Direct naar artikelinhoud

Column Pirsig had nog geen idee

Joachim Pohlmann is woordvoerder van Bart De Wever (N-VA) en schrijver van Een unie van het eigen. Zijn column verschijnt wekelijks.

In 2015 volgde een verveelde man urenlang een rondsnuffelende hond door San Andreas. Ze trokken samen door de straten en over de rotskusten, waar de viervoeter ongelukkig ten val kwam en stierf. De man rouwde om zijn trouwe maar kortstondige vriend en verdween vervolgens in het niets.

Hoewel deze feiten zich daadwerkelijk hebben voorgedaan, bestaan hond noch man, net zomin als San Andreas bestaat. Dat is een gefictionaliseerde stad in het spel Grand Theft Auto. De man was een avatar en de hond een 'non-player character' of NPC.

Dergelijke NPC's worden geprogrammeerd om de enorme virtuele werkelijkheden van computerspellen te bevolken. Het zijn de wezens die heen en weer kuieren, naar sportwedstrijden kijken, in een café zitten. Ze hebben geen verhaal, geen identiteit, geen doel.

De man in kwestie vroeg zich af wat er met zo'n NPC gebeurt. En hij ontdekte dat het verbazingwekkend gelijk loopt met het reële bestaan. Ze leven, gaan ten onder en verdwijnen terwijl er op een andere plek nieuw leven ontstaat.

Dat verhaal zou niet hebben misstaan in een Chautauqua, de lange innerlijke monologen in Zen and the Art of Motorcycle Maintenance van Robert M. Pirsig, die eerder deze week overleed. Het gaat immers naar het hart van dat boek: het menselijk bestaan in verhouding tot de technologie.

Zen...is een van de boeken die ik om de zoveel jaar eens herlees. Meer uit fascinatie dan voor de diepere betekenis ervan, want die blijft ongrijpbaar. Na 121 afwijzingen werd het volgens mij ook eerder uitgegeven uit medelijden dan om de literaire waarde.

En toch werd het een instanthit. Pirsig verklaarde dat door de tijdgeest. Het verhaal van een getroebleerde maar heldere geest die met zijn even getroebleerde zoontje een motorreis maakt, viel immers samen met de ontnuchtering van de flower power-generatie.

In de jaren zeventig zat het verzet van de tegencultuur tegen het kapitalisme op een dodelijk spoor en was de zoektocht naar een pure, alternatieve levenswijze op een teleurstelling uitgedraaid. De vraag 'wat nu?' doemde dreigend op. Pirsig vertaalde (onbedoeld) die desillusie en bood een uitweg.

Hij verzoende de koude, materialistische wereld van de techniek en de spirituele wereld waarin hippies hopeloos hun heil hadden gezocht. En die idiosyncratische lezing maakte van Zen...een cultboek.

Ik las het enigszins anders. Ik leerde als prille twintiger vooral dat de objectieve werkelijkheid onkenbaar is en we de controle verliezen over de technologie die we zelf gecreëerd hebben.

"De wereld heeft geen bestaan buiten de menselijke verbeelding", stelt Pirsig. We creëren de werkelijkheid aan de hand van onze waarnemingen en herinneringen, maar dé echte werkelijkheid blijft ondoorgrondelijk, ook voor de wetenschap.

Een wetenschappelijke theorie is niet waar maar bruikbaar. Althans tot ze ontkracht of vervangen wordt door een bruikbaardere theorie. We zoeken niet de waarheid, maar iets dat werkt en kregen zo een technologie die machtiger is dan het individu. Machtiger dan Pirsig zich voorstelde.

Pirsig kon nog sleutelen aan zijn BMW, wij kunnen niet sleutelen aan een Tesla. Hij beschreef de oude wereld van de techniek, van de vakman die zijn stiel kent, niet die van de overweldigende technologie die het individu wel kan gebruiken maar niet beheersen.

In die wereld dwalen we als avatar door San Andreas. "Niet de techniek is griezelig, wat ze aanricht in de menselijke betrekkingen is griezelig." Pirsig had nog geen idee.