Direct naar artikelinhoud

Verdwalen in raadsels

KUNST. Ook Cees Nooteboom springt op de Bosch-trein. In Een duister voorgevoel reist hij met enig aplomb langs zeven beroemde schilderijen van de meester. Het mysterie wordt er niet minder om.

Cees Nooteboom (°1933), de 'Augenmensch', die 'van kijken zijn specialisme heeft gemaakt', sloeg al vaker voortreffelijke zijpaden naar de beeldende kunst in, verzameld in onder meer Het raadsel van het licht (2009) en zijn publicatie over de Spaanse barokschilder Francisco de Zurbaràn (2011).

Toch steekt het tekstgedeelte van zijn weliswaar eloquente Bosch-beschouwing enigszins schamel af tegen de beeldenrijkdom. Nootebooms hamvraag is of hij als 82-jarige anders kijkt naar het werk van Bosch dan als 21-jarige, die voor het eerst De hooiwagen in het Prado onder ogen kreeg. Natuurlijk wel.

Futuristisch

Het verlokt Nooteboom tot reflecties over de moeilijke kneedbaarheid van herinneringen en de bedriegerijen van het geheugen, een bekend stokpaardje. Uitgebreid prakkeseert hij over hoe latere generaties het werk van Bosch interpreteren en ondergaan. En hij haalt er een dichtregel van hemzelf bij: 'Wanneer ontdoen schilderijen zich/van de schilder, wanneer wordt dezelfde materie/een andere gedachte?' Kunnen we Bosch nog wel snappen? En wordt het raadsel niet enkel maar groter, zo parafraseert Nooteboom Mulisch?

In Een duister voorgevoel maakt Nooteboom daarom een rondreis naar zeven Bosch-schilderijen, waaronder De tuin der lusten en De verzoeking van de Heilige Antonius. De aanleiding is een vraag van het Madrileense Prado om mee te werken aan een documentaire, waarvoor Nooteboom - als vanouds - vliegtuig in en uit springt en Lissabon, Madrid, Gent, Rotterdam en Den Bosch aandoet.

Hij verbaast zich vaak over de 'bijna futuristische lading' van de schilderijen, 'alsof Bosch in een nachtmerrie industriële machinedelen uit de ruimtevaart zou hebben gezien, nu ik er dicht bij sta valt de overvloed van afzonderlijke details over me heen, ik zou nog een jaar nodig hebben om alles alleen maar te zien, laat staan om erin door te dringen'.

Hij verliest zich in Bosch' fabelwereld en vraagt zich vaak af wat zijn tijdgenoten nu eigenlijk zagen. 'Zelden heeft een onzichtbaar man zoveel zichtbaars nagelaten.' Om zich vervolgens gretig over te geven aan detailbeschrijvingen of de sensatie van een nachtelijk museumbezoek. Voor Nooteboom gaan alle deuren open, zo blijkt.

Gissen

Een duister voorgevoel behaagt in eerste instantie door de knappe, zij het klassieke iconografie en beeldkeuze. Je raakt helemaal ondergedompeld in Bosch' universum. Toch brengt Nooteboom amper nieuwe inzichten over de schilder aan de oppervlakte, te verwonderd als hij is door de opgeworpen raadsels. Hij blijft steken in gissingen.

Door de tekst heen hoor je de sonore, aangenaam causerende stem van de 'eeuwige reiziger' schemeren, alsof je met een hoofdtelefoon door de museumgangen wandelt.

Maar wie dit essay op de keper beschouwt, mist een middelpunt. Ook de postscripta (over onder meer de link tussen Bosch' De heilige Christoffel en de foto van de politieman met het aangespoelde Syrische vluchtelingenjongetje Aylan) kunnen dat niet verhelpen.

Cees Nooteboom, Een duister voorgevoel. Reizen naar Jheronimus Bosch, De Bezige Bij, 84 p., 29,90 euro.