Direct naar artikelinhoud

We're only in it for the money

Jean Paul Van Bendegem is als hoogleraar logica en wetenschapsfilosofie verbonden aan de Vrije Universiteit Brussel

De beruchte te Wetteren gestreden aardappelveldslag heeft, wat men er ook van moge vinden, wel in die zin zijn doel bereikt dat zich een redelijk goede discussie in de media heeft ontwikkeld omtrent wetenschap, industrie en maatschappij. Zo wist deze krant te melden dat 15 procent van het wetenschappelijk onderzoek vanuit de industrie en verwante sectoren wordt gefinancierd. Is dat erg of is het juist te weinig? Een bedreiging of een redding?

Het kan geen kwaad om met een bijna triviale opmerking te starten: het zou vreemd zijn als er geen relaties waren tussen het wetenschappelijk bedrijf en de maatschappij. Stel dat het zo was, dan kon je evengoed alle wetenschappers naar een eiland verhuizen en ze daar laten verhongeren, want dat is wat er zou gebeuren. Waar de discussie over gaat, is de aard van die relaties. Met wie en onder welke voorwaarden wordt er samengewerkt? Een tweede vaststelling is bijna even triviaal: zelfs als we ons beperken tot drie hoofdpartners - wetenschap, industrie en overheid - dan is het meteen duidelijk dat de belangen van deze drie entiteiten niet dezelfde zijn - de wetenschapper wil doodgraag van alles en nog wat onderzoeken zonder door wie ook gehinderd te worden, de industrie wil winst maken (zoals André Oosterlinck in deze krant duidelijk heeft gesteld) en de overheid wil een beleid voeren zodat ze herverkozen kan worden. En in heel wat gevallen zijn ze strijdig met elkaar.

Naïeve kijk

Hieruit volgt nog niet dat het bestaan van dergelijke relaties negatief moet zijn, maar wel dat je continu belangenconflicten mag verwachten. De kwestie wordt dan om uit te maken welke de machtsrelaties zijn tussen de verschillende partners om in te zien wie meer of minder impact heeft op de besluitvorming. De terechte bezorgdheid van velen, die ik deel met hen, is dat de impact van de industrie zwaarder weegt dan die van overheid en wetenschappelijk bedrijf bij elkaar. Nog niet zo lang geleden gaf op deze pagina's Wim Distelmans het voorbeeld van de farmaceutische industrie, die de verspreiding van goedkope, generische geneesmiddelen niet ziet zitten wegens te lage winstmarges. Het helpt uiteraard ook niet dat vele wetenschappers er een uitgesproken naïeve kijk op nahouden als het gaat om de relatie tussen hun onderzoek en de maatschappij. Dit is geen verwijt, maar moet sociologisch verklaard worden door te kijken naar de wijze waarop wetenschappers strikt binnen de eigen discipline worden opgeleid en door hyperspecialisatie behoorlijk van de wereld vervreemd geraken. Tot het punt dat wat in wezen toegepast onderzoek is toch wordt gezien als fundamenteel onderzoek.

Maar, zal men opmerken, de overheid gaat toch ook niet vrijuit? Onderzoek dat door de beleidsinstanties van dit land wordt besteld, wordt toch evenzeer beïnvloed. Denk maar terug aan de hele heisa omtrent criminologe Marion Van San met haar beruchte onderzoek over allochtonen en criminaliteit. Het antwoord is uiteraard ja want, zoals reeds gezegd: belangen van wetenschap en overheid zullen ook vaak strijdig zijn, zeker als de overheid een doorslagje wordt van de industrie door het huldigen van het principe van de drie K's: (van) kennis (en) kunde (naar) kassa, zoals ooit beleden door Patricia Ceysens, toen ze minister was in de Vlaamse regering voor Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel. Is dat geen verrassende combinatie? Of juist niet?

Gezond wantrouwig

Leidt dit alles niet tot doemdenken? Vandaag 15 procent, morgen 30 procent of meer? Ik panikeer nog niet, omdat diezelfde overheid voorlopig nog altijd probeert een deel van het fundamenteel onderzoek te vrijwaren, voornamelijk via het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek in Vlaanderen (FWO-Vlaanderen). Onderzoekers in humane en sociale wetenschappen kunnen hier gelukkig nog aan de bak komen, maar de toestand kan snel veranderen. Het jaarboek van het FWO laat zien dat van 2010 naar 2011 de betoelaging met anderhalf miljoen euro is gedaald. Minister Lieten heeft wel een inhaalbeweging ingezet, maar het grootste gedeelte van dat geld, grofweg 55 van de 65 miljoen euro bedoeld voor onderzoek, gaat niet naar het FWO, en zelfs van de tien overblijvende miljoenen gaat een gedeelte naar niet-fundamenteel onderzoek. Dus, neen, doemdenken nog niet. Maar bezorgd ben ik wel, en dus zeer gezond wantrouwig.

Coda voor de jongeren onder ons: de titel van deze bijdrage verwijst naar een elpee van Frank Zappa, die bedoeld was als een (geslaagde) parodie op Sergeant Pepper's van The Beatles. De Fab Four, die in een andere tijd- en ruimtedimensie leken te vertoeven, waren voor Zappa evengoed slimme, rijke ondernemers die de marktmechanismen foutloos wisten te bespelen.