Direct naar artikelinhoud

Waar mensen toe in staat zijn

ROMAN. De Zuid-Koreaanse schrijfster Han Kang grijpt in haar nieuwe roman terug naar een dramatische episode uit de vaderlandse geschiedenis.

Zuid-Korea zien wij doorgaans als de tegenhanger van de dictatuur in Noord-Korea, waardoor we weleens vergeten dat ook Zuid-Korea in de jaren zeventig en tachtig onder een streng dictatoriaal bewind zuchtte. Han Kang (°1970), die bij ons bekend werd met haar wonderlijke roman De vegetariër, verdiepte zich in het bloedbad dat plaatsvond in 1980 in de Zuid-Koreaanse stad Gwangju.

Na de moord op dictator Park Chung-hee in 1979 hoopte de bevolking van Zuid-Korea op een betere toekomst en op opheffing van de noodtoestand, die de bevolking verbood om na zeven uur de straat op te gaan. Vakbonden werden opgericht, er vonden demonstraties plaats. Maar lang mocht dat niet duren. Generaal Chun Doo-hwan liet de demonstraties op hardhandige wijze neerslaan.

Han Kang omsingelt die gebeurtenissen door de belevingen van verschillende aanwezigen te vertellen. De eerste is een veertienjarige scholier, Dong-ho, wiens vriend door het leger is doodgeschoten. Hij gaat op zoek naar het lichaam van zijn vriend en helpt bij het verzorgen van de andere lijken die een sportzaal binnen worden gebracht. De meeste doden worden door het leger in trucks geladen en naar een veldje gereden, waar ze zonder ceremonie of naamregistratie worden verbrand.

Han Kang leidt de lezer van de ene gruwelijke gebeurtenis naar de andere. Zoals zij in haar boek De vegetariër koortsachtige obsessie en sensualiteit voelbaar maakte, zo maakt Kang in Mensenwerk de wreedheid tastbaar waar mensen toe in staat zijn.

Het huiveringwekkendst zijn de ervaringen van de mensen die gearresteerd worden. Zo vertelt Kang het verhaal van een vrouw die in een fabriek werkte en opgepakt werd na een demonstratie. Ze wilden haar laten bekennen dat ze een communistische spion uit het Noorden was. 'Om een bekentenis uit te lokken die deze beschuldiging zou bevestigen legden ze je dag na dag op een tafel in de verhoorkamer. Smerig rood loeder. Je kunt gillen wat je wilt, er komt toch niemand.'

Geheim boek

Aan het eind vertelt de schrijfster hoe ze als elfjarige een foto zag van een vrouw wier hoofd door een bajonet doorkliefd was. De foto stond in een geheim boek, dat haar ouders verstopten en waarover volwassenen slechts fluisterend spraken. Nog lange tijd na de opstand bestond de vrees afgeluisterd en opgepakt te worden.

Dertig jaar na het zien van die ene foto besluit de schrijfster onderzoek te doen naar het doodgezwegen bloedbad van Gwangju. Het resultaat is Mensenwerk, een huiveringwekkend goed boek.