Direct naar artikelinhoud

Draaierige nachttrein

Met een vol hoofd en benen die niet goed luisteren naar mijn commando's rol ik de trein in

Terwijl ik naar het perron loop, bedenk ik me eens te meer dat de nachttrein een uitvinding is van Beëlzebub. Een gele container gevuld met al wat onder hel tl-licht de nacht heeft uitgespuugd. Mensen die uit hun avond zijn gescheurd en nu totaal misplaatst op een bankje moeten wachten tot ze aankomen. Je weet nooit wat je gaat tegenkomen in de nachttrein, maar het is toch eigenlijk nooit een jonglerend Bambihertje, en veel vaker een enge schurftige zwerver die steeds op schoot probeert te klimmen.

De nachttrein is nuchter al niet echt een uitje in Bobbejaanland, in beschonken toestand is het allemaal nog ietsje erger. Mijn toestand in deze nachttrein is, om het maar eufemistisch te zeggen, draaierig. Met een vol hoofd en benen die niet goed luisteren naar mijn commando's rol ik de trein in. Vervolgens probeer ik een plekje te vinden waar het rustig is, en waar er bij voorkeur geen mensen kotsen, poppers snuiven of zich insmeren met chocopasta. Ik dwaal door volle coupés met slapende meisjes, waar de mascara in vegen onder de ogen zit, zoenende stelletjes en luidruchtige jongens.

Als ik een coupé door loop, zitten daar vier jongens. Ze hebben witte hemdjes aan en verbrande neuzen, iets wat, ik weet niet, heel typisch is voor zulke jongens. Ze hebben blijkbaar besloten dat de nachttrein net zo romantisch is als een zonovergoten heideweitje: ze picknicken met grote halveliterblikken bier uit hun tas. Als er een blik op is, slaan ze het hard tegen hun voorhoofd. Eentje zegt: "Ik weet niet, maar je kunt wel zeggen dat ik godverdomme teleurgesteld ben." Ik denk even na of ik naast ze wil gaan zitten (ik wil zo graag weten waarover ze teleurgesteld zijn) maar de groep doet me te veel denken aan een groep uitzinnige gorilla's - en ik ben geen Dian Fossey.

Ik ga in een rustiger coupé zitten en stel tevreden vast dat er alleen maar beschaafde mensen om me heen zitten. Ik verstuur een sms'je, waarbij ik hard één oog dichtknijp om de lettertjes te kunnen lezen (ze lijken op een polonaise dansende mieren) en probeer daarna of ik het sms'je weer ongedaan kan maken - nooit dronken sms'jes sturen. Ook nooit 'draaierig' sms'jes versturen. (Nog iets waarom een nachttrein in deze toestand gevaarlijk is, er is opeens zoveel tijd te overbruggen dat je rare dingen kunt gaan doen: mensen opbellen, kijken of je een tekening op je eigen voorhoofd kunt maken met een waterproof marker, of vrienden maken met de uitzinnige gorilla's (ze hadden wel bier) en dan erachter komen dat je met ze mee bent gereisd tot Helmond, waar je dan maar in hun boerderij blijft slapen en uiteindelijk kiest voor een carrière als geitenboerin.

Daarom nestel ik me als een opgevouwen koala tegen de muur aan. Stilte. Naar buiten kijken. Huizen gaan voorbij. En terwijl ik hobbelend en bobbelend door de donkere nacht rijd, kijk ik naar buiten, voel ik me langzaam slaperig worden. Ik doe even mijn ogen dicht. Even maar. Heel even.

Het volgende moment maakt een conducteur me wakker. "Mevrouw, wakker worden, we zijn er." Totaal gedesoriënteerd en verward kijk ik hem aan. Om me heen kijkt iedereen naar me en lachen mensen zacht. Ik voel dat we stil staan. "Dank je", stamel ik, en ik wil dat ik een soort handdouche bij me heb voor zulke situaties. Met een hoofd vol watten en andere pluizige dingen (babykonijntjes) loop ik naar buiten. Iemand uit mijn coupé loopt voor me, en kijkt even gniffelend om naar mij. "Sorry", zeg ik, "maar wat is er gebeurd? Waarom lach je?" Hij gniffelt weer en zegt met een slaperige stem: "Mama... nee mama, nog heel even. Nog heel even, mama, alsjeblieft?"