Direct naar artikelinhoud

Volg het geld

2012 was het crisisjaar waarin spektakelarchitecten het geld volgden en dus vaak in het Oosten uitkwamen. Het jaar waarin Londen, te midden van de eurocrisis, zijn status overeind hield als enige Europese metropool. En het jaar waarin de bouwkunst met Oscar Niemeyer haar grootste dichter verloor. Ook dat was een teken des tijds. Bart Eeckhout

27 juli 2012: Met de opening van de Olympische Spelen maakt Londen zijn ambitie als architecturale metropool helemaal waar.

Van de acropolis in Athene en het Forum Romanum in Rome over de Florentijnse renaissancekerken tot de Chrysler Building. Het verhaal van de bouwkunst leest als een geschiedenis van macht en middelen om die machtsambities kenbaar te maken. Architecten volgen het geld, dat is altijd zo geweest, en dat is vandaag niet anders.

Natuurlijk, architectuur en stedenbouw zijn geen kwestie van spectaculaire gebouwen alleen. Met name voor de intelligente, bescheiden generatie nieuwe Belgische urbanisten is 2012 een uitzonderlijk jaar geweest van algemene internationale erkenning. Dit land mag dan wel blijvende littekens dragen van decennia ruimtelijke wanorde, in stadsplanning en visie wordt de kunde van Belgische architecten wereldwijd geprezen, van Rotterdam over de Biënnale van Venetië tot in Istanboel.

Maar de kathedralen van de eenentwintigste eeuw worden niet meer hier gebouwd. Daarvoor moet je oostwaarts trekken, naar China en naar het Midden-Oosten, of ook wel naar de energierijke oude Sovjetrepublieken. De protserige zwier van sommige van die nieuwe gebouwen doet pijn aan onze aan duurzame en spaarzame esthetiek gewend geraakte westerse ogen, maar eigenlijk kijken we ook hier enkel naar een illustratie van de verschuiving van een economische en stilaan ook politieke machtsbalans.

Chinese bouwwoede

China kreeg een tik van de economische crisis, maar de bouwwoede ging onverminderd voort. Dat leverde opnieuw enkele nieuwbouwen op die monden doen openvallen. Het is heus niet alleen het geld dat 's werelds meest gerenommeerde architecten naar het Verre Oosten lokt. Er ligt ook een gigantische uitdaging. "De komende twee decennia kunnen we in China misschien wel de indrukwekkendste migratie uit de menselijke geschiedenis zien", zegt architect Steve Holl in het vakblad Architectural Digest. Bedoeld wordt de bouw van omzeggens compleet nieuwe steden om de nieuwe industriële revolutie en de trek van platteland naar stad in het land op te vangen.

Stephen Holl bouwde in een van die in het westen bij het brede publiek nog weinig bekende nieuwe megasteden Chengdu, in het zuidwesten van de provincie Sichuan een indrukwekkend complex. In vijf slanke, poreuze torenblokken verzamelt Holl woon- en werk- plekken, winkels en ontspannings- en cultuurinfrastructuur. De betonnen skeletstructuur van de torens is in precieze geometrische hoeken afgesneden, zodat het zonlicht niet van de omliggende gebouwen wordt afgeblokt.

Bijna grappig in zijn verpletterende bombast is het even nagelnieuwe Pazhou Hotel in een andere 'nieuwe' Chinese stad, Guangzhou. Het megalomane hotel ziet er uit als een glazen kaartenhuis, met hotelverdiepingen die kwansuis op elkaar gestapeld lijken, bovenop een even veelkantig atrium. Copyright Aedas, een internationaal architectenbureau dat gespecialiseerd is in dit soort geglobaliseerde spektakelarchitectuur. Toegegeven, om op te vallen in de Pazhouwijk mag je geen hoogtevrees hebben. Ook het Guangzhou Opera House van Zaha Hadid bevindt zich bijvoorbeeld hier.

De rijken komen uit het oosten

In Dubai, Abu Dhabi en Doha wordt er na de financiële dip van 2008 inmiddels weer volop gebouwd. Kitsch loert er vaak om de hoek. Dat spektakel soms ook gewoon schoon kan zijn, wordt dan weer bewezen op een misschien wat minder voor de hand liggende plek in het oosten: Bakoe in Azerbeidzjan. Zaha Hadid - weer zij, en het is niet voor het laatst dat we haar naam moeten noemen - mag er het cultureel centrum bouwen. Het complex draagt de signatuur van deze Iraaks-Britse toparchitecte met de sensuele glooiende lijnen, waarin beton, en glaspartijen geplooid worden. Het cultureel centrum (met drie auditoria, een bibliotheek en een Nationaal Museum) moet Bakoe bijna letterlijk weer op de kaart zetten. En dat mag dus wat kosten.

Metropool Londen

In West-Europa werd de vlag hoog gehouden door Londen. De Britse hoofdstad maakte van de Olympische Spelen gebruik om zijn status te bevestigen als enige metropool in het Oude Europa met nieuwe architecturale spektakelstukken. Visueel hoogtepunt is zonder meer het alom geprezen Aquatic Centre met zijn imitatie van een golfslag van Zaha Hadid. Eén chauvinistische troost: ooit zult u in Antwerpen een Havenhuis van haar hand mogen bewonderen. De eerste steen is dit jaar gelegd, oplevering wordt gepland in 2015.

Ook niet kwaad: het Olympisch stadion van het ontwerpersbureau Populous, gespecialiseerd in megasportcomplexen, en het nieuwe velodroom. Bovenal bewees deze architecturale boom dat de Spelen een vehikel geworden zijn om via bouwkunst een imperiaal verhaal te vertellen van politieke macht en economisch kunnen. Ze hebben, eigenlijk pas vrij recentelijk, die ideologische rol overgenomen van de nu enigszins verpieterde Wereldtentoonstellingen. Dat was zo in Peking, en dat is in Londen niet anders. Laten we hopen dat de Britten de belofte kunnen waarmaken dat al dat vergoten beton ook na de Spelen een maatschappelijke waarde blijft behouden.

Nog in Londen werd met de London Bridge Tower van Renzo Piano dit jaar misschien wel de spectaculairste hoogbouw van het jaar gerealiseerd. Het 72 verdiepingen hoge complex, het hoogste gebouw in de EU, torent boven de City uit en geeft nieuwe allure aan de skyline van de stad, die geen traditie heeft van hoogbouw. Bijgenaamd 'de scherf', omwille van de spitsen baar een punt toelopende glaspartijen.

Mooie en lelijke cultuurhuizen

In eigen land is het weinig verheffende gedoe over de nieuwe Stadshal van Gent (signé Robbrecht en Daem) alweer verstomd, nu de gemeenteraadsverkiezingen voorbij zijn en het gebouw gebruiksefficiënt en eigenlijk ook wel uitzonderlijk mooi blijkt te zijn. Of de kritiek in Nederland op de vernieuwing van het pas geopende Stedelijk Museum in Amsterdam even snel zal verstommen, is minder zeker.

Steen des aanstoots is de 'badkuip', zoals de bouwmeesters Bethem Crouwel hun ontwerp vast zelf genoemd hadden om de critici voor te zijn. "Belachelijk", noemde de architectuurrecensent van The New York Times die particuliere vormgeving. De man heeft helaas een punt. De nieuwe aanbouw bij het oude museum lijkt alle kwalen in zich te dragen van de vorm-om-de-vormarchitectuur: een spectaculaire vorm die niet alleen nutteloos is, maar zelfs hinderlijk in het museale functioneren van het gebouw.

Dat het ook anders kan, werd begin december nog bewezen met de inhuldiging van Louvre Lens, het nagelnieuwe filiaalmuseum van het Louvre in Parijs. Het schijnbaar eenvoudige ontwerp met veel glaspartijen, van het Japanse bureau Sanaa, betovert in zijn bijna zwevende lichtheid. Louvre Lens past nog in de alweer wat wegdeemsterende trend om vergeten regio's met grote kunstinfrastructuur weer in de toeristische markt te zetten. Maar het gebouw zelf is een stevige en noodzakelijke correctie op spilzieke praalarchitectuur waarmee museumbouw sinds Frank Gehry's doortocht in Bilbao wel eens verward wordt. Het museum is vlakbij de Belgische grens, toont een prachtige selectie uit de Louvrecollectie en is nu nog gratis toegankelijk. Doe er uw voordeel mee.

De dood van een dichter

Met Oscar Niemeyer verloor de bouwkunst dit jaar haar grootste dichter. Niemeyer (104) was oud genoeg was een kind van het functionalisme van Le Corbusier, maar ontdeed deze tendens van haar kilheid. Als Braziliaan hij de weinig menselijke architectuurstroming met een bijna erotische sensualiteit. Afgeronde vormen en asymmetrische ritmes doorbraken in zijn ontwerpen de starheid van het modernisme. Icoongebouwen van hem sieren Brasilia en Rio, maar ook Parijs en Italië.

Bijna tot aan zijn dood zou hij een van de vormgevers blijven van de nieuwe ambitie van zijn in de vaart der volkeren plots weer opgestuwde vaderland. Even treffend en veel pijnlijker was dat hij moest meemaken hoe het een van zijn laatste Europese realisaties verging. Voor het Spaanse stadje Aviles ontwierp hij een nagelnieuw en futuristisch cultureel centrum. Het complex moest van Aviles een nieuwe trekpleister voor culturele citytrippers maken, maar nog voor het in de lente van 2011 goed en wel de deuren kon openen, werd Spanje meegesleurd in een diepe financiële crisis.

Eind 2011 ging het Centro Niemeyer dicht. Inmiddels draait het cultureel centrum wel weer, zij het op een veel lager pitje dan gepland. Het gebouw van Niemeyer blijft overeind als een krachtig monument van economische hybris. Een esthetisch teken van de tijd, als het ware.