Direct naar artikelinhoud

'Theater moet de onrust tastbaar maken'

Het mag weer over iets gaan in onze theaters. De grote thema's zijn terug, en met de grote thema's de grote verhalen. De blik op de navel maakt plaats voor de blik op de wereld, die meer en meer in onze zalen, programmering en publiekswerking binnenbreekt. Johan Simons, Michael De Cock en Halina Reijn over theater van nu en later.

Enkele jaren geleden bezocht ik een expo in de Hermitage Amsterdam: Matisse tot Malevich. Een schitterende expo, waarin de bezoeker van impressionisme naar kubisme kon flaneren, van fauvisme naar expressionisme. Een aaneenschakeling van grote en kleine revoluties in de West-Europese kunst, een overdonderende trip van uiteenlopende vormen, kleuren en idiomen.

Deze behaaglijke wandeling eindige bruusk in een kamer waarin slechts één werk hing. Het werk van een Rus: Kazimir Malevitsj. Een zwart vierkant tegen een witte achtergrond, klein en eenvoudig. Maar wat een impact. Alsof er een kanon op de bezoeker werd afgevuurd. Althans: als die ontvankelijk was voor zoveel abstractie.

Recent regisseerde ik De kersentuin van Tsjechov in NTGent. Het stuk speelt in een abstract decor: een houten kijkkast waarin de acteurs op een hoge, smalle richel staan. Een deel van het publiek en van de pers knapte af op zo'n abstract decor. Moest daar geen
ste een ruimte waar de tsjechovi- aanse melancholie volop baan kon krijgen?

Vluchten in weemoed

Ik koos bewust om tegen die verwachting in te gaan. Wat de toeschouwer ziet, is een transitieruimte: de sporen van het verleden zijn nagenoeg uitgewist; hoe de toekomst eruit zal zien, is nog niet ingevuld. In die tussenruimte spreken de personages hun dromen uit en hun visioenen over de toekomst. Een groep mensen met de rug tegen de muur, hengelend naar hoop. Een existentieel beeld dat veel vertelt over het tijdsgewricht waarin wij ons vandaag bevinden.

Tsjechov schreef De kersentuin op de drempel van de waanzinnige twintigste eeuw. Gewelddadige tijden: de Russische samenleving stond op instorten, een jaar na de première brak de revolutie uit. Tsjechov leek de toekomst te voorvoelen in zijn tekst. Hij riep de botsende wereldbeelden op die bepalend zouden worden voor de komende eeuw: een kapitalistische vooruitgangsgedachte versus het geloof in een radicale, revolutionaire omwenteling versus een bikkelhard neoliberalisme. Om vervolgens te tonen hoe zijn hoofdpersonage Ljoebov Andrejevna - niet opgewassen tegen zo veel verwarring - de actualiteit luchtig wegwuift en vlucht in weemoed naar het oude en vertrouwde.

Tsjechov vatte het stuk op als een komedie. Daarmee leek hij de toeschouwer te willen provoceren. Als wilde hij de vraag voorleggen wat die toeschouwer verwacht wanneer hij een theater binnenstapt. Ik ben ervan overtuigd dat Tsjechovs doel niet was een bevrijdende lach te laten klinken. Wel: het onbehagen en de onrust tastbaar maken.

Nieuwe dramaturgie

Dat is het wat Tsjechov mij vandaag leert. Dat theater niet de taak heeft te behagen. Het gaat er vandaag niet om zo vloeiend mogelijk verhalen te vertellen, maar om de onrust in die verhalen op te spo- ren. Er is niets mis met een onderhoudende voorstelling. Maar de ambitie van een gesubsidieerd stadstheater ligt naar mijn gevoel elders.

Ik wil zoeken naar een vorm en een speelstijl die de toeschouwer in contact brengt met de onrust die zo eigen is aan onze tijd. Wat onze schouwburgen vandaag nodig hebben, is een nieuwe dramaturgie. Noem het de dramaturgie van de onrust. Ik besef dat ik daarmee een engagement vraag van de toeschouwer. Een actieve kijkhouding. En de lust om te denken.