Direct naar artikelinhoud

Een blanke, zwarter dan de zwarten

In De mensengenezer begeeft Koen Peeters zich tussen de linies van fictie en non-fictie. Deze onorthodoxe Congo-roman vol mystiek en magie drijft op de ritmiek van 'weggaan en terugkeren'.

Roman.

Een schrijver en zijn schriftjes. Het lijkt een anachronisme, nu ook de hedendaagse auteur zijn ingevingen verwoed op zijn iPhone tikt of inspreekt. Maar ze bestaan nog, de behoedzame notulisten die zonder hun cahiers reddeloos verloren zijn.

Koen Peeters (°1959) is zo'n specimen. Voor hij écht aan het schrijven slaat, omsingelt hij zijn onderwerp met lijstjes, krabbels, aantekeningen en details, vastgelegd in stevige Muji-schriften. Tot het begint te krioelen en de losse woorden samenzweringen aangaan. 'Mijn schrijven lijkt mij soms (...) een vorm van meditatie. Als ik de diverse feiten uit mijn onderzoek met elkaar verbind zie ik beelden voor me. Eerst flakkerend als een oude film, maar stilaan, stap voor stap, zie ik mijn personages zelf converseren en hoef ik alleen nog hun lippen te lezen', staat er ergens in De mensengenezer.

De laatste jaren trad er bijna sluipenderwijs een kentering op in de rijk geschakeerde romans van Koen Peeters. De volbloed ironicus en speelse verteller van Acacialaan (2001) of Grote Europese roman (2007) ruimde plaats in voor meer ernst, voor een schrander onderzoek naar waar we vandaan komen én waar we heen gaan. De speurtocht naar een roots en de spanning tussen stugge dorpsheid en het uitbreken naar de wijde wereld werden overheersende thema's bij Peeters.

Na zijn averechtse familieroman De bloemen (2009) - een liefdevolle terugkeer naar de Kempen - richtte hij zich in Duizend heuvels (2012) op Rwanda. In De mensengenezer begeven we ons van de Westhoek via Drongen en Heverlee naar de binnenlanden van Congo (én terug). Peeters zet de Congo-roman naar zijn hand, 'dat onbenullige genre, met avonturen van paters, jagers en ambtenaren, soms kinderlijk geïllustreerd, vol koloniale daadkracht en de hooggestemde roeping'. Niet verrassend, want Congo, 'dat land van troebele, verzadigde technocolorkleuren', dook al vaker op in Peeters' oeuvre.

Empathisch

Peeters reconstrueert in De mensengenezer het leven van Remi, een West-Vlaamse boerenzoon die het ouderlijk huis vaarwel zegt om zich bij de jezuïeten te voegen. Daar wordt hij bevangen door een onstelpbare hunkering naar Congo. Hij wil er 'mensen genezen'.

Peeters laat Remi zijn verhaal in de ik-vorm vertellen en kruist dat met hoofdstukken waarin een immer noterende schrijver op bezoek gaat bij de intussen oude Leuvense professor Remi, eminent antropoloog en psychoanalyticus. Hij wordt er erudiet onderhouden over Lacan, Lévi-Strauss en Freud. De professor steunt hem bij 'een scriptie-onderzoek' naar een krokodillenangstpsychose in de provincie Bandundu. Tot de schrijver ook naar Congo trekt, om er toch vooral de voetsporen van Remi te drukken. Peeters vermengt op die manier behendig fictie en non-fictie met elkaar. Overduidelijk herkennen we in Remi's belevenissen het parcours van KU Leuven-professor Renaat Devisch, aan wie de roman is opgedragen en met wiens levensloop Peeters 'in volledige vrijheid zijn gang mocht gaan'.

Remi groeit op als een sensibel jongetje dat aandachtig rondkijkt, 'zoekend, introspectief en fijnbesnaard'. Hij ergert zich aan het stugge zwijgen van zijn knoestige familie waarin elk geheim onder de mat wordt geschoffeld. Maar later zal Remi ook een trotse, sombere zwijger worden én vooral een vragensteller.

Peeters schetst in het eerste deel een mooi, empathisch fresco van het boerenbestaan, geritmeerd volgens de seizoenen en gedirigeerd door overgeleverde volkswijsheden, met het zondagse drinken van de mannen en de eeuwig rondspokende Eerste Wereldoorlog in de Westhoek. Vooral slurpt Remi van de orakels van zijn peetoom Marcel, als was het een godendrank. Met hem dwaalt hij langs WO I-kerkhoven en hoort hij het tragische verhaal van de zwarte soldaat Pius. Als een mantra zingt het rond in Remi's hoofd: 'Carabouya, Carabouya, alleman moet leven, wit en zwart, carabouya!'

In Remi ontspruit 'een behoefte aan radicale verandering', 'een vlucht vooruit' die hem naar de stad Popokabaka in de Congolese Kwango-provincie zal voeren. Hoe ontstaat een roeping? 'Ik moest het verdriet van de wereld repareren. Ik wilde eindelijk iets onbesmet en volmaakt doen.'

Na te zijn 'schoongespoeld door de soberheid' van de jezuïeten raakt Remi bezeten door 'het onbekende, onbereikbare Yaka-universum'. Wil hij 'een blanke zijn die zwarter wil zijn dan de zwarten', zoals een bisschop hem berispend toevoegt? Hij trekt zich terug in het dorp Yitaanda, 'een zelfgezocht, koortsig risico', om er ingehaald te worden als een weergekeerde geest. Uiteindelijk blijkt alles te draaien om 'weggaan en terugkeren'.

Bevreemdende spiegel

Koen Peeters toont zich in De mensengenezer een onvermoeibare verhalenverzamelaar. Als een uiterst kies amateur-antropoloog graaft hij diep in de mystiek van geestesverhuizingen, fetisjisme, trancesessies, duivelsinspraak en soms beangstigende rituelen. Niet om het zogenaamd zwarte, primitieve 'hart van de duisternis' in Afrika aan te duiden, nee, eerder om het scherp aan te wijzen in 'ons'.

Peeters houdt ons een bevreemdende spiegel voor, terwijl Remi naar voren treedt als een twijfelende ziel, graaiend in 'het onontwarbare': 'Wist ik wel wat ik daarginds ging zoeken? Misschien wel de daimonen, de boodschappers, 'mensen die heen en weer reizen, tussen het aanwezige hier en het niets dat zich ginder bevindt'.

Peeters geeft 'het onzichtbare en het onzegbare' in deze roman vrij spel. 'De kwade schaduw van de dood' waart voortdurend rond. Bij wijze van contrast tekent hij zijn relaas op in loepzuivere woorden, alsof ze op een petrischaaltje zijn gelegd.

Er schuilt een indrukwekkende hoeveelheid research in dit boek en af en toe zadelt Peeters ons op met te veel feiten over Yaka-maskers of etnologische studies. Daardoor vergt het tijd om in de cadans van dit ingetogen boek te komen. Tot je ontdekt hoe intelligent De mensengenezer is opgebouwd - zie maar hoe Peeters het verhaal van Remi perfect laat sporen met dat van de scriptieschrijver. Onthecht roept hij een vervlogen wereld op van kerstenende priesters en paters of van dorpssjamanen en gebedsgenezers, in confrontatie met het woelige, stuurloze Congo van nu.

Toch flakkert er vooral eerbiedige gevoeligheid op voor hoofdpersonage Remi. 'Ik voelde dat mijn persoonlijkheid herschreven werd. Als op een wit blad papier', stelt Remi vast.

Er wordt veel gezwegen én verzwegen in deze roman. Maar Koen Peeters is de klankentapper en liplezer die voorwerpen, plaatsen en mensen uiteindelijk laat spreken.