Direct naar artikelinhoud

'Ford Genk sluit te vroeg, Limburg is er niet klaar voor'

Toen in 1987 de mijnen sloten, begon in Limburg een grootscheepse reconversie om voldoende nieuwe arbeidsplaatsen te creëren. 25 jaar en 3,6 miljard euro later start Vlaanderen opnieuw met een werkgroep Limburg. Niemand weet waar de 10.000 nieuwe werklozen aan de slag kunnen.

Eind april 2012, feest in de Tiendenschuur in Herkenrode. Bijna dag op dag 25 jaar nadat Europese, Belgische, Vlaamse en Limburgse overheden het 'Toekomstcontract' voor Limburg ondertekenden, wordt er geklonken. Wat tweeënhalf decennia eerder officieel 'achtergesteld gebied' was, lijkt er bovenop te zijn gekomen. Na de sluiting van de mijnen bedroeg de werkloosheidsgraad in Limburg 21 procent - drie keer het Vlaamse gemiddelde. Vandaag is dat minder dan acht procent. Bovendien kent geen enkele andere provincie de laatste tien jaar zo'n forse groei van kmo's. Limburg is herrezen.

Eind oktober 2012, drama in Henry Fordlaan in Genk. Er brandt een auto voor de poorten van de Fordfabriek. 4.368 Fordwerknemers staan binnenkort op straat. Bij de toeleveranciers zijn nog eens duizenden jobs bedreigd. Ondanks de 28 procent extra kmo's ziet niemand een uitweg voor hen. De overheid richt (opnieuw) een werkgroep op en moet terug bij Europa aankloppen voor extra middelen. Limburg zit in zak en as.

"We wisten dat Ford hier niet eeuwig zou blijven. Een sluiting zou altijd ongelegen komen, maar nu was het toch echt 'shit, Ford sluit nu al'", zegt Stijn Bijnens van de Limburgse Reconversiemaatschappij (LRM). "We zijn nog niet helemaal klaar."

Te weinig denkwerk

Dat is een vaststelling die buitenstaanders vreemd doet opkijken: niet alleen was er een kwarteeuw tijd om een economie uit te bouwen, er was ook geld. Veel geld. In 1987 kreeg Limburg omgerekend 2,5 miljard euro om de sluiting van de Kempense Steenkoolmijnen ordentelijk af te werken en om de werkgelegenheid op te krikken. Het is met het restant van dat geld dat de LRM midden de jaren negentig van start ging. In 2005 kreeg de provincie nog eens 672 miljoen Vlaams geld extra voor het 'Limburgplan'. Intussen bleef ook Europa de kas spekken met in totaal 500 miljoen.

"Limburg is te traag geweest", zegt econoom Erik Buyst (KULeuven). "Aanvankelijk werd er veel te veel gekeken naar de traditionele takken. Winkelcentra zijn goed voor de consumptie, maar je redt er een regio niet mee. Ze hadden meer exportgericht moeten denken en veel sneller naar nieuwe sectoren moeten gaan." En moeten zorgen voor bedrijven waar niet alleen de productie, maar ook het denkwerk in Limburg gebeurt.

Bovendien kreeg LRM in de eerste jaren na de oprichting het verwijt 'een bankier' te zijn. Geld werd opgepot, niet uitgegeven. Pas rond de eeuwwisseling werd dat euvel echt rechtgetrokken. LRM investeert inmiddels in tal van bedrijven die bezig zijn met hernieuwbare energie, IT of bio-technologie. Alleen moeten die vaak nog groeien.

Kar voor het paard

Behalve traagheid, waren er ook fouten. Eerst zou er op de oude mijnterreinen een Educatief, Recreatief en Cultureel-project (ERC) herrijzen. Dan kwam het megawinkel- en vakantieparadijs Fenix. Beiden liepen met een sisser af. Tussendoor bleken er ook nog eens miljoenen verloren te zijn gegaan in heel de Superclubaffaire, waarbij geld van de reconversie illegaal weggesluisd werd. In een meer recente periode was er de klucht rond het Land van Ooit, een Tongers pretpark dat na twee maanden de deuren al moest sluiten. De rechtszaak over mogelijk gesjoemel in dat project ging deze week van start.

"Het is niet het moment om de vuile was uit te hangen", meent Jos Stalmans van werkgeversorganisatie VKW Limburg. "Ik zou eens willen weten wie zich kan voorbereiden op de sluiting van het grootste bedrijf van een regio. Maar er zijn enkele projecten op poten gezet die er beter niet geweest waren, ja. Toch is de reconversie geslaagd: Limburg was een economische woestijn. Dat is rechtgetrokken door dat eerste geld."

Desondanks besliste de Vlaamse overheid in 2005 om Limburg nog eens een injectie van 672 miljoen euro te geven, werd er een projectlijst opgesteld: er ging onder meer 225 miljoen naar sociale woningbouw, 85 miljoen naar extra bedden in rusthuizen en er werd geïnvesteerd in de vernieuwing van het klaverblad in Lummen. "Dat is de kar voor het paard spannen", meent Buyst. "Er was beter eerst in een moderne nijverheid geïnvesteerd en dan pas in sociale voorzieningen en infrastructuur. Dan waren we nu misschien beter voorbereid om de klap op te vangen."

"We kunnen de geschiedenis niet herschrijven", reageert Bijnens. "Als je ergens zo veel geld inpompt dan is er onvermijdelijk nevenschade. Maar de transitie is volop bezig en er zijn lessen getrokken uit het verleden. Op de oude mijnsite in Waterschei komt een onderzoekscentrum van de KULeuven, in Eisden komt met Terhills een winkel- en recreatieproject dat meer dan duizend jobs zal opleveren. Er zijn partners, er is geld. Tegen 2017 is alles klaar. Wat mij betreft zaten we niet meer in de reconversie. Wij heten nog wel LRM, maar we noemen onszelf al een tijdje Limburgse Investeringsmaatschappij. We stonden er. Tot woensdagochtend."