Direct naar artikelinhoud

Omtrent omaatje

Een bijzondere vrouw, 'omaatje'. Geboren in de jungle op Java, gestorven in een serviceflatje in Nederland. Genkenaar Michaël Olbrechts (26) baseerde er zijn debuut De allerlaatste tijger op. Handig, vooral als je naast bachelor in de geschiedenis ook stripauteur bent. Of net niet?

In de zomer van 1996 maken vier kinderen vanuit Genk een autorit naar Oosterbeek, Nederland. De vader houdt drie uur lang zijn kroost bezig met een verhaal over zijn 'omaatje', een kranige, bijna honderdjarige die het merendeel van haar leven op Java woonde en noodgedwongen naar Nederland moest terugkeren na de Japanse invasie van 1942 en daaropvolgend de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd van 1945. Een van die kinderen was de nu 26-jarige Michaël Olbrechts. Het voorval op de achterbank, de geschiedenis van zijn 'omaatje', zijn vader die onafgebroken te kleurrijk vertelde. In 2013 studeerde hij met dat verhaal af aan aan het Brusselse Sint-Lukas. "Inhoudelijk is dit album identiek aan wat ik toen aan de jury presenteerde, enkel grafisch paste ik wat aan."

Sappige verteller

"Geschiedenis interesseerde me sowieso, extra boeiend was het om te duiken in je eigen familefamiliegeschiedenis te duiken. Die bleek ook nog eens goed gedocumenteerd omdat de moeder van omaatje een relatief bekende kruidengeleerde was in Nederlands-Indië. De uiteindelijke insteek vond ik enkele weken later toen ik toevallig een filmpje tegenkwam met beelden uit de jaren dertig van de allerlaatste Tasmaanse tijger. Die tristesse daarrond raakte me. Nooit eerder had ik een definitief eindpunt zo duidelijk gevisualiseerd gezien. Ik besliste toen dat als uitgangspunt te nemen: mijn omaatje als laatste overlever van haar generatie, die merkt dat mettertijd alles en iedereen uitsterft.

"De contrasten tussen het gezin van omaatje in het begin van de twintigste eeuw en het gezin van de verteller aan het einde van diezelfde eeuw, vond ik ook interessant, omdat zo duidelijk wordt hoe snel de wereld veranderd."

De allerlaatste tijger, de waargebeurde geschiedenis van de Nederlandse kant van zijn vader, kende een meevaller. In 1976 nam zijn vader als jonge snaak voor een schoolproject een interview af met zijn oma, waarin zij honderduit vertelde over haar leven op Java. "Die teruggevonden cassette bleek een zegen voor het verhaal. Maar het gaat natuurlijk niet enkel over Java, het is universeler: over een gezin dat door omstandigheden uiteenvalt en een thuis zoekt."

Olbrechts verkiest de term semiautobiografisch, "want hoewel ik de echte gebeurtenissen en namen hanteer, heb ik de personages die ik nooit heb gekend naar goeddunken ingekleurd".

"De lange autorit naar Nederland en het bezoek aan omaatje - ik was toen twaalf, mijn omaatje stierf dat jaar - is wel persoonlijker. Maar het enige dat ik mij daar van herinner is dat we versteld stonden van hoe oud ze eruit zag en hoe groot haar oorlellen wel waren. (grijnst) En wij zaten effectief met vier opeengepakt op de achterbank, terwijl mijn vader de sappige verteller was die ons op die leeftijd al bestookte met weetjes over Bertold Brecht en Schubert - terwijl wij enkel Bassie en Adriaan kenden. Er is dus meer uit mijn jeugd ingeslopen dan oorspronkelijk gepland was. Erg fijn om via die achterbank terug te keren naar die zorgeloze tijd, toen we nog echt nieuwsgierige jonge hondjes waren."

Inspiratie in hoekjes

Stellen dat het onderwerp hem zo interessant leek vanwege zijn studies aan de KU Leuven, klopt niet helemaal, meent Olbrechts. "Dit boek kwam er eerder ondanks mijn studies. Ik heb inderdaad een bachelor geschiedenis, maar mijn gezonde interesse kreeg na het afstuderen een stevige deuk door de eindeloze stroom aan feiten en data, toegespitst op het kortetermijngeheugen. Achteraf gezien bleek ik vooral geboeid door de oorzaken van verhalen."

Van een plotse carrièreswitch is ook al geen sprake. "Ik wilde als kind al striptekenaar worden, gaf mijn spreekbeurt zelfs over Jan Bosschaert terwijl klasgenoten het hadden over het jachtluipaard. Later, aan de unief, leverde ik nog wel cartoons voor Veto, maar de wake-up call kwam toen ik in die periode een interview las met Brecht Evens, met wie ik nog op school had gezeten. Ik voelde dat ik mijn tijd op de unief aan het verdoen was en besloot naar Sint-Lukas te gaan."

Daar kreeg hij hulp van Ilah en later ook Stedho. Olbrechts zegt geïnspireerd te zijn door de stijl van Randall C. en Quentin Blake, "terwijl mijn mond ook openvalt van graphic novels als Portugal van Cyril Pedrosa of Blast van Larcenet. Maar eigenlijk beïnvloeden alle goede verhalen me. Een nummer van Jacques Brel, een film van de Coen Brothers, een YouTube-filmpje van een tijger in een hok... Inspiratie zit soms in een klein hoekje."

Zijn volgende strip wordt een kortverhaal voor de stripbundel Brussels in Shorts 2. "Dat speelt zich af in de jaren vijftig. Inderdaad, de geschiedenis laat me nog niet los."

De allerlaatste tijger van Michaël Olbrechts is verschenen bij Oogachtend.