Direct naar artikelinhoud

Goed nieuws over armoede (maar mogen we dat wel weten?)

'De honger in de wereld is onze schuld niet.' De uitspraak van Jan Jambon (N-VA) is goed voor kritiek uit alle hoeken. Nochtans is de extreme armoede wereldwijd drastisch afgenomen. Waarom aarzelen ngo's om dat rond te bazuinen?

Jambon, de burgemeester van Brasschaat, plaatst de samenwerking van zijn gemeente met het Boliviaanse Tarija in fel contrast met de klassieke ontwikkelingssamenwerking. Die wil ons volgens de N-VA'er "met schuldgevoelens opzadelen".

"Klopt niet", reageert 11.11.11, de koepel van Vlaamse noord-zuidbewegingen. Hun campagnes spelen naar eigen zeggen in op de verantwoordelijkheid van onze politici en niet het schuldgevoel van de man in de straat. Nochtans leveren politici en wereldleiders al jarenlang lippendienst aan de eis om armoede en honger uit de wereld te helpen. Begin deze eeuw ondertekenden 191 regeringsleiders het charter van de Millenniumdoelstellingen. Acht concrete doelen, het ene al wat meetbaarder dan de andere, die tegen 2015 gehaald moeten worden. Met stip op één stond de halvering van extreme armoede en honger.

Net als honger is armoede makkelijk te herkennen, maar moeilijk te definiëren. Voor ontwikkelingslanden legde men de lat op 1,25 dollar of 0,90 euro per dag, het gemiddelde van de armoedegrens van de vijftien armste landen. Wie met minder moet rondkomen, is volgens deze definitie dus arm.

In 1990 leefde 36 procent van de wereldbevolking in armoede, in 2010 was dat nog 'maar' 18 procent, zo blijft uit een rapport van de Wereldbank (zie grafiek). De doelstelling om extreme armoede te halveren is nu al gehaald, wat een puike prestatie is gezien de globale bevolkingsgroei. De Wereldbank wil zelfs een stap verder gaan en extreme armoede zo goed als volledig uitroeien tegen 2030, samen met gerichte inkomensgroei voor de 40 procent laagste inkomens.

Ook al is het lichten van miljoenen mensen uit de armoede een fragiel en omkeerbaar proces, op het eerste gezicht lijken de cijfers een kleine viering te rechtvaardigen. Alleen: wie mogen we feliciteren? Zowat iedereen is het erover eens dat verbetering voor een groot stuk op het conto van China is te schrijven. Dankzij een begeleide liberalisering van eerst de landbouw en vervolgens de industrie kon het land tussen 1981 en 2001 680 miljoen inwoners uit de armoede halen, ook al is ongelijkheid evenredig toegenomen.

In India en Latijns-Amerika daalde armoede ook met rasse schreden, voor een groot stuk dankzij sociaal beleid zoals 'Bolsa Familia' in Brazilië, waar arme gezinnen een vergoeding krijgen als ze hun kind naar school sturen. Het zijn dus vooral de landen zelf die erin geslaagd zijn de situatie voor hun allerarmsten te verbeteren.

Natuurlijk is er hier en daar sprake van statistische vervuiling. "Zo haalde men in China al de Millenniumdoelstellingen nog voor ze werden goedgekeurd in 2000", zegt globaliseringsexperte Francine Mestrum van de ULB. Bovendien wees recent onderzoek van de Britse krant Financial Times erop dat 2,8 miljard mensen onder de armoedegrens dreigen te vallen door de ongelijke en zwakke economische groei in veel groeilanden. Wie voorlopig niet eens deel uitmaakt van de trend van dalende armoede is Afrika, waar volgens sommige berekeningen de armoede is toegenomen.

Draagvlak

Het lijkt erop dat het laaghangend fruit in de wereldwijde armoedebestrijding al is geplukt en bepaalde haarden van extreme armoede zeer moeilijk te bestrijden zijn. Los nog van het feit dat 1,26 dollar per dag - en dus boven de gehanteerde armoedegrens - moeilijk als een comfortabel leven kan worden omschreven.

Maar hoe komt het dat ngo's in hun communicatie liever uitpakken met doemberichten dan met de gedaalde armoedecijfers? "Het hele discours van ngo's is in functie van het publiek in het Westen, niet voor de mensen in de ontwikkelingslanden. De organisaties moeten een draagvlak creëren in onze samenleving door de hoop levend te houden dat er verbetering mogelijk is. Al te negatieve of positieve boodschappen hebben geen effect. Dat is misschien onvermijdelijk, maar ik vind dat wel een beetje jammer", zegt Mestrum.

Dirk Van der Roost van Broederlijk Delen heeft jarenlange ervaring in landen zoals Burundi, Haïti, Peru en Burkina Faso en weet hoe de situatie op het terrein het best wordt gecommuniceerd. "Natuurlijk moeten we de vooruitgang niet ontkennen, maar we kunnen ook niet om het feit heen dat heel veel mensen heel dicht bij die armoede blijven. Een schuldgevoel willen we zeker niet opwekken, zoals Jambon beweert, eerder bewustmaking."

Grote droogte

Van der Roost beseft dat alleen maar inspelen op emoties of schuldgevoelens niet alleen contraproductief kan zijn, maar ook de lading van de boodschap die men kwijt wil niet dekt.

"Abstract en globaal gezien is er verbetering, maar wij werken lokaal. Als wij vaststellen dat er in Burkina Faso een grote droogte is en grondspeculanten daarvan profiteren door goedkoop land op te kopen, samen met mijnbouwbedrijven die zonder controle stalen nemen, dan gaan wij dat vertellen. Wereldwijde armoededaling of niet."