen. Er is gesproken over hoe de geldstromen van terreurbewegingen beter kunnen worden opgespoord. Een andere belangrijk aspect was de uitwisseling van informatie. Ook inzake dit aspect hebben we de intentie om beter met de Verenigde Staten samen te werken. Maar tegelijk moeten we kijken wat wettelijk mogelijk is."

Voor alle duidelijkheid: Amerikaanse regeringsbronnen lieten The New York Times gisteren weten dat de aanbevelingen die tijdens de vergadering besproken werden eerder van langere termijn waren en de aanslagen van 22 maart niet hadden kunnen vermijden.

Wel is het volgens de Amerikaanse krant zo dat tijdens de meeting een aantal pijnlijke tekortkomingen van de Belgische en Europese veiligheids- en inlichtingendiensten ter sprake kwamen. De VS-experts benadrukten dat Europa versneld moet overgaan tot een aantal maatregelen die in de VS al sinds 9/11 bestaan.

"De gebrekkige wil om informatie met andere inlichtingendiensten te delen, maakt Europa erg kwetsbaar voor terreur", zegt Matthew G. Olsen, voormalig directeur van het National Counterterrorism Center, de antiterreurdienst van de Amerikaanse overheid. "Hierdoor kan een terrorist vrij gemakkelijk heen en weer reizen tussen Syrië en zijn thuisland in Europa. Ook het voorbereiden en de uitvoering van een terreuraanval wordt op die manier veel eenvoudiger."

Lachwekkend

Samen met veel andere Amerikaanse inlichtingenverantwoordelijken ergert Olsen zich aan het eenrichtingsverkeer tussen de VS en Europese landen: landen als België zijn voor hun informatie over terreurverdachten grotendeels afhankelijk van Amerikaanse inlichtingen, maar als de VS om inlichtingen vragen, beroepen Europese landen zich vaak op privacybeperkingen.

Ook Obama zelf uitte vorige week nog zijn bezorgdheid over de Europese terughoudendheid om terreurinformatie uit te wisselen. "We kunnen ons eenvoudigweg niet langer veroorloven om cruciale informatie niet uit te wisselen."

Meerdere terreurexperts in het Belgisch parlement treden het standpunt van Obama bij, zij het met enige reserve. "We moeten natuurlijk kritisch blijven over de manier waarop de VS hun inlichtingen verzamelen", zegt Groen-Kamerlid Stefaan Van Hecke, die tevens lid is van de commissie Terrorismebestrijding. "Maar tegelijk is het duidelijk dat er iets grondig fout loopt met onze informatiedoorstroming. Momenteel is het kluwen aan Belgische databanken zo onoverzichtelijk dat we zelfs met de beste wil van de wereld niet in staat zijn om op een efficiënte manier met de Amerikanen samen te werken.

"Vorig week beloofden de bevoegde ministers een zogenaamd dynamisch datasysteem dat de gegevens van de verschillende politie- en inlichtingendiensten met elkaar moet verbinden. Afwachten maar wanneer die databank operationeel zal zijn."

Ook sp.a-terreurexpert Hans Bonte is sceptisch over de snelle operationaliteit van de beloofde dynamische databank. "Na elke nieuwe aanslag krijgen wij te horen dat die centrale gegevensbank 'een absolute prioriteit' is. Maar ondertussen blijven we maar aanmodderen met ons ondoorzichtig kluwen aan databanken.

"Soms wordt het zelfs lachwekkend. Weet u wat er zich onlangs tijdens een bijeenkomst over het Comité I afspeelde? Iemand vroeg zich af hoeveel verschillende databanken rond terreur België eigenlijk heeft. 'Zes', zei minister Jambon. 'Neen, neen; het zijn er negen', zei justitieminister Geens. 'Excuseer,' zei de voorzitter van het Comité I, 'ik moet u corrigeren: het zijn er acht.' Tja, op die manier wordt het wel erg moeilijk om terroristen tijdig te pakken."