Direct naar artikelinhoud

Een wonderlijk jaar

GESCHIEDENIS. Was 1956 een uitzonderlijk jaar? Volgens de jonge Britse historicus Simon Hall wel, want in de hele wereld gebeurden dingen die de loop van de geschiedenis wijzigden.

Voorwaar een gedurfde stelling.

Om zijn stelling te bewijzen, reist Hall chronologisch een aantal gedenkwaardige gebeurtenissen achterna, op zoek naar de factoren van een mondiale zucht naar vrijheid en verlossing die in 1956 de kop opstak. Zijn reis voert hem van het diepe zuiden van de Verenigde Staten via Algerije, de Sovjet-Unie, de Goudkust en Cyprus naar Egypte, Zuid-Afrika, Cuba en Centraal-Europa (Hall blijft vasthouden aan Oost-Europa, een term die Polen, Hongaren, Tsjechen en anderen denigrerend vinden).

Hall betoogt voorts dat zijn boek een leemte vult. De jaren vijftig worden door zijn collega's-historici stiefmoederlijk behandeld. Een somber en saai decennium, zo is die tijd in hun geheugen gegrift. Hun redenering? De Tweede Wereldoorlog was pas voorbij, en de volkeren wilden eerst en vooral op adem komen.

Hall bestrijdt die mening. De wereld had niet alleen al zijn adem teruggevonden, de wereld besefte ook ten volle dat de idealen waarmee de overwinnaars van de oorlog ten strijde waren getrokken niet meer dan holle woorden waren. Zelfbeschikking? Vrede? Een leven zonder angst en armoede? Het waren stuk voor stuk loze beloften gebleken. De Europese mogendheden bleven zich aan hun koloniale rijk vastklampen, in Centraal-Europa stichtten de communisten samen met hun zogeheten volksdemocratieën een samenleving van terreur en onderdrukking, en in de Verenigde Staten en Zuid-Afrika verzetten de blanken zich met alle macht tegen gelijke rechten voor hun gekleurde medeburgers. Geen wonder dus dat 'onder diegenen die onderdrukt, verdrukt en uitgesloten waren, de lang opgekropte teleurstelling (...) tot een uitbarsting (kwam)'.

Momentopname

De these van Hall dat 1956 binnen die periode van tien jaar een omslagpunt was, klinkt aanlokkelijk, maar vertoont helaas een aantal gaten. Uiteraard heeft Hall volkomen gelijk als hij de 'geheime' toespraak van Nikita Chroesjtsjov op 14 februari op het twintigste congres van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie een doorslaggevende rol toedicht. De vernietigende aanval van de Eerste Secretaris op het beleid en de persoonlijkheidscultus van zijn voorganger Jozef Stalin leidde immers in de lente en de zomer tot een reeks zware rellen in Polen en in de herfst zelfs tot een heuse opstand in Hongarije.

Maar betekende 1956 daarom het begin van het einde van de marionettenregimes die Moskou in de zogeheten Oostbloklanden had geïnstalleerd? In 1953 was er in Oost-Berlijn al een opstand uitgebroken, Sovjettanks zouden in 1968 de Praagse Lente neerslaan en de communistische eenpartijstaten zouden nog tot het einde van de jaren tachtig in het zadel blijven.

Pieds-noirs

Ook andere dramatische ontwikkelingen probeert Hall in het korset van 1956 te snoeren. Zeker, de nationalisatie van het Suezkanaal door de Egyptische president Nasser was een onverwachte klap in het gezicht van de Britten en de Fransen. En de oorlog die het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk vervolgens uitlokten, die in diplomatiek en politiek opzicht in een regelrechte ramp uitmondde, toonde aan dat hun koloniale en imperialistische pretenties rijp voor de sloop waren.

Maar desondanks was 1956 slechts een momentopname in een gestage dekolonisatie. Als de Franse socialistische premier Guy Mollet op 6 februari Algiers bezoekt, zwicht hij weliswaar voor de belangen van de kolonisten, de zogenoemde pieds-noirs, maar zwengelt hij enkel een oorlog aan die al twee jaar aan de gang was.

Gelukkig is Hall een voortreffelijk verteller. Dat komt wellicht het sterkst naar voren in zijn bloedstollende relaas van de strijd tussen voor- en tegenstanders van de rassenscheiding in de Verenigde Staten. Hall vermijdt overigens parti-pris te zijn. Hij vlooit de gebeurtenissen nauwgezet na, selecteert aansprekende anekdoten, gebruikt diverse bronnen en drukt de lezer met zijn neus op feiten die door de jaren heen vergeten zijn of weggemoffeld werden.

Af en toe wordt wel duidelijk dat de eindredactie haastwerk heeft geleverd. Hoe vallen anders de foute jaartallen en het gebrekkige Poolse spellingbeeld te verklaren? Geen nood. Halls frisse en directe stijl en zijn openhartige ontrafeling van diplomatieke dubbelhartigheid, rauwe machtswellust en politieke blindheid voor het onblusbare verlangen naar vrijheid en gelijkheid van de mens zorgen er moeiteloos voor dat 1956 een meeslepend en bijwijlen aangrijpend boek is geworden.