Direct naar artikelinhoud

Een maaltijd én een hoertje voor honderd dollar

De Russische Revolutie, de val van de Sovjet-Unie en nu de onstuitbare triomftocht van Poetin. Johan de Boose was erbij in 1990 en vraagt zich af of we nu opnieuw een scharniermoment beleven.

Scharniermomenten in de geschiedenis - daar wil je bij zijn, toch? Waar was u toen de Muur viel, of toen Jeltsin de code van de atoombom aan Poetin gaf, of toen de Krim werd buitgemaakt door Rusland? Of tijdens de brexit? Of tijdens de zege van Trump, die door Poetin zo werd toegejuicht?

Vijf momenten die jaren, decennia, misschien eeuwen nagonzen in de geschiedenis, omdat de vertrouwde machtsverhoudingen kantelen, en men weet nooit wat daarop volgt. Spannend om dat mee te maken, maar tegelijk bedreigend, want alles wat bruusk van richting verandert, is als dat mannetje in de slapstick, dat met de veel te lange plank op zijn schouder het mannetje achter hem onderuithaalt.

Zelf heb ik enkele kenteringen beleefd, waaronder het eind van de Sovjet-Unie. Dat eind verliep in fasen, intense en minder intense fasen. Ik was ooggetuige van een bijna geruisloze, banale fase, ja die zijn er ook.

Stel u voor: Leningrad, 1990. Enkele maanden later zou de stad weer Sint-Petersburg heten, zoals oorspronkelijk, en zou het land waarin ze zich bevond ophouden te bestaan. De Sovjet-Unie zou opgaan in, of beter krimpen tot de Russische Federatie.

Ik betrok een eenkamerflat in een buitenwijk. Ik sliep op een stoffige, doorrookte sofa en ging overdag blindweg op zoek naar sensatie en nieuws. De plek waar ik me bevond was wel de laatste waar ik die kon vinden. Er gebeurde letterlijk niets. De winkels waren leeg, op mijn bord in het buurtrestaurant (eerder een refter in een kazerne) lag een waterige gehaktbal, over de stad daalde vanaf vier uur 's middags een ongeneeslijke melancholie neer. Bier kon je krijgen bij de kiosk om de hoek, maar je moest je eigen plastic tasje meenemen om het sop - pis zonder schuim - erin te doen. De putten in het wegdek waren zo groot dat een hele legertruck erin kon verdwijnen. Mensen met dode gezichten schoven langs me heen in de metrogang.

Tijdelijk vertier was er in een hotelbar, waar je voor honderd dollar een maaltijd én een hoertje kon krijgen; de meeste hoertjes waren scheel en werden ingezet als spionnen, soms stonden mannen in rijen van tien aan te schuiven bij een hotelkamer op de bel-etage, en de volgende dag lichtte de aarde weer op achter het raam als een koude, asgrijze planeet.

Een soort van stilte

Alles stond stil. De wereld was moe. Leningrad, de Sovjet-Unie, 300 miljoen zielen waren moe. Alle dromen waren weg, alle illusies waren verdampt, de stoere slogans die op fabriekspoorten, huizenblokken en bioscopen prijkten ('DE PARTIJ EN HET VOLK ZIJN ÉÉN', 'WIJ ZIJN DE PARTIJ', 'LEVE DE LENINISTISCH-BOLSJEWISTISCHE REVOLUTIE'), waren krachteloos. De emoties waren hol, de liefde was op.

Vandaag moet ik daarbij denken aan Rilke, die schreef over een huis dat op het punt staat in te storten: de verpletterende stilte die daaraan voorafgaat. Alles staat met opgetrokken schouders, de gezichten samengetrokken boven de ogen, te wachten op de verschrikkelijke klap. Zo was het toen. Kon iemand weten dat de teloorgang al was begonnen, dat we alleen nog moesten wachten op de schok?

Het léék een dood moment, maar het was de vooravond van een revolutie die de wereld deed sidderen: de revolutie van het kapitalisme, dat het sovjetcommunisme verslond. Ik herinner me die stilte, 's avonds, 's ochtends, altijd, misschien niet echt een stilte, want er gonsde altijd iets in de Sovjet-Unie, koelkasten, kerncentrales, turbines, overal gonsde troep, je wende eraan, men zou het een soort van stilte kunnen noemen.

Kort daarna zou die hele zwik inzakken, het hele land klapte in, 22 miljoen vierkante kilometer begaf het, en niemand kon in de toekomst kijken. Er werd gejubeld, ik weet niet waar u toen was, misschien was u nog niet geboren, ik vond dat scharniermoment meeslepend én bedreigend tegelijk.

Sindsdien is alles met een rotvaart veranderd. Eerst was er de verrukking. Er was het geloof dat het totalitarisme en de Koude Oorlog waren begraven. In Rusland stak de ijskoude wind van de vrijheid op en brak chaos uit. De bewonderde democratie bracht armoede, geweld, waardeloos geld, onfrisse ideeën, afrekeningen tussen bendeleden op straat met kalasjnikovs, bendeleden die zich royaal verrijkten, roofkapitalisme. Na de Dictatuur van het Proletariaat, zoals het communistisch regime zichzelf noemde, volgde de dictatuur van de boef met de stropdas en de Rolex, en aan het hoofd van een land dat kromp en kreunde als een stokoude hoer stond een drankorgel. Weg glorie. Weg wereldmacht. Weg schrik van vriend en vijand.

Poetin kwam en zag meteen wat hij moest doen: orde op zaken stellen, make Russia great again. En of hij dat heeft gedaan. Hij heeft zich uitgeroepen tot tsaar voor het leven. Hij heeft alle machtsgeile rijken op hun plaats gezet (ze mogen alles doen, behalve het Kremlin begeren). Hij heeft de luizen in de pels verdelgd, en ten slotte heeft hij een status verworven die de hele wereld doet sidderen. Om hem heen gonst de hofhouding, lieden die uit zijn hand eten. Alles is great again, en hoewel de afkeer van de Amerikaan te ruiken is, is de hele nieuwe cultuur hyper-Amerikaans, dat wil zeggen een gigantische karikatuur ervan. Een karikatuur van een karikatuur. Bizarre paradox.

De volgende stap is natuurlijk: wat doen we nu we weer groot zijn? Antwoord: we willen nog groter zijn. Leve Mister Botox, leve de Puppet Master! Ruslands politieke elite stoort zich niet aan landsgrenzen, zij denkt in termen van invloedssferen. En die invloedssferen zijn kringen op het water, ze deinen uit. Als het in Moskou regent, druppelt het hier.

Geniale gek

Straks vieren we Nieuwjaar 2017. In 2017 herdenken we 100 jaar Russische Revolutie. Op zich was die Revolutie een stuntelige coup d'état, geleid door een geniale gek en betaald door Duitsland. De aanloop duurde lang, enkele eeuwen volgens mij, en de nasleep zal ook lang duren, nu al exact één eeuw. Er zijn miljoenen mensen voor opgeofferd. De dagelijkse praktijk was het absolute tegendeel van wat de oorspronkelijke idealisten, zoals de Duitse revolutionaire filosofe Rosa Luxemburg, hoopten: zonder algemene verkie- zingen, onbeperkte pers- en organisatievrijheid en het vrije botsen van meningen sterft het leven in elke publieke instelling af, wordt het een schijnleven, waarin de bureaucratie het enige actieve element blijft.

Elke omwenteling in Rusland is een strijd tussen de aloude, weke Russische ziel, die elke nuance van het menselijke hart kent, en de bijna geile hunker om tabula rasa te maken, een strijd tussen het besef van de absolute nietigheid van de mens en de wil om heerser van het universum te zijn, en als het kon nog méér.

Dat gebeurde in 1917, en tevens in 1990. Het frustrerende van scharniermomenten is dat je niet weet of dit moment er één is, of dat er niet toevallig nu één op het punt staat te gebeuren. Catherine Merridale (Britse auteur van o.a. Lenin in de trein) suggereert dat er frappante vergelijkingen zijn tussen de wereld van de Russische Revolutie en thans: het evenwicht van de machtsblokken wordt verplaatst, regionale conflicten zijn complexe internationale veldslagen geworden, en de mogendheden kiezen voor egoïstische strategieën om hun dominantie veilig te stellen, zonder aandacht voor moraal of mededogen. Spionage, vuile trucs en fanatisme zijn de tools. Geniale of minder geniale gekken worden door de mogendheden aangewezen en vet betaald om lokale problemen fors aan te pakken en de weg vrij te maken voor nieuwe markten.

Gedicht of lied

En te midden van die woestenij leeft de mens, de mens die zijn eigen plek op de wereld wil veroveren en beschermen, de mens die hunkert naar nestwarmte, een brood, een roes, de mens die zijn ogen wil opslaan naar de dans van de sterren aan de hemel en niet naar mortiervuur aan de nachtelijke horizon, de mens die de poëzie van hoop en troost wil horen, de mens die een lied wil zingen omdat zingen gewoon heerlijk is, de mens die zijn hoofd op een kussen wil neervlijen en wil proberen te begrijpen wat de betekenis van dit alles is, wat de waarde is, waartoe het allemaal dient, voordat het te laat is.

In een van de troosteloze kamers waar ik ooit woonde, aan het andere eind van Rusland, op de oever van de Japanse Zee, op een steenworp van de Noord-Koreaanse machinegeweren, keek ik door het raam naar een putvormige binnenplaats. Daar hingen altijd geuren, soms van pannenkoeken of spiering, soms van do-de ratten. Tussen de gebroken plaveien groeiden pissebloemen. In het midden stond een versleten sofa, waarop geregeld enkele mensen kwamen zitten praten, vaak met een biertje erbij en een kaduuk schaakbord op hun knieën. Ze bespraken de wereldproblemen. Ze waren het er allemaal over eens dat die complex waren.

Soms laaide de discussie hoog op. Altijd was er iemand die zag wanneer het vuur van de conversatie een uitslaande brand dreigde te worden. Hij doofde het vuur met een gedicht of een lied. Ik zat er uren naar te kijken, soms ging ik ernaar zitten luisteren. Het was overdag bloedheet en 's nachts ijskoud, daar, diep in Siberië. De tijd stond stil. De sterren gonsden. Elk woord dat ik daar hoorde, klonk als het eerste woord op de eerste dag, op het eerste scharniermoment naar een andere wereld.

De volgende dag liep Poetins tweede 'normale' mandaat af en begon zijn eeuwigdurende leiderschap onder wisselende titels maar met ongekende triomfen.

Van 16 tot 18 december vindt het festival 'Russian Days' plaats in het Brusselse Flagey-gebouw. Op zondag interviewt Johan de Boose de Britse historica Catherine Merridale n.a.v. haar boek Lenin in de trein. Daarna leidt hij het debat met schrijvers Mikhail Sjisjkin, Aleksandr Skorobogatov, Olga Sedakova en Mikhail Zygar. flagey.be

Johan de Boose

►Johan de Boose (°1962) is slavist, auteur en performer
►Hij publiceerde romans en non- fictie over Oost- Europa, waaronder de roman Bloedgetuigen
►Onlangs verscheen Oktober, een graphic novel samen met Caryl Strzelecki, over de Russische Revolutie
►Momenteel is hij writer in residence bij theatercompany Troubleyn van Jan Fabre, voor wie hij de nieuwste theatertekst (Belgium rules) schrijft