Direct naar artikelinhoud

Een klein land in de Groote Oorlog

Tussen 1914 en 1918 sneuvelden tienduizenden Belgische soldaten, duizenden burgers werden omgebracht, anderhalf miljoen Belgen sloegen op de vlucht, miljoenen leden honger. Vijf boeken brengen de kleine verhalen van een grote oorlog.

Op zondagavond 2 augustus 1914 om 19 uur stipt overhandigt von Below, de Duitse gezant in Brussel, een ultimatum aan de Belgische minister van Buitenlandse Zaken Davignon. Duitsland heeft betrouwbare informatie, aldus het document, dat Franse troepen van plan zijn op te rukken door België, op weg naar een invasie van Duitsland. Daarom eist het land uit zelfbehoud vrije doorgang voor zijn leger. De regering krijgt twaalf uur om te antwoorden. Het ultimatum wordt verworpen. "Dit volk zal misschien overwonnen worden", zegt minister van Oorlog de Broqueville, "maar het zal zich niet onderwerpen." Op 4 augustus schenden de eerste Duitse eenheden de Belgische neutraliteit. Meer dan vier jaar lang zal België de verschrikkingen van een meedogenloze oorlog meemaken.

In Augustus 1914 volgen Misjoe Verleyen en Marc De Meyer zowel het terugtrekkende Belgische leger als de vluchtende bevolking op de voet. Een wijze aanpak. Enerzijds blijkt daar meteen uit dat het Belgische leger, hoe moedig ook, geen kans maakte tegen de verpletterende hamerslagen van de Duitse oorlogsmachine. Anderzijds wordt duidelijk dat de burgerbevolking overal tussen hamer en aambeeld terechtkwam: de Duitse troepen, zenuwachtig door de onverwacht felle tegenstand van de Belgische soldaten, plegen talloze misdaden tegen de menselijkheid. In de veronderstelling dat ze door zogenaamde francs-tireurs onder vuur worden genomen, nemen ze wraak. Ze plunderen, verkrachten en brandschatten, ze steken dorpen en steden in brand, ze nemen gijzelaars en gebruiken ze als levend schild, ze deporteren en fusilleren op grote schaal.

De eerste doden vallen in de provincie Luxemburg. Een vergeten strijdtoneel, aldus de auteurs. Ze vragen zich dan ook terecht af waarom de zuidhoek van België geen villes martyres bezit. Honderd dorpen en stadjes werden immers geteisterd, meer dan negenhonderd onschuldige burgers werden omgebracht. Stilaan komt een massale vlucht op gang. Na de slachtingen in onder meer Aarschot, Dinant, Tamines en Leuven nemen de paniek en de angst hand over hand toe. Uiteindelijk slaan anderhalf miljoen Belgen op de vlucht, de meesten naar Nederland, honderdduizenden naar Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.

Geen enkel aspect van de exodus ontsnapt aan de aandacht van Verleyen en De Meyer. Ze gaan met hen mee tot in de opvangkampen en leggen hun oor te luisteren bij de plaatselijke autoriteiten en gastgezinnen.De auteurs laten de gebeurtenissen voor zich spreken. Door die laconieke manier van vertellen - en het oordeelkundige gebruik van getuigenissen - wordt de tragedie in haar volle omvang voelbaar.

Hoewel Diane De Keyzer aanvankelijk ook met de vluchtelingen wegtrekt, neemt ze in Nieuwe meesters, magere tijden daarna het voedselvraagstuk onder de loep. "Het meest urgente sociale probleem", aldus de auteur. België kan zijn bevolking inderdaad onvoldoende voeden. Zo is driekwart van de behoefte aan tarwe afhankelijk van het buitenland. Bovendien is er een Britse blokkade, zodat de haven van Antwerpen niet langer de draaischijf van de import kan zijn. Alsof dat niet volstaat, sleept de Duitse bezetter alles wat eetbaar is het land uit.

De Keyzer laat iets te overvloedig ooggetuigen aan het woord, zodat haar verhaal regelmatig stokt. Die ooggetuigen noteren zorgvuldig - en soms met aandoenlijke zelfironie - de geleidelijke verslechtering van de voedselbevoorrading. Er wordt gehamsterd, de zwarte markt floreert, boeren en handelaren houden eetwaren achter en verkopen ze tegen woekerprijzen, de karige rantsoenen blijven dalen, het dieet is eentonig, er wordt in lange rijen voor winkels aangeschoven, ondervoeding loert om de hoek, smokkelaars riskeren hun leven, er vinden hongertochten en voedselrellen plaats, er zijn volkskeukens en volksrestaurants, honden en ezels staan op het menu, er wordt met ersatzproducten gekookt, de vleesloze dagen nemen toe, de bevolking maakt kennis met havermout en eet voor het eerst rijst die niet bedoeld is om er rijstpap mee te maken. Die rijst wordt geleverd door de Verenigde Staten. Hun Commission for Relief in Belgium zorgt er samen met het Nationaal Komiteit voor Hulp en Voeding voor dat de grootste nood wordt gelenigd.

De vele illustraties verlenen de verhalen extra diepgang. Documenten, affiches, krantenuittreksels, dagboekfragmenten, foto's, tekeningen, schilderijen en spotprenten vertellen treffend hoe de Belgen erin slaagden om vier magere jaren door te komen.

Mark De Geest gebruikt in Brave Little Belgium enkel zijn vertelkunst. En vertellen kan hij zo goed dat zijn dertien verhalen "die mee het lot van België hebben bepaald" bijna als een spannend jongensboek lezen. Dat doet allerminst afbreuk aan de ernst waarmee hij elk onderwerp benadert. Enkele goed gekozen citaten en anekdoten, een knappe opbouw en nu en dan kritische commentaar volstaan opdat zijn boek van begin tot einde boeit.

Vaak stopt hij ook een zogoed als onbekend gebleven detail in zijn relaas. Weten we bijvoorbeeld waar de Spaanse griep vandaan kwam? Waar De 14 Billekens in Beveren voor dienden? Hoe postduiven tegen gasaanvallen werden beschermd? Hoe smokkelaars de dodendraad aan de Nederlandse grens toch over of door raakten? Waarom Britse tunnelgravers de nagels van mijnkanaries regelmatig knipten? Waarom soldaten geen mooie vulpen, achtergelaten in een Duitse loopgraaf, mochten vastpakken? En waarom het Duitse superkanon Dikke Bertha heette? Ja, dat weten we natuurlijk wel. Bertha was de zwaargebouwde dochter van Alfred Krupp, de constructeur van die infernale machine. Maar heeft iemand ooit aan Bertha gevraagd of zij zich vereerd voelde?

Een aantal onderwerpen grijpt naar de keel. In 'Leuven brandt' schildert De Geest magistraal hoe de Duitse terreur om zich heen grijpt. "Wij zijn protestanten en zullen jullie tonen hoe we smerige jezuïeten neerschieten", schreeuwt een Duitse soldaat tegen gevangengenomen priesters. In 'De Slag aan de IJzer' en 'In de loopgraven' buigt de auteur zich over het verbeten verzet van het uitgeputte Belgische leger en vlooit hij de vreselijke leefomstandigheden van de soldaten uit.

De Geest ventileert regelmatig een eigen opinie. Eén keer vergist hij zich. De door Gavrilo Princip doodgeschoten Oostenrijkse kroonprins Franz Ferdinand droomde van een Europese Unie avant la lettre, aldus de auteur. Een misvatting: de landen die de kroonprins wilde vormen, zouden onderdanige satellietstaten van de Dubbelmonarchie zijn geweest. Detailkritiek op een voor de rest uitmuntend boek.

Vier historici die allen op een of andere manier met de militaire geschiedenis van ons land te maken hebben, zijn de auteurs van 14-18, oorlog in België. Luc De Vos is onder meer voorzitter van de Historische Pool Defensie, Tom Simoens werkt aan een proefschrift over het Belgische leger tijdens de stellingenoorlog, Dave Warnier bereidt een doctoraatsonderzoek over het Belgische leger tijdens de Achttiendaagse Veldtocht in mei 1940 voor en Franky Bostyn volgt voor Defensie het herdenkingsprogramma 2014-2018 op.

Hun werk mag gerust de Dikke Bertha van de boeken over de Grote Oorlog in België worden genoemd. De titel van dit zwaargewicht dekt nochtans niet helemaal de lading. Zo wordt ingegaan op andere 'fronten', zoals de strijd in de Stille Oceaan, de Armeense genocide, de duikbotenoorlog en de oorlog tussen de Britse Grand Fleet en de Duitse Hochseeflotte. Dat neemt niet weg dat ze België, en in de eerste plaats de prestaties van de Belgische troepen, in het brandpunt van hun belangstelling plaatsen. Hoe zag het veldleger er bij het uitbreken van de vijandelijkheden uit? Hoe heeft dat leger de Duitse vuurwals doorstaan? Welke operaties voerde het tijdens de stellingenoorlog uit? Welk aandeel had het tijdens de drie Slagen bij Ieper? Wat presteerde het tijdens het bevrijdingsoffensief tussen september en november 1918?

De auteurs zijn kritisch. De Belgische troepen waren niet klaar voor een oorlog. De bewapening was ondermaats, de forten waren verouderd, het moreel was ingestort. Het leger, aldus de militaire raadgever van koning Albert, was "gedemoraliseerd, gedesorganiseerd, afgemat". Waarom concluderen de auteurs dan niet dat de soldaten onze grootst mogelijke bewondering verdienen? Ondanks de enorme overmacht van de vijand en de onderontwikkelde oorlogsvoorbereidingen, de incompetentie van de generaals en de logistieke en strategische chaos zijn ze in staat gebleken om die vijand wekenlang aan de praat te houden en hem uiteindelijk in de Westhoek tot staan te brengen.

Van chaos is in dit boek geen sprake. Elk deel valt in goed gestructureerde onderdelen uiteen, kaderteksten schijnen hun licht op bijzondere feiten of personen, de bijna vierhonderd foto's (een groot aantal is nooit eerder verschenen) bieden waardevolle ondersteuning aan de tekst, en elk onderdeel besluit met een reeks beschouwingen, volgestouwd met kritische vragen en bedenkingen.

Een antwoord op alle vragen kunnen de auteurs natuurlijk niet geven. Zo kan niemand met zekerheid zeggen welke invloed de uitvallen van de Belgische troepen vanuit Antwerpen op de uitkomst van de Slag bij de Marne hebben gehad. Af en toe proberen ze ook mythen te ontmaskeren. Zo noteren ze terecht dat de Duitse troepen bij hun aanval bij Langemark in oktober 1914 niet het Deutschlandlied hebben gezongen. Volgens diezelfde mythe bestonden de aanvallers voor een groot deel uit studenten. Der Kindermord von Ypern, aldus de Duitse propaganda. In feite maakten die studenten nog geen 20 procent van de getalsterkte uit. De auteurs hebben dát masker vergeten af te rukken.

De militaire onderwerpen worden met grote zorg uitgewerkt. De andere onderwerpen moeten het soms met kruimels doen. Een iets uitgebreidere analyse van de collaboratie, het activisme en de Flamenpolitik van de bezetter was welkom geweest. En waarom wordt wél vermeld dat de wederopbouw na de oorlog moeizaam verliep doordat Duitsland geen herstelbetalingen kon of wilde betalen, maar wordt onvermeld gelaten dat de Amerikanen van geen uitstel van de terugbetaling van hun oorlogsleningen aan België wilden weten? Ook de epiloog over de vredesverdragen lijdt aan bloedarmoede. Er wordt wel ingegaan op het Verdrag van Versailles in 1919, maar bijvoorbeeld niet op het Verdrag van Trianon van 1920, waarbij Hongarije twee derde van zijn grondgebied verloor. Een verdrag dat Viktor Orbán, de nationalistische premier van Hongarije, nog altijd een doorn in het oog is.

Voor wie echter wil weten hoe het Belgische leger vier verschrikkelijke oorlogsjaren is doorgekomen, biedt de analyse van De Vos, Simoens, Warnier en Bostyn erg boeiend leesmateriaal.



Wie een blik wil werpen op de Belgische loopgraven aan de IJzer, komt aan zijn trekken in Het ansicht van de grote oorlog van Staf Schoeters. Zijn selectie van 303 prentbriefkaarten richt zich voorts (en vooral) op de verwoeste steden en forten, op het leven aan en achter het front, op het activisme en het Vlaams-nationalisme en op de propagandaoorlog. De prentbriefkaart vierde hoogtij. Miljoenen burgers waren ontheemd, miljoenen soldaten keken de dood in de ogen: iedereen verlangde naar zijn geliefden, iedereen wilde weten hoe het thuis was. Er was een divers aanbod van onderwerpen en voorstellingen, van suikerzoete melancholie tot bijtende spot, van de kleverige ophemeling van het soldatenleven tot het rauwe realisme van de tekeningen van onder anderen Joe English, Frank Brangwyn en André Victor Lynen, een leerling van Isidoor Opsomer.

Schoeters onthoudt zich wijselijk van overvloedige commentaar. Eén beeld zegt inderdaad meer dan duizend woorden. Desondanks was de oorlogsmiserie vaak afwezig. Iedereen had nood aan hoop, liefde en troost. Apathie of defaitisme waren doodsvijanden. Maar dat betekent niet dat zulke ansichtkaarten nietszeggend waren, integendeel. Het is precies doordat ze aan diepmenselijke gevoelens appelleerden dat ze nu nog altijd kunnen ontroeren.

Misjoe Verleyen & Marc De Meyer, Augustus 1914, Manteau, 232 p., 19,99 euro.

Diane De Keyzer, Nieuwe meesters, magere tijden, Van Halewyck, 376 p., 24,95 euro.

Mark De Geest, Brave Little Belgium, Manteau, 384 p., 24,95 euro.

Luc De Vos, Tom Simoens, Dave Warnier & Franky Bostyn,14-18: oorlog in België, Davidsfonds, 588 p., 55 euro.

Staf Schoeters, Het ansicht van de grote oorlog, Davidsfonds, 206 p., 29,95 euro.