Direct naar artikelinhoud

Hoe Obama Amerika kwijtraakte

Ross Douthat is columnist van The New York Times

De tussentijdse verkiezingen van 2014 kennen één constante. De Democratische kandidaten, of ze nu campagne voeren in Republikeinse, Democratische of gemengde staten, hebben allemaal een blok aan hun been: een president van hun partij over wie sinds vorige maand niet meer dan 45 procent van de Amerikanen tevreden is.

De vraag is waarom dat zo is. In 2012 had Mitt Romney zijn campagnestrategie geheel gebaseerd op de veronderstelling dat de rampzalige economie afdoende zou zijn om Obama van een tweede termijn af te houden. Toch vonden in heel 2012, terwijl de werkloosheid rond de 8 procent schommelde, voldoende mensen dat hij zijn werk goed deed (45 à 50 procent) en won hij uiteindelijk toch. Nu ligt de werkloosheid rond 6 procent - een cijfer waarvoor Obama twee jaar geleden een lief ding had overgehad - maar toch heeft het Witte Huis daar geen voordeel van: het volksvertrouwen is weg en lijkt niet meer terug te komen.Wanneer en hoe is dat vertrouwen verloren gegaan? Er zijn vier mogelijke verklaringen.

1. Hij krijgt de schuld van de onverzoenlijkheid van de Republikeinen. De theorie is dat, nu het land zo gepolariseerd is en het grote publiek de neiging heeft de president de schuld te geven van de impasse, de steun voor de president van nature geneigd is te zakken tot iets boven de 40 procent. Zo'n terugval kan alleen worden gestuit door een ingrijpende gebeurtenis of het aantreden van een uitdager - Romney voor Obama - die de kiezers eraan herinnert dat ze aan de andere partij een nog grotere hekel hebben. Maar als de uitdager eenmaal verslagen is, begint alles weer van voren af aan.

2. Het is de economie - ja, nog steeds. Deze uitleg stelt dat als de economie net zo bloeide als in de jaren negentig, Obama best wel dezelfde hoge score had kunnen halen als Clinton, politieke impasse of niet. Het economische herstel valt echter ondanks de betere werkloosheidscijfers erg tegen, vooral voor de middenklasse.

3. Het komt door Obamacare - ja, nog steeds. De wet op de gezondheidszorg is Obama's 'kroonjuweel', maar is toch niet echt populair (ook al willen maar weinig mensen hem helemaal intrekken).

4. Het is het buitenlandbeleid en (on)bekwaamheid. Een van de interessante aspecten van de campagne van 2012 was dat hoezeer de economie ook Obama's verkooppraatje in de wielen reed, hij toch een streepje voor had op menig andere Democratische politicus: het grote publiek had vertrouwen in zijn buitenlandbeleid. Dat vertrouwen begon echter af te brokkelen toen Edward Snowden met zijn onthullingen kwam en werd nog minder omdat Amerika in dat najaar niet in actie kwam tegen de Syrische president Assad. De recente gebeurtenissen in Oekraïne en Irak zijn voor Obama tegenslagen waarvan hij zich niet lijkt te kunnen herstellen: de tevredenheid over zijn buitenlandbeleid ligt in de meest recente opiniepeilingen rond 35 procent.

Dat harde oordeel is waarschijnlijk niet ideologisch van aard. De mensen gaan niet opeens opnieuw verlangen naar de tijd van Bush. Het drukt eerder een op resultaten gebaseerd oordeel uit over wat gezien wordt als matig optreden, waarbij de trage reactie van het Witte Huis van hetzelfde laken een pak is als de invoering van Obamacare, het schandaal rond de gezondheidszorg voor veteranen en andere gevallen van slapen-aan-het-roer.