Direct naar artikelinhoud

FOCUS OP INdonesie

Dat Bashir de leider is van JI staat als een paal boven water maar het brein achter de aanslagen op Bali is hij niet

De tactieken van jemaAh islamiyah

Onder internationale druk arresteerde Indonesië kort na de aanslagen op Bali Abu Bakar Bashir (64), de leider van Jemaah Islamiyah (JI), de terreurbeweging die verantwoordelijk wordt geacht voor tal van aanslagen in Indonesië, Maleisië en de Filippijnen sinds 1999. Een nieuwe studie van de International Crisis Group (ICG) stelt echter dat het weinig waarschijnlijk is dat de oude radicale predikant het brein is achter die aanslagen. ICG legt ook voor het eerst gedetailleerd bloot hoe het terreurnetwerk opereert.

Dat Bashir de leider is van JI - zelf ontkent hij het bestaan ervan - staat als een paal boven water: hij volgde stichter Abdullah Sungkar in 1999 op bij diens overlijden. Beiden werkten in de jaren zestig al samen als moslimactivisten en richtten Pondok Ngruki op, een radicale peasantren (de Indonesische versie van de Pakistaanse madrassa's) in de buurt van Solo, Centraal-Java. Begin de jaren tachtig sloegen ze, wegens Soeharto's repressie van de radicale islam, op de vlucht naar Maleisië. Daar stichtte Sungkar in 1995 de JI.

Bashirs gezag over JI lijkt echter beperkt. Van bij zijn aantreden was zijn leiderschap fel omstreden, vooral bij de jongere militanten. Zij vonden hem te zwak en te inschikkelijk. Dat Bashir in het veel minder repressieve post-Soeharto-tijdperk ook binnen het systeem wou streven naar de invoering van de sharia en daarvoor de MMI (zie hiernaast) oprichtte, vonden zij onaanvaardbaar. Immers, had Sungkar hen niet geleerd dat JI ondergronds moest opereren tot de tijd rijp was voor de stichting van een islamitische staat? En vond hij voorts niet dat accommodatie met een niet-islamitisch politiek systeem verboden was omdat het de gelovigen kon verontreinigen?

Na de bekentenissen over banden tussen Al-Qaeda en JI door Omar al-Faruq, een in juni in Indonesië gearresteerde en aan de VS uitgeleverde Koeweiti, adviseerde Bashir dan ook om vanuit tactische motieven geen verdere bomaanslagen te plegen. Jongere radicalen als Hambali, Samudra en Mukhlas bleven echter zweren bij geweld. De laatste twee zijn ondertussen gearresteerd als sleutelfiguren bij de Bali-aanslagen. Hambali, de operationele chef, wordt internationaal gezocht.

De rapportschrijvers van de International Crisis Group noemen de focus op Bashir dan ook misleidend. "Hij heeft zeker een diepgaande kennis van het JI-netwerk en hoe het opereert en hij was bijna zeker vooraf op de hoogte van sommige van de bomaanslagen in Indonesië. Maar het is echter onwaarschijnlijk dat hij het brein was", zo stelt de studie How the Jemaah Islamiyah Terrorist Network operates.

JI blijkt een netwerk van vaak los van elkaar opererende cellen te zijn dat zich uitstrekt over Indonesië, Maleisië, Singapore en de zuidelijke Filippijnen. Voorts worden ook contacten onderhouden met islamitische organisaties in Thailand en Burma. De strategen zijn in Maleisië verblijvende Indonesische protégés van Sungkar, vaak getraind in Afghanistan of in Moro, de zuidelijke Filippijnen. Zij gingen wel vrijelijk Maleisië in en uit langs de route door Sumatra die heel wat Indonesische gastarbeiders volgen. Samudra werd niet toevallig op die route opgepakt.

De coördinatoren hebben vaak een gelijkaardige achtergrond. Zij moeten het geld en de explosieven leveren en een teamleider voor de uitvoering van de operaties kiezen. Helemaal onderaan bevindt zich het voetvolk dat de doelwitten observeert, de wagens bestuurt en de bommen plaatst en pas kort voor de eigenlijke operatie wordt geselecteerd. Vaak zijn het jonge mannen uit de peasantrens, geleid door religieuze leraars die banden hebben met Pondok Ngruki of met de Darul Islam, lokale rebellieën uit de jaren vijftig die streefden naar de oprichting van een islamitische staat in Indonesië. De ideologie van de Darul Islam staat dan ook centraal in Sungkars leer, die daarnaast steunt op het concept van de jihad en op een opmerkelijk hevig antichristelijk discours.

De 'religieuze' conflicten op de Molukken en in Poso, Centraal-Sulawesi, in 1999 en 2000 waren voor JI dan ook een gedroomd rekruteringsplatform. Discussies over deze conflicten of de vertoning van video's waarop christenen moslims vermoorden, gingen vaak aan de rekrutering van nieuwe 'leden' vooraf. Meer nog, na een tijd van onderricht in Sungkars leer moesten de rekruten de jihad op de Molukken en in Poso 'in de praktijk' toepassen. JI-gelieerde moslimmilities leerden hen wapens hanteren en bommen maken en tijdens pogroms tegen christenen konden ze hun toewijding demonstreren.

Tot aan de bomaanslag in Bali in oktober was de belangrijkste motivatie voor aanslagen wraak voor moslimdoden. Bij de 'kerstavondaanslagen' van twee jaar geleden bijvoorbeeld probeerde het netwerk zowat gelijktijdig meer dan dertig bommen in kerken en bij priesters in elf Indonesische steden te laten afgaan. Negentien doden vielen daarbij en 120 gewonden. Het is onder meer over deze aanslagen dat het Indonesisch gerecht Bashir wil ondervragen, maar uit de analyse van ICG blijkt alleen dat hij misschien op de hoogte was van de plannen.

Toen deze conflicten afnamen, richtte de JI zich tegen de door de VS geleide oorlog tegen de terreur. Terwijl op verschillende plaatsen in Zuidoost-Azië aanslagen op Amerikaanse doelwitten werden verijdeld, bleken westerse jongeren die zich in een discotheek op Bali vermaakten, een makkelijke nieuwe prooi.

Indonesië boekte opmerkelijk snel resultaat in het onderzoek naar de Bali-aanslagen. Twee strategen en hun handlangers gaven na arrestatie al vlug hun betrokkenheid toe. Maar of de JI daarmee een gevoelige slag werd toegebracht, is een andere vraag. Hambali, de 'Zuidoost-Aziatische Osama bin Laden', blijft voortvluchtig. ICG pleit in elk geval voor de heropening van het onderzoek naar de 'kerstavondaanslagen'. Immers, sommige kopstukken wisten te ontkomen en het onderzoek werd al te haastig afgesloten. Alleen kleine vissen belandden achter de tralies.

Karel Depauw